Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze militairen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze militairen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lijkt mij gewenscht nog eenmaal te herinneren, aan hetgeen is geschreven in „De Wekker” van 11 Maart, waarin een verzoek tot al onze Kerken werd gericht om Zondag 27 Maart in het openbaar gebed onze jonge mannen te gedenken, die Donderdag 31 Maart onder de wapenen moeten komen.
et stemt tot blijdschap, dat voor het geestelijk welzijn van den militair veel meer gedaan wordt dan in vroeger jaren. Vroeger scheen het, alsof iemand, die den wapenrok had aangetrokken, daarmede afscheid genomen had van alles, wat God en Zijn dienst raakte. Een soldaat en — de Bijbel, een militair en — een gebed — dat rijmde niet. Nu kan dit verschijnsel voor een gedeelte verklaard uit het feit, dat voorheen het leger veel verder van de maatschappij afstond dan tegenwoordig, en de militair meer als een afzonderlijke groep in de maatschappij werd aangemerkt. Dit is thans door allerlei tijdsomstandigheden anders geworden en de algemeene dienstplicht heeft ook in dezen het karakter van de weermacht gewijzigd. Onze christen-jonge mannen uit allerlei kringen van de samenleving worden thans geroepen deel van de weermacht uit te maken. De oogen van ons volk zijn al meer geopend geworden voor de geestelijke behoeften van den militair, en onze Militairen-Tehuizen staan gansch anders aangeschreven dan bijv. vóór dertig jaren.
Ook in dienst zelve wordt aan de „geestelijke verzorging” van den soldaat veel meer aandacht gewijd. Zoo worden de Protestanten-militairen in de gelegenheid gesteld tweemaal per maand een godsdienstige bijeenkomst te hebben met een legerpredikant. Is het getal der militairen, dat tot één kerkelijke gezindte behoort van dien aard, dat met rede van een samenkomst kan gesproken worden, dan kan tot de regimentscommandant het verzoek worden gericht om „aan de tot die gezindte behoorende militairen gedurende het uur, waarin de legerpredikanten hunne bijeenkomst houden, gelegenheid te geven voor het houden van een godsdienstbijeenkomst onder leiding van eigen ambtsdragers.” Nu komt van deze bepaling praktisch niet veel terecht, maar het wijst er toch op, dat de Overheid de geestelijke en ook de kerkelijke belangen van den soldaat niet wenscht te verwaarloozen. Op Zondagen worden de militairen in de gelegenheid gesteld naar de kerk te gaan, en zelfs zij, die met licht of zwaar arrest zijn gestraft, kan vergunning gegeven worden één godsdienstoefening bij te wonen, als het verzoek ter bijwoning van deze godsdienstoefening bij den Compagniescommandant wordt ingediend.
Behalve dit alles wensch ik thans nog op iets te wijzen, wat maar al te veel vergeten wordt en dat toch door den christen militair veel meer moest worden betracht, en in onze christen gezinnen wellicht veel te weinig bekend is. Ik bedoel het bijbellezen in de kazerne.
Het is dezer dagen juist 25 jaren geleden, dat de tegenwoordige Ministerpresident Dr. Colijn, toen Minister van Oorlog. een beschikking uitzond, dat aan alle militairen, die dit wenschen, gelegenheid moet gegeven worden tot het bijwonen eener gemeenschappelijke Bijbellezing of huiselijke godsdienstoefening gedurende 15 minuten, en dat daarvoor een lokaal ter beschikking moet worden gesteld.
Weten al onze jongens dit, als zij in dienst gaan?
Denken onze ouders daaraan, wanneer hun zonen het ouderlijk huis verlaten om deze vertrekkenden nog eens dit op het hart te binden?
Ik weet, wanneer men de rekening opmaakt van deze 25 jaren, en vraagt, hoe het bezoek geweest is en hoe deze mooie bepaling is betracht, dan moet schaamte het aangezicht bedekken. Onze jonge mannen, onze christen militairen, waardeeren te weinig deze ministerieele bepaling. Ik las dezer dagen, hoe Dr. P. Prins in het Calvinistisch weekblad schreef: „Jongelui, die geregeld leden van een Gereformeerd Jongelings-Vereeniging (‘k zwijg van niet Gereformeerde Christenen) waren, die bestuursleden waren van de Jongelings Vereeniging, ze zijn met geen stok naar de Bijbellezing te krijgen. Het is om te schreien”.
Ja inderdaad, dat is ook mijn ervaring.
‘K herinner mij een plaats X waar ik als Res. Legerpredikant met Ds. Hagenaar, Gereformeerd predikant, tijdens de herhalingsoefening was overeen gekomen elken morgen met onze jongens den Bijbel te lezen, en den dag met God te beginnen. Ik bewaar aan deze saamwerking met Ds. Hagenaar de aangenaamste herinneringen. Wij trokken er ‘s morgens voor dag en voor dauw op uit. Er waren twee regimenten. Ik schat niet te hoog, wanneer ik dat aantal stel op 1700 man. Het zal wel meer zijn geweest. En wat denkt ge, dat wij ‘s morgens onder de Bijbellezing hadden? Schrik niet — vijf a zes jongens. Ja, het is om te schreien. Nu weet ik wel, dat er aanmerkingen te maken zijn, en dat onze mannen klaagden, dat zij dan te laat kwamen om de „kuch” te halen, en de „boter” op was, als zij kwamen. Ach wat heeft een soldaat al niet te „mopperen” (dit nu niet in den slechtsten zin) als er wat van hem gevraagd wordt, wanneer het zijn Bijbel en zijn gebed en zijn godsdienstoefening en de bijbellezing betreft.
Toch moet onzerzijds alles gedaan om deze bijbellezing te handhaven, en dat ligt voor het grootste gedeelte aan onze jongens zelf. Met eere mag hier genoemd, wat de Nationale Christen-Onderofficieren Vereeniging gedurende al deze jaren heeft gedaan om hiervoor onze mannen op te wekken en deze actie te blijven voeren,
Wel wil ik de aandacht er op vestigen, dat in art. 47 van „inw. dienst” geestelijke verzorging met nadruk gezegd wordt, dat deze bijbellezingen „buiten de normale diensturen” vallen. Dat geeft eenige moeilijkheid en het verdient overweging, of hier niet op de een of andere wijze een schikking te treffen is, dat deze gemeenschappelijke bijbellezingen zich wat meer kunnen aansluiten bij de diensturen. De morgenstond lijkt mij altijd heel schoon voor zulke samenkomsten. Hier heeft voor den waren christen militair „de morgenstond goud in den mond".

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Onze militairen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1938

De Wekker | 4 Pagina's