Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebroken bakken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebroken bakken.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden. Jeremia 2:13.

De afval van het oude bondsvolk Israel van den getrouwen Verbondsgod is toch schandelijk geweest.
Duidelijk wordt de gruwelijkheid dier zonde hier door den profeet Jeremia in het rechte licht gesteld.
Hij doet dat door een scherpe tegenstelling te treffen tusschen de heidensche volken en Israel.
Gaat over — zoo zegt hij — in de eilanden der Chittieten en ziet toe, en zendt naar Kedar en merkt er wel op; en ziet of desgelijks geschied zij.
Met de Chittieten (eigenlijk de burgers, inwoners van Chitton, een stad op Cyprus) worden bedoeld de Grieken.
Met de Kedarenen duidt hij aan de nakomelingen van Kedar, den tweeden zoon van Ismaël, en meer in het algemeen, de Arabieren.
Welnu, laat Israël naar de Grieken en Arabieren gaan, die bij uitstek heidensche volken, en het zal tot de ontdekking komen, dat die volken vasthouden aan hunne goden.
Wat er ook gebeure, zij geven hun godsdienstige gevoelens niet prijs, zij laten hun goden niet los.
En dat zijn niet eens wezenlijke goden!
Wat behoorde Israël dan wel te doen!
Dat volk kende den levenden God, den waren Schepper van hemel en aarde,
Hoe moest er bij hen zijn een diep buigen voor den God der goden en den Heere der Heeren.
Maar juist het tegendeel wordt gevonden.
Israël keert God den rug toe en begeeft zich tot niets nutte afgoden.
Ontzettend is het!
Daarom worden door den profeet de hemelen opgeroepen om zich daarover te verwonderen en te verschrikken.
Want Israël heeft de fontein des levenden waters verlaten en zich gewend tot gebroken bakken.
Gebroken bakken.
In ’t Oosten was men wel gewoon putten uit te hakken in den rotsachtigen bodem, waarin men dan het water vergaderde.
Maar het water, dat daarin verzameld werd en voor den drogen tijd bewaard, is allesbehalve uitlokkend om den dorst te stillen; het ziet er uit als een zwak zeepsopje, is vol wormen en smaakt gronderig (G. Ch. Aalders).
Daar komt nog iets bij.
Wegens de langdurige droogte scheuren die bakken, met als resultaat, dat het water wegvloeit.
Wie doet dat nu?
Wie gaat nu, als daar een bron is, die dag aan dag versch water opspuit en waaruit de frissche stroomen bruischend voortvloeien, — wie gaat nu bakken uithouwen om daarin het hemelwater op te vangen, hetwelk echter spoedig door de Oostersche hitte ongenietbaar is geworden?
Dat doet niemand, omdat het de grootste dwaasheid en onzin is! En tòch — en ziedaar de
dwaasheid van Israël scherp uitgeteekend — het bondsvolk deed zulks.
Het keerde den levenden God den rug toe en begaf zich tot de afgoden.
Dwaas volk!
De gebroken bakken, de afgoden brengen den dood!
„Wee het zondige volk, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten; zij hebben den Heilige Israëls gelasterd; zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts" (Jesaja 1:4).
Dit is echter ook òns beeld.
O, neen, haal niet in hoogmoedige eigendunkelijkheid uw schouders meewarig op over Israel, want dan teekent gij U daarin zelf. Wij allen toch zijn zonen en dochteren van Adam, ons bondshoofd. Ook wij hebben den Springader des levenden waters verlaten, we hebben ons losgescheurd van onzen Schepper en Formeerder, in Wien alleen het leven lag.
Wij hebben de gebroken bakken liever gehad dan de fontein, die het versche water gaf, we hebben den dood verkoren boven het leven.
Die zonde was hooglijk God onteerend, het was Majesteitsschennis. Zijt gij reeds bekend gemaakt met dat wezenlijk karakter uwer zonde, mijn broeder en zuster?
Hoe leeren wij door de ontdekkende genade Gods daarin onzen diepen val en onze schuld zien!
Ja, onzen diepen val, want de gevallen staat, waarin wij ons van nature bevinden, brengt met zich mee een onwillig en onmachtig zijn onder de zonde, een uitgaan steeds weer naar onze gebroken bakken. En onze schuld, want wij zijn vrij- en moedwillig van God afgevallen.
Maar juist de mensch, die door Gods Woord en Geest dááraan ontdekt wordt, gaat, onder zijn schuld gebogen, met een verbroken hart schreiend naar den Heere heen, opdat hij in Hèm, den Springader des levenden waters, de vervulling zijner ziel ontvange.
Genade doet ons onze gebroken bakken kennen, doet ons omkomen met al het onze en werkt een dorst in onze ziel naar, neen, niet het brakke water der zonde, maar naar het levende en versche water uit den Springader Gods.
Er is een Fontein geopend voor den huize Davids en de inwoners van Jeruzalem in den Christus Gods!
Hij heeft het levende water verworven met den duren prijs van Zijn bloed voor al Zijn volk.
Hij is de rotssteen, uit Wien de stroomen des heils uitvloeien. En een ieder, die gedronken zal hebben van het water, dat Hij hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Hij hem geven zal, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (Joh. 4:14).
Ja, Hij is de nimmer opdrogende Fontein van alle goeds!
De Zijnen ontvangen het water des levens om niet!
Zalig het volk, welks armoede en leegheid uitdrijft naar die Fontein.
Indien iemand dorst heeft, hij kome, want voor al dezulken geldt de belofte: „Ik zal den dorstigen geven uit de fontein van het water des levens voor niet" (Openb. 21:6).
Gebroken bakken uitgehouwen!
Wat een dwaas volk, dat Israel, om den levenden God te verlaten en de doode afgoden na te hoereeren!
Komt hiervan echter ook niet steeds meer openbaar onder ons eigen volk? Helaas, kan dat niet ontkend!
Onder alle lagen van ons volk is er een afzakken naar de paden der zonde. God en godsdienst worden steeds meer uit het leven weggebannen.
Men erkent Hem niet meer als den Schepper en den hoogsten Souverein. Men zoekt zijn hulp en sterkte bij de „goden dezer eeuw".
Het beginsel der revolutie waart rond aan allen kant en viert hoogtij.
Dàt is de diepste oorzaak van alle kwaad en ellende.
„Wie God verlaat heeft smart op smart te vreezen".
Daarom: terug tot God en Zijn Woord!
Den Heere erkennen als den Souverein!
Diep buigen voor Hem!
Het ware leven ligt alleen in Hem.
Wij moeten in de schuld voor den Heere.
Met onze gebroken bakken komen wij voor eeuwig om!
De Heere bearbeide ons door Zijn Geest en Woord, opdat we onze gruwelijke zonde recht mogen kennen en belijden en de toevlucht leeren nemen tot de Fontein, die geopend is voor den huize Davids en de inwoners van Jeruzalem.

Harderwijk. J. TAMMINGA.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Gebroken bakken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1938

De Wekker | 4 Pagina's