Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. M. te A.
doet enkele vragen over Jona s gaan naar Nineve en de bekeering der Ninevieten.
Het boek Jona neemt onder de boeken der Heilige Schrift een eigen plaats in. Het is historie, die tegelijk profetie is. niet alleen in woorden, maar hier ook in de daden en handelingen Gods met Jona, Christus zelf heeft dan ook Jona een teeken genoemd.
Zoo wil ook gezien worden het gaan of liever, het gezonden worden van Jona naar Nineve. In de relatie die God met Nineve zoekt, blinkt uit de barmhartigheid Gods, zooals die straks in den Christus zou uitgaan tot de gansche wereld en niet alleen, gelijk Jona meende naar Israël.
Tegelijk ontwikkelt zich hier dan met profetisch perspectief, de botsing tusschen den mensch en God, omdat de mensch voor deze zoekende barmhartigheid Gods geen oog heeft. De onwil eerst en de bitterheid van Jona later doen ons diep in het hart van den dwazen mensch lezen Zijn hart is niet zoo ruim als Gods hart
Nu moeten wij niet, gelijk mijn vrager zouwillen zeggen, dat er dan toch in Nineve wel waarachtige bekeering geweest zal zijn, daar anders Jona’s tocht tevergeefs geweest is.
Het eene behoeft hier niet uit het andere te volgen.
Nineve’s bekeering is van voorbijgaanden aard geweest, een tijdelijke massale volksbekeering. Zeker is zij te zien als vrucht van Jona s prediking, meer nog hier is vrucht van des Geestes werking door het Woord. Maar dan een werking in alge- meenen zin, waarbij er komt een aangegrepen worden door het oordeel welk aangegrepen zijn dan tijdelijk remmend werkt op de uitleving van eigen zondig leven Hier is ook wel droefheid, echter niet die naar God, die een onbrouwelijke bekeering tot zaligheid werkt.
Er is bezorgdheid over het vergaan alleen. 3 : 9 En in vers 10 lezen wij, dat God hum werken zag, dat zij zich bekeerden van hun boozen weg. Achter dit alles lag niet de bekeering des harten, zooals de Heere die elders eischt als het heet: scheur Uw hart en niet uwe kleederen.
Dat in Matth. 12:41 toch deze bekeering der lieden van Nineve ten voorbeeld gesteld wordt aan de Joden verandert daaraan niets.
Ten voorbeeld wordt niet gesteld de waarheid, maar de gewilligheid in deze verandering getoond, Jona kwam en de verandering begon zich te voltrekken Christus daarentegen kwam tot zijn eigen volk en men haatte Hem. Zoo zullen de mannen van Nineve getuigen zijn tegen een zich verhardend geslacht.

Dezelfde  ;
doet een vraag over de schijnbare tegenspraak tusschen de uit spraken der schrift, waarbij dan gezegd zou worden, dat de aarde het vaste middelpunt van het heelal is en b.v. de zon zich beweegt en de beweringen der wetenschap, dat het omgekeerde het geval is. Over deze zaak is reeds menigmaal gesproken en geschreven. Een enkel woord daarom, onzen Br., ter wille.
Voor ons moet vaststaan, dat de Heilige Schrift als de openbaring Gods. niet over alles spreekt, wat in deze wereld gevonden wordt. Zoo geeft zij ons ook niet. wat men noemt, een wereldbeeld, d.i. een beschrijving van de wijze, waarop in het heelal de verschillende planeten en sterren zich verhouden tot elkander en tot deze aarde of tot de zon.
Ten dezen plaatst de schrift zich op het standpunt van den gewonen beschouwer. Zooals wij de dingen zien schijnt het dat de zon op en ondergaat. Wij spreken dagelijksch ook alzoo. Toch zeggen wij daarmede niet, dat bij nauwkeurig onderzoek de zaken soms niet anders kunnen staan.
Zoo ook de schrift.
Zij geeft ons geen wereldbeeld, evenmin als zij ons een beschrijving van het menschelijk lichaam geeft. Dat is haar strekking niet. Zij is geen afkondiging van astronomische of medische waarheden. Zij is waarheidsen heilsopenbaring aan een verloren wereld en mensch. Als zoodanig is zij principieel en grondleggend. B.v. over de vraag van den oorsprong der dingen geeft zij wel licht, al laat zij verder het naspeuren van het hoe der schepselen over aan den vorschenden menschengeest.
Daarin is de mensch vrij. Wel stelt God in zijn Woord hem den eisch, dat hij met zijn onderzoekingen in God eindige. Komt hij daar niet dan zondigt hij ook in zijn wetenschap en zal zij herziening behoeven. Ware wetenschap zal in God moeten eindigen. In dezen is de schrift absoluut.
Wil men dit bevooroordeeldheid noemen, goed.
Dan is het een bevooroordeeldheid, een gebondenheid, die de mensch nú, als gevallen schepsel noodig heeft. Het bedrogen hart zou zijn hoofd anders ter zijde afleiden.
Zóó heeft de schrift gezag voor de Wetenschap, en niet in den zin, zooals mijn vrager dat schijnt te willen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1936

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1936

De Wekker | 4 Pagina's