Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ambtelijke bediening van Christus in de gelovigen (22)

Bekijk het origineel

De ambtelijke bediening van Christus in de gelovigen (22)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzoo hebben wij dus nu verstaan, dat het vluchten tot Christus, diep geschouwd, ten slotte niet ontstaat uit het zien van onze ellende; maar uit het zien van Christus, het zóó zien van Hem, dat ik niet van Hem afblijven kan. Het zien van mijn ellende zou mij veeleer doen verwanhopen: zou mij veeleer van Hem doen wegvluchten. Maar Christus ontsluit zóó lokkend en gaande-makend al Zijn beminnelijk schoon voor het zielsoog, dat de ziel het niet langer kan en durft bestaan om van Hem weg te blijven.
Hij plaatst zich zoo voor de zielepoort, en begint daar zóó zijn geestelijk minnelied te spelen, dat de ziel wel opstaan moet, en (door de invloeden des Geesten bewogen) de poort ontsluiten; dat Hij inkome om Avondmaal te houden met haar, en zij met Hem, De bruid roept uit: „mijne ziel ging uit van wege Zijn spreken”, (Hooglied 5), Merk hierbij nu nog op, hoe er van tweeërlei geestelijke kussing sprake is. „Kus den Zoon” (Ps. 2).
En: Hij kusse mij met de kussingen zijns monds, (Hooglied 1).
In het eerste is sprake van de kus des geloofs; in het tweede van de liefdesuitlatingen van den Heere Jezus zelf tot de ziel.
Het tweede volgt op het eerste, naar orde van zaken en tijdsbepaling. Beide zijn noodzakelijk en zalig in de bevinding. Het moet een wederzijdsche persoonsbetrekking worden.
Hoe concentreert zich in dit stuk: de priesterlijke functionneering Christi in de geloovigen. In al deze genoemde zielswerkzaamheden nu, die ontstaan uit de priesterlijke bediening Christi in het stuk der verlossing, is bijzonder aan te merken, hoe het bij dit alles er om gaat, dat de ziel den Persoon des borgs moge ontmoeten en omhelzen in de armen des geloofs. Het gaat om den persoon des borgs zelf. Evenals het Hem gaat om uw persoon. De liefde die uit deze priesterlijke bediening functionneert kan dan ook niet anders dan met die persoonsontmoeting en gemeenschap tevreden zijn.
Alle liefde toch dien naam waard, heeft twee hoofdelementen in zich. Het is de gezindheid ten eerste, waarbij wij gevoelen een gemis, een incompleetheid in ons zelf, zoolang wij in onze apartheid ons bevinden. En ten tweede, dat er een ander is in gemeenschap en vereeniging met wien onze persoon zich tot rust en voldoening voelt gebracht, waardoor wij als ‘t ware onze persoon eerst „af” gevoelen; waarin wij, om zoo te zeggen, onszelf worden in verrijking des levens.
Wij zien dit reeds afgeschaduwd in de gekuischte liefde tusschen menschen onderling. In het geestelijke en hemelsche huwelijk met Christus is dit ten hoogste, absoluut en volkroond.
In de ware genade is alzoo de Persoon van Christus de hoofdzaak, waar het de bekommerde ziel om te doen is. Geen weldaad van Hem in de eerste plaats, maar zijn persoon. En dan uit zijn persoon de weldaden. Gesteld al, dat wij de weldaden konden deelachtig worden, maar zonder zijn persoon, het zou der ziele ongenoegzaam zijn.
Het is hier als in het natuurlijke huwelijk. Eerst met de huwelijkssluiting zelve wordt men in volle rechten en plichten gesteld.
En die huwelijkssluiting is geen gezindheid of relatie, of iets dergelijks zonder meer; maar een wezenlijke persoonsverbinding, waarin twee, tot een worden, en zonder dat toch een van beiden zoek raakt, of opgelost wordt. Christus blijft alzoo Christus; en de ziel in zichzelf de ellendige, arme en verlorene; maar dit geestelijk huwelijk is in gemeenschap van goederen. Het hare neemt Christus over; en het Zijne ontvangt zij. Christus in deze persoonsvereeniging werkt een gestalte, zijn gestalte in de ziel. De bruid gaat zijn beeld dragen. De ongeschapen liefde en de geschapen liefde ontmoeten hier elkaar tot een ingeleid worden in de binnenkameren des Konings.
Dan is het niet slechts een liefdezaligheid alleen uit schuldvergeving, maar tevens, omdat die heerlijke Persoon Christus uit zijn eeuwige rijkdommen de ziel verrijkt tot verzadiging van vreugde in God — met name in gebed, meditatie en zelfbeproeving, (oratie, meditatie en tentatie) de drie hoofdelementen der godzalige mystiek. Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen. Hier wordt gesmaakt het vette van uw kruis, hier maakt de volle beek van geestelijke wellust der zalige Godsgemeenschap elk in liefde dronken.
Ik zeg de zalige Godsgemeenschap; want in Christus wordt de ziel dan weer met den Drieëenigen God Jehovah in onlosmakelijke gemeenschap gebracht. Zij smaakt bij oogenblikken dan wel eens het God door God kennen, bezitten, genieten, verheerlijken; het geestelijk beleven van mijn leven is met Christus verborgen in God.
De verbintenis of vereeniging met Christus, is eene die in enkele bijzondere zielseigenschappen zich openbaart.
Dit een volgende maal D. V.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Wekker | 4 Pagina's

De ambtelijke bediening van Christus in de gelovigen (22)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Wekker | 4 Pagina's