Een oase in de woestijn
Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmboomen: en zij legerden zich aldaar aan de wateren. Exodus 15:27.
Een oase in de woestijn.
Trouwe liefdezorg des Heeren.
In Mara is het anders wel bang geweest. Daar kwam het heele leger aan, smachtend van dorst. Gulzig waren ze aan de wateren neergevallen, om met gretige teugen den dorst te lesschen, maar met afschuw hadden ze zich afgewend. Dat water was niet te drinken, zoo walgelijk bitter was het geweest.
Wrevel kwam in hun hart. Booze woorden kwamen over hun lippen, stegen op naar den hemel.
O, in Mara was het dubbel bitter. Er was bitter water, en er werden bittere zonden bedreven: murmureeringen tegen God.
En nu Elim.
Daar waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmboomen. Daar was voor iederen stam een springende fontein van sprankelend water. Daar was voor elk geslacht een schaduwrijke palmboom, tegen den heeten zonnebrand. Dat is teere zorg des Heeren. En dan voor zulk een zondig volk. Een paar uur geleden stond het nog tegen den Heere op. — Elim ligt maar een paar uur van Mara af. — Toch bereidt de Heere daar een oase in de woestijn.
Wat zoete rust hebben de Israëlieten in Elim genoten, als zij onder het lommer van de palmboomen neerzaten. Wat overvloedige verkwikking hebben ze gesmaakt, als ze dronken uit de fonkelende fonteinen. Reeds het ruischen van die koele bronnen, was een lust voor het oor, en het spatten van het schuimende water, was een vreugde voor het oog. Geen wonder, dat wij vinden: en zij legerden zich aldaar aan de wateren. Zooiets lezen we van Mara niet. Daar zijn ze slechts doorgetrokken. Maar in Elim worden de tenten opgeslagen; daar wordt halt gehouden. Het is een uitgekozen plekje. Het ligt als een rustoord tusschen de wanden van krijtrotsen geborgen. Het gras groeit er welig, zoo wordt verhaald, tot manshoogte. tamarisken en lage palmen strekken zich als een krans van groen en loover uit van het Oosten naar het Westen.
Daar geeft de Heere rust aan vermoeiden, lafenis aan dorstigen, genade aan schuldigen. De ware Israëliet, die dit mocht verstaan, heeft gezongen:
Hier wordt de rust geschonken;
Hier 't vette van uw huis gesmaakt;
Een volle beek van wellust maakt,
Hier elk in liefde dronken.
Elim was een proeve van Kanaan.
Zoo bezien, was het een gave van Gods goedheid, gegeven naar zijn vast verbond in den beloofden Messias. Ik denk, dat de geloovige Israëliet in Eiim voor den Heere is neergezonken met een verbrijzeld hart om zijn zonde van Mara te belijden en te beweenen. Maar hij heeft tevens mogen verkrijgen de verzoening in Jezus' zoenbloed.
Als ik het zoo versta, dan begrijp ik die laatste woorden nog beter: en zij legerden zich aldaar aan de wateren.
Onze zonden van opstand te beweenen is goed.
Onze schuld voor den Heere te belijden verruimt ons hart.
Maar dan met oog op Gods genade, en de hand gelegd op het offer van Golgotha. Dan roept onze ziel uit: Het is mij goed hier te zijn, laten we hier blijven en tabernakelen bouwen. We hebben een oase in de woestijn.
Het volk des Heeren in onze dagen is aan het volk van Israël gelijk.
Dat volk trekt in onze dagen ook door een woestijn: de wereld.
En wat treffen ze daar vele Mara's aan. Hoe menigvuldig zijn de bittere wateren. Hier hebben ze verdriet, daar rouw, ginds bange strijd, elders droeve struikeling. En wat zijn we onwillige kruisdragers. Als de rampspoeden des levens ons treffen, dan vult ontevredenheid ons hart, we komen in opstand.
Die tegenheden zijn zoo zwaar.
Het kruis is zoo hard, en het past zoo slecht op onze schouders.
Nijdige blikken gaan naar boven, en … bleef het daar nog maar bij. Hoe vaak vloeien onbetamelijke woorden over onze lippen, vlammende vloeken!
O, er leeft wat op den donkeren afgrond van ons hart.
In dagen van druk komt het wel eens even uit. En dit is nog veel pijnlijker dan de tegenspoed zelf. Dit kruis is nog zwaarder, dan wat de Heere ons oplegt.
Helaas, die sombere Mara's!
Gods beproeving — onze zonden.
Soms Gods liefdesloutering, en onze opstand.
Maar nu een paar uur later: Elim. Voor zulk volk?
Ja, voor zulke booze, opstandige menschen.
Elim, met overvloedige verversching. Terwille van Hem, die al de Mara's van zijn volk doorgemaakt heeft en die dit tranendal omgezet heeft en nog gedurig omzet in Elims. En in die gewijde Elims zijn twaalf fonteinen van het water des levens; overvloed van genade; en ook zeventig palmboomen van koele schaduw voor den brandenden toorn Gods: zalige vrede.
O, als de Heere ons zulk een Elim bereidt, geloof het nu eens, dan buigt onze knie naar den grond, dan wordt ons oog ook vochtig van tranen, en ons murmureerende hart wordt verbroken. Welk een teere zorg des Heeren. Voorwaar, dan kunnen wij Israël ook verstaan, als we lezen: en zij legerden zich aldaar aan de wateren. Wij zouden daar wel willen blijven. Wij stamelen het Asaf na: Het is mij goed nabij God te zijn.
Zalig uitrusten onder de palmen des vredes en bij de wateren des levens.
Elim is door God gesticht in het bloed van den Heere Jezus.
Daar zeggen wij het de bruid na: Als een appelboom onder de boomen des wouds, zoo is mijn Liefste onder de zonen: Ik heb groote lust in zijn schaduw en zit er onder, en zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. Hij voert mij in het wijnhuis en de liefde is zijn banier over mij.
Kostelijke Elims. Kent gij ze ook?
Ik vermoed, dat gij de Mara's wel kent. Maar hebt ge ook Elims op uw woestijnreis?
Eén Elim doet ons al de Mara's vergeten. We reizen voort, met vernieuwde kracht, met aangewakkerde hoop. Elim is immers een proeve van Kanaan, dat wacht.
Utrecht, P. de Smit
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1940
De Wekker | 4 Pagina's