Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. V. W. te S. vraagt naar aanleiding van mijn eenigen tijd geleden gegeven antwoord over het „belezen”; Worden nog heden ten dage de bizondere gaven des Geestes in I Cor. 12, in het bizonder ook de gave der gezondmakingen, aan bepaalde personen gegeven en zoo ja, is het dan niet de plicht van den christen ook langs dezen weg genezing van ziekte te zoeken? En zoo neen, waarom worden deze gaven dan nu niet meer gegeven?
Met mijn vrager ben ik het eens, dat er onder ons, ook in prediking en ziels-zorg, wel eens te weinig rekening gehouden wordt met de lichaamsmoeilijkheden en te veel eenzijdig alleen aan de ziel gedacht wordt. Ziekte is inderdaad ook een deel van onze ellende.
Deze eenzijdigheid doet te kort aan de totaliteit van ons mensch-zijn. Wij zijn niet ziel in een meer of minder gezond lichaam. Wij zijn ziel en lichaam in éénheid innig saam verbonden. De genade Gods raakt dan ook ons menschen in deze totaliteit; zoo ook het werk van Christus, van Wien wij lezen, dat hij ook onze krankheden op zich genomen heeft en onze smarten gedragen.
De openbaring van Christus op aarde is dan ook een bewijzen van ontferming naar lichaam en ziel, ai zijn in de wonderen van Christus deze beide niet onafscheidelijk verbonden.
Om nu te zeggen, zooals mijn vrager doet, dat God de ziekte niet wil, is zonder meer niet juist. Naar de idee der dingen gezien haat God de krankheid, omdat ze onlosmakelijk aan de zonde verbonden is en aantasting is van de scheppingsharmonie. Maar als straf op de zonde, zendt de hand des Heeren ook ziekte en als kastijding Zijner Vaderlijke hand legt Hij ze ook Zijn liefste kinderen zelfs op.
Om dan ook te beweren, zooals b.v, een Leslie Weatherhead in onzen tijd doet, dat geen ziekte behoeft te blijven in deze bedeeling, is niet naar de Schrift.
Dit is ook niet de prediking, die er van de genezingswonderen, in de Schrift vermeldt, uitgaat, of aangewezen wordt in het verleenen van de gaven der gezondmakingen in 1 Cor. 12 vermeld,
Deze gaven toch hadden niet de strekking, dat daardoor alle ziekte zou worden weggenomen. Zij droegen een beperkt en incidenteel karakter. Dat blijkt b.v, duidelijk uit de raededeeling der Schrift omtrent Paulus. Deze toch had ook de gave der wondergenezing. Toch had hij Trofimus op zijn reizen krank achter gelaten.
Zeer zeker ligt er in de wonderen en het verleenen van de gaven der gezondmakingen een duidelijke prediking, dat in de herstelling van de gemeenschap met God het behoud van heel ons leven naar zijn totaliteit in lichaam en ziel gewaarborgd is. In den eersten tijd van de doorbraak van het werk Gods tot verlossing in deze wereld, komt die kracht der genade alzijdig openbaar in volkomen doorwerking naar lichaam en ziel, al moet er dadelijk bijgevoegd, dat deze herstelling altijd een tijdelijk karakter droeg. Later heerschte de dood (en krankheid?) weer over zuik een leven. De bevrijding van de zonde en haar gevolgen was wel naar de ziel, maar niet naar het lichaam definitief.
Dit wijst er ons wel degelijk op, dat wij ook in het verleenen van de gave tot (een zoodanige) gezondmaking niet het wezenlijke verlossingswerk Gods hebben te zien, naar het lichaam, maar iets van bizonderen, bijkomstigen aard.
Opmerkelijk is dan ook, dat de Schrift meermalen spreekt van „teekenen”, als zij van genezingen en gezondmakingen gewaagt. Een teeken is de zaak zelf niet, al is er een sterke aanwijzing van de zaak in te vinden. Zoo ook hier.
Te willen zeggen, dat wij nu, nu wij deze wonderen niet zien, wij minder genieten van de wezenlijke bewogenheid Gods met onze (ook lichamelijke) ellende is niet juist. Het is hier slechts een verschil van openbaarwording, niet van graad, noch veel minder van wezen.
Momenteel zien wij deze wijze van openbaarwording van de kracht Gods niet zoo op deze bizondere wijze.
Daarmede is niet gezegd, dat wij deze nooit weer op aarde zullen zien. De Heere geeft ze en onthoudt ze naar Zijn vrij-macht.
Ook wil hiermede niet gezegd wezen, dat wij deze gaven niet zouden mogen begeeren. Elk, die met mij veel aan ziekbedden, vooral van jonge kwijnende levens heeft gestaan, zal wel eens de begeerte gevoeld hebben in den naam van Jezus Christus krachten te kunnen oefenen. Vooral als de liefde (1 Cor. 13) bij dit begeeren het drijvend beginsel was.
Al is heilige berusting onder het kruis der krankheid een hemelsche gave, wij behoeven in het diepst van ons wezen het niet met de verwoestende macht van de ziekte eens te zijn. Er mag een heiliglijk inworstelen zijn tegen deze gevolgen der zonde. Stomme en fatalistische berusting heeft met wezenlijke godzaligheid hier niets gemeen.
Moeten wij dan staan naar wonderen in den zin der Schrift en de gaven der gezondmakingen, waarbij anderen de genezing ontvangen van die deze gaven en krachten bezitten? Wij meenen van neen. Tenminste niet allereerst.
Wel is er een andere en rijkere weg. Dat is de geloofsgenezing in ruimeren zin. Daarbij speelt het persoonlijk geloof van den zieke zelf een groote rol.
Wanneer dat levendig werkzaam is ook met de nooden des lichaams, zal de rijke kracht daarvan worden ervaren. Mag dat geloof den Christus zien als den Borg in Wien God alle ongerechtigheden vergeeft, het mag Hem ook zien als degenen. die al onze krankheden geneest en ons leven verlost van het verderf.
Wie dit „geloof” alleen zou begeeren voor herstelling van lichaamskracht, zou veel gelijkenis vertoonen met de negen melaatschen. Maar wie het ook hier mag beoefenen door genade wat het zegt, dat ons leven een totaliteit naar lichaam en ziel is, zal met den eenen Samaritaan uit de tien melaatschen de volle kracht van den Christus Consolator ervaren.
Hem zal, ook hierin, geschieden naar zijn geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1939

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1939

De Wekker | 4 Pagina's