Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zal wel niet veel gebeuren, dat een Redacteur van een „medewerker” het verzoek ontvangt een .ingezonden” te plaatsen.
Ik heb geen enkel bezwaar om dit stuk op te nemen, te meer niet, omdat ik, wat Ds. Salomons „supra” noemt, onmogelijk als supra kan aanmerken. Ik heb met Ds. Salomons zeer broederlijk gesproken, en wij kunnen elkander best begrijpen. Wel heb ik hem gezegd, dat ik liefst gezien had, dat hij dit stuk in „De Wekker” had geschreven, en niet eerst in „De Saam-binder”. Echter wil ik ook voor zijn zienswijze ruimte open laten.
Het zij mij vergund hier en daar een kleine opmerking te maken die ik door nummers zal aangeven, opdat al onze lezers begrijpen, hoe dicht ik bij Ds. Salomons sta. Want, laat ik het hier maar rond en eerlijk uitspreken: als dit supra is, wat Ds. Salomons hier beschrijft, dan ben ik ook supra, en dan is onze belijdenis ook supra.
Zie hier nu het ingezonden stuk:

Hooggeachte Redacteur!
Gaarne zou ik eenige ruimte van de Wekker gereserveerd willen zien voor het onderstaande.U bij voorbaat dankend voor uw inwilliging van mijn verzoek. In de Saambinder van 25 Maart kwam voor een „ingezonden” van mij, waarover sommigen onder ons zich verbaasd hebben. Afgedacht van den inhoud van dat „ingezonden” hebben zij gevraagd: „hoe komt Salomons er toe in het Correspondentie-blad der Geref. Gemeenten een ingezonden te laten plaatsen? Deze verbaasde vragers wil ik gaarne van antwoord dienen. Als supralapsarier (ook door wat thans week aan week in de Wekker staat niet aan ‘t wankelen te brengen) leverde Efeze 1 : 4 altijd eenige moeilijkheid voor mij op. Nu had ik mij tot onze Professoren kunnen wenden omtrent de verklaring van opgemelde tekst, maar m.i. was ik dan net als iemand, die naar den bekenden weg vraagt. Ik weet wel,hoe onze infralapsariers dezen tekst uitleggen .Maar ik wist niet, hoe een supra-man als Ds. Kersten over Efeze 1 : 4 denkt. Daarom heb ik mij tot den Redacteur van de Saambinder gewend en diens meening gevraagd. Daarop heeft Ds. Kersten mij zijn gedachte medegedeeld, welke mededeeling eindigde met het verzoek hem eens te melden of ik het met hem eens was.
Aangezien dat in hoofdzaak zoo was en ik toch alle mogelijke misverstand wilde voorkomen heb ik in een „ingezonden” mijn meening weergegeven.
Ik heb dat niet zoo’n beetje stiekum gedaan, maar met volle onderteekening.Tot op den huidigen oogenblik ben ik mij niet bewust daarmee iets onbehoorlijks te hebben verricht. En hier volgt nu voor wie er belang in stellen dat „ingezonden” van mij uit de Saambinder:

„Uw vraag in de „S.” aan het eind van uw beschouwing over Efeze 1 : 4 zou ik liefst wat uitvoeriger willen beantwoorden, dan met een simpel „ja”. Daarom ben ik zoo vrij mijn beschouwing over de bekende kwestie in het kort u mee te deelen.
De oorsprong van het geschil, infra, supra, ligt naar ik meen in de beschouwing van de verhouding tusschen Goden de zonde. (I).
Sommige infralapsariers uit de 16e eeuw meenden, dat Gods raad wel over de zaligheid des menschen ging, maar eigenlijk niet over den zondeval des menschen. Bij den val sprak men dan ook het liefst over Gods voorwetenschap en men hing de m.i. zeer matte gedachte van z,g. toelating aan. Ik voor mij zou mij in zulk een beschouwing geheel niet kunnen vinden. M. i. leert de Heilige Schrift duiden (II).
delijk, dat èn verkiezing èn verwerping een daad is louter van Gods souverein welbehagen. (III)
Later is, zooals u weet, een uitgewerkt systeem gekomen omtrent infra en supra, waarin op den voorgrond trad de orde der verschillende besluiten Gods. De dingen, zooals ze in God zijn gedacht, laten echter niet toe te spreken van eerste, tweede en derde besluit, omdat er in Hem geen opeenvolging van oogenblikken is. Maar als het supra niet mag spreken van eerste en tweede en derde, dan mag toch ook het infra dit niet doen. En dan geloof ik, dat de gedachte van het supra toch de meest Schriftuurlijke is, omrede zij verkiezing en verwerping uit het souverein welbehagen ziet opkomen, werken en doel bereiken ter verheerlijking Gods.
Wel zult u het ongetwijfeld met mij eens zijn, dat de verkiezing in de Heilige Schrift niet slechts in abstracto, maar veeleer in concreto ons geopenbaard is (ook de verwerping), n.1. in verband gebracht wordt met onze menschheidsgeschiedenis en de geschiedenis des heils.
De Heilige Schrift spreekt nu eens over Gods eeuwig welbehagen meer a priori, d.i. de lijn van boven naar beneden, laat ik het even supra noemen en dan meer a posteriori, d.i. de lijn van beneden naar boven, zeg infra, doch ze scheidt deze lijnen niet. (IV).
Nooit zou het spreken over verkiezing a posteriori, dus van achteren naar voren, vanuit de geschiedenis des heils, zin hebben, als er niet eerst is de lijn van boven naar beneden, dus a priori gedacht, van God uit, priori gedacht, van God uit.
Nu staat het supra met beide voeten op de lijn van het a priori, terwijl het infra meent meer oog te moeten hebben voor de andere lijn. Ik zeg niet, dat ze de eerste lijn, loslaat, want dan bracht ze zichzelf om hals, verloor den vasten bodem onder de voeten. Zoo willen het trouwens in onze kerk de infralapsariers ook niet.
Bogerman, een volbloed supra-man heeft men wel eens verweten, dat hij voor die tweede lijn geen oog had, maar dit is niet waar, want in zijn sententiae zegt hij o.m.: ......als zoodanig kan gezegd, dat wij als ellendige, verdoemelijke zondaren in Gods Zoon zijn uitverkoren. Mij dunkt u aanvaardt met mij opgemelde uitspraak en toch meen ik, evenmin als Bogerman, daarmee het supra-standpunt te hebben verlaten. (V).
Wat Ezefe 1 : 4 aangaat, ja daarover zou heel wat te zeggen zijn. Ik ben tot deze conclusie gekomen: we zien, ook in Ezefe 1 :4 eerst de lijn van boven naar beneden, dus louter welbehagen in Christus, maar als we verder lezen over het middel, dat God gebruikt om de verkiezing te realiseeren, lees vers 6: „begenadiging in den Geliefde”, dan vinden we hier de andere lijn, of nog beter gezegd, dan zien we die eerste en allesbeheerschende lijn, die neerdalende lijn ombuigen naar boven, lees vers 6 en 9: „welbehagen naar Zijn wil”.....hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelve”. Moge deze tekst al niet bij uitstek bewijsgrond voor het supra zijn, of het infra nu zooveel doen kan hiermee begin ik sterk te betwijfelen. De verkiezing is een verkiezing in Christus als het Hoofd der gemeente of nieuwe menschheid. Deze verkiezing beheerscht volkomen het genadeverbond, zoowel naar constitutio als con-ventio, d.i. wezen, inhoud en beleving. (VI.)
En wat onze belijdenisschriften betreft? Op de Dordtsche Synode werd terwille van de eenvoudigen in de canones niet systematisch wetenschappelijk geredeneerd; (VII)
De canones zeggen de dingen omtrent verkiezing en verwerping meer redeneerend a posteriori dan a priori, maar sluiten daarom de supralapsarische voorstelling toch geenszins uit, Als onze belijdenis voor de volle honderd procent infra was zou zij hebben moeten zeggen: God heeft van eeuwigheid verkoren degenen, die Hij voorzag, dat zij zich in ‘t verderf zouden storten. (VIII)
Maar het object der praedestinatie wordt in de belijdenis niet nader gedefinieerd.
Misschien illustreert zich in de redactie van de canones ook iets van de vrees onzer vaderen voor de carricatuur-voorstelling, welke de Arminianen vóór en óp de Dordtsche Synode gaven van het supra gevoelen (IX).
Infra en supra behooren m.i. in de kerk niet tegenover elkander te staan, kunnen elkander in het evenwicht houden. Daarom moet het infra ook nooit zeggen tot net supra: „Nu, ja, ge wordt nog geduld. maar ...............??”
Want dan heeft het supra het volste recht om te zeggen: „gij, infra moet toch omtrent Gods motief van verkiezing en verwerping bij mij weer terecht komen, n.l. om Gods eeuwig welbehagen te erkennen, wilt ge niet den weg opgaan, die u zou voeren in de armen van „Armijn”. (X).
Inmiddels u dankend voor de verleende plaatsruimte, verblijf ik met br. gr. en heilb.

Ds. G. Salomons

1. Ik zie het nog wat verder, en meen, dat dit verschil ligt in het object der praedestinatie, en dat is nog wat anders, dan in de verhouding tusschen God en de zonde.
2. Neen, ik zou mij in zulk een beschouwing ook niet kunnen vinden, maar dat is niet infra, maar ethisch, (van Oosterzee bijv.)
3. Volkomen mee eens.
4. Dit noem ik maar niet „even supra” en dan later „zeg infra” maar dit is niet anders, dan het probleem van eeuwigheid en tijd, of van idealiter en realiter, dat met infra en supra m.i. niets heeft uit te staan.
5. Bogerman een volbloed supra-man te noemen is al te gewaagd. Ik wil er alleen op wijzen, dat art. 15 Dordtsche leerregels hoofdstuk I bijna letterlijk van Bogerman is, en de kleine wijziging, die in het voorstel van Bogerman aangebracht is, doen aan de zaak zelf niets af.
6. Ja inderdaad: de verkiezing beheerscht het genade verbond, gelijk de Raad Gods alles beheerscht. Maar ook dit is niet supra.
7. Deze zienswijze, dat in de belijdenis en dus in de Canones niet systematisch-wetenschappelijk wordt geredeneerd, zou ik niet gaarne onderschrijven. Zie mijn brochure: Dr, Kuyper en de sluimerende wedergeboorte blz. 37—39.
8. Ik zeg hier: de belijdenis is voor de volle honderd procent infra en daarom leert zij niet: God heeft van eeuwigheid verkoren degenen, die Hij voorzag, dat zij zich in ‘t verderf zouden storten.
9. Ja, de Caricatuur der Armianen moet ons geen parten spelen.
10. Ik kom niet bij het supra terecht, wanneer wij naar de gereformeerde belijdenis onderschrijven, dat de grond van verkiezing en verwerping is Het eeuwig welbehagen Gods. Art, 15 Dordtsche leerregels hoofdstuk I leert uitdrukkelijk, dat het besluit der verwerping is naar Gods gansch, vrij, rechtvaardig, onberispelijk, en onveranderlijk welbehagen.
11. Ten slotte ben ik blij, dat Ds. Salomons dit schrijven tot duidelijkheid heeft willen brengen, en dat hier inderdaad geen verschillen zijn.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Ingezonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1937

De Wekker | 4 Pagina's