Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. v. P. te Z. vraagt: Heeft God in den beginne de schepping anorganisch of organisch geschapen?
Voor wij in het Woord Gods, zooals dat in Genesis 1 voor ons ligt, een antwoord zoeken, zullen wij ons goed moeten realiseeren dat het karakter van de openbaring Gods een gansch bizondere is. Zij beoogt niet als uiteindelijk doel een wetenschap omtrent het geschapene, maar kennis en bovenal vreeze des Heeren. Daarom zal op vragen als bovenstaande altijd heel moeilijk een antwoord te geven zijn met een rechtstreeksche uitspraak der Schrift.
Daar komt bij dat de Schrift altijd heel sterk de schepping als een éénheid ziet. De later opgekomen natuurwetenschappelijke onderscheidingen zijn haar vreemd Alles, het organische, zoowel als het anorganische, toont het merk eens Scheppers, zoo gunstrijk als almachtig. Dat is het ook wat Gen. 1 ons allereerst zeggen wil: De Almachtige God is Schepper van alles. Wanneer Gen. 1:1 zegt: In den beginne schiep God den hemel en de aarde, wijst dat voor den oorsprong van alles naar den Schepper, Het is alles uit en door Hem.
De vraag is nu: Hoe is die aarde te denken? Alleen als doode stof of reeds leven-begaafd?
In Gen. 1:2 wordt gezegd: De aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. Anders vertaald: en de aarde was woestheid en ledigheid en duisternis op het oppervlak van een vloed.
Hier wordt dus eigenlijk over het wezen van het geschapene .— de aarde van vrs. 1 niets gezegd. Alleen wordt de toestand aangeduid, waarin deze aarde zich bevond. Eigenlijk wordt alleen negatief gesproken en gezegd dat zij niet was zooals wij haar nu kennen. Woest is, naar bijbelsch spraakgebruik, wat nog niet bevolkt is, en ledig, wat nog geen vorm heeft, geen harmonie. Er wordt dus van uit het gezichtspunt van het heden gesproken. De aarde was nog niet zooals zij nu is.
Wat hier wel heel duidelijk uitkomt, is dat de stof geen zelfstandig bestaan buiten of tegenover God heeft. Zij ook is uit zijn hand.
Wat tevens uitkomt is dat de geordende schepping niet uit de eerste schepping zonder meer is voortgekomen. Zij is alleen in den weg van voortdurende arbeid Gods tot stand gekomen.
Voor spontane generatie en evolutie is geen plaats in Gen. 1.
Van welken aard de eerstgeschapen materie was is hiermede echter nog niet gezegd. Onze oude godgeleerden spraken van een „ongeschikte” stof, waaruit de verdere schepping plaats had. Zij bedoelden daarmede echter geen antwoord te geven op de vraag of de eerste materie organisch of anorganisch te denken ware; zij wilden alleen maar zeggen, dat zij in zichzelf onbekwaam was uit zichzelf iets voort te brengen. Gods daad was alles.
Het zal verder voor ons wel onoplosbaar blijven, hoe de eerste materie te denken zij. De natuurwetenschap onderzoekt de materie zooals zij nu is, om zoo te zeggen na Gen. 1:1, 2. Hoe zij eerst was weet, met eerbied gezegd, God alleen.
Ongetwijfeld zal ook de eerste schepping der materie — juist omdat heel het scheppingswerk een éénheid is — zoo geweest zijn, dat zij de grondslag vormde voor de volgende scheppingsdaden. Ds. J. C. Sikkel legt er, in zijn toelichting op her boek Genesis, den nadruk op dat er in Gen. 1:2 reeds gesproken wordt van de „aarde”. Hij leest daarin, dat ook de ongeordende materie niet ideeloos was. Ook zij was reeds uitdrukking van Gods gedachten. Vandaar: aarde, wat meer zegt dan bajert of chaos. Hoewel het hier natuurlijk de vraag blijft of deze benaming niet van het heden uit te denken is, staat het toch wel vast. dat de schepping der materie niet is te denken als een doellooze. Zij moge dan al niet „levend” geweest zijn in den zin als waarin wij dat leven kennen, zij was er wel op aangelegd. Prof. Aalders, in zijn werk over de eerste hoofdstukken van Gen. zegt: „Wij moeten ons de substantie, de stof der wereld natuurlijk door God geschapen denken met de inhaerente mogelijkheid om tot de geordende wereld te worden gevormd.”
Wat wij anorganisch, doode stof, noemen is daarom nog niet iets wat de grootheid van den Schepper niet zou toonen. Wie, als leek, wel eens kennis nam van de wonderen, door het natuurwetenschappelijk onderzoek, in de „doode” stof ontdekt staat verbaasd. In atomen, electronen en protonen schuilt een „levende” wereld, die alleen in haar bestaan kan rusten in dien God, uit Wiens hand, ook de „doode” stof voortkomt. De tegenstelling: anorganisch-organisch is uit een oogpunt van God-verheerlijking er niet eene van meer of minder.
Beide, het anorganische zoowel als het organische verheerlijken den Schepper. Het zijn slechts variaties van zijn werk, geen tegenstellingen.
Waar nu precies de overgangen liggen van het schoone naar het schoonere is voor ons moeilijk te zeggen.
Dit weten wij wel: Het is alles uit Zijne hand.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1938

De Wekker | 4 Pagina's