Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

M. Z. te A. stelt de vraag: Hoe moet een christen staan tegenover de beoefening der kunst. Een vraag, die een reeks antwoorden mogelijk maakt, vooral omdat de meeningen hier nogal wat uiteenloopen.
Eenvoudig kan op deze vraag gezegd: Hij veroordeelt ze niet.
Het schoone is toch ook een schepping Gods. Hij zelf is de volmaakte schoonheid. Daarom is ook de schepping schoon. Op haar en in haar ligt en schuilt de eeuwige kracht en goddelijkheid, het merk haars Scheppers, zoo gunstrijk, als almachtig. Deze schoonheid zal eeuwig blijven. Openb. 21 en 22.
Ook gaf God aan den mensch besef van en gevoel voor het schoone. Hij vermag het te zien en te grijpen.
Deze beide, en de schoonheid van Gods werken èn het gevoel van den mensch daarvoor, gingen door den val niet ganschelijk teloor. Gods hand hield ze in stand en stuitte de doorwerking der zonde.
De kunst is nu, in haar verschillende vormen, de worsteling van den mensch om dit schoone zelf te zien, vast te leggen, en anderen te doen zien.
Men zou dus kunnen zeggen: Er is een zielzucht van heimwee in de kunst eenerzijds, een teruggrijpen en willen zien, van wat teloor ging en een harteklop van begeerte anderzijds naar de volkomenheid der schoonheid, die als een schepping Gods toch eens haar volle realiseering zal moeten ontvangen.
Het spreekt vanzelf, dat een christen hier de dingen heel anders ziet, dan de niet-christen. Er blijft voor hem een hemelsbreed verschil tusschen kunst en religie, al behoeven deze niet vijandig tegenover elkaar te staan. In de religie gaat het om de heeling van de breuk tusschen God en den mensch, in de kunst om een van de gevolgen van deze verhouding tot God.
Wie derhalve de kunst tot een religie maakt, bezondigt zich wel schrikkelijk aan het eerste gebod van des Heeren heilige wet.
En toch gebeurt dit maar al te veel. Onder invloed van satans misleiding en de vijandschap van het eigen hart, kan dit maar al te gemakkelijk. Dit kwaad wordt niet alleen gevonden in de „wereld” van de kunst, maar ook in veel eenvoudiger vorm onder christenen, ouder en jonger. Dr. A. Kuyper heeft dit eens zeer juist geteekend, toen hij schreef: „Zelfs onder christenen valt niet zelden het verschijnsel waar te nemen, dat er leven in het oog en warmte in den toon komt, als er van kunstproducten of van het schoone sprake komt, terwijl datzelfde oog zoo vaak afdwaalt en de toon koel blijft, als het gesprek valt op het heilige Gods.” Gem. Gratie, dl., III, 538.
Hier wordt een verdervend kwaad scherp geteekend. Het is dan ook wel te verstaan, dat het hart van hen, die door genade verstonden, wat het zegt met God in verzoende betrekking te ziin gesteld, immer wat schuchter tegenover de kunst stonden. Zij heeft inderdaad in de historie, nu door haar heerschen over de religie, dan door haar los te maken van de Christelijke religie, het daar zelve naar gemaakt. De kunst is in heel veel gevallen verwaand geworden. Kleedij en haardos, vrijheid en ongebondenheid in toon en leven, gingen dan kenmerken hen, die het kunsttalent bezitten, of dit meenen. “Hoe het ons te ontveinzen — schrijft Kuyper — kunstenaar en vroom zijn, is eer al minder gevonden combinatie, en wie nog aan Christus vasthield, bleek maar al te vaak aan het modekwaad der kunstenaarswereld op verre niet dien weerstand te kunnen bieden, dat hij door de kracht van het Kruis dit booze kwaad overwon.” a.b. blz. 560.
Of een chisten daarom de kunst veroordeelt en veracht? Neen, maar hij ziet wel haar betrekkelijke waarde.
Immers de religie in haar rijkste openbaring en haar diepste zielsaangrijpen, maakt zich los van de kunst. De kunst benadert, de religie beleert. Ik denk aan een biddende Hanna in den tabernakel. Zij giet haar ziel uit voor den Heere. Ik denk aan een Petrus in zijn hartstochtelijk berouw en aan een Paulus in zijn bittere zielesmart in Damascus. De kunst moge trachten dit in dicht of beeld te brengen, of op het doek vast te leggen, en het waarachtig geestelijke, dat hier doorleefd werd, te grijpen en dat treffend doen, de beleving is meer. De kunst vermag bekoring te brengen, de doorleving bekeering, En wie de waarde van het laatste vermag te verstaan zal, al veroordeelt hij het eerste niet, toch dit veel lager stellen.
Zeer zeker maken wij gebruik van de kunst en haar vele vormen. Wij doen dat in het leven van allen dag, maar ook in de dienst Gods. Bouw, zang, en toonkunst zijn dienaressen in het heilige en hebben daar hun bescheiden plaats. Die plaats steeds grooter te willen maken, getuigt niet van een verstaan van het wezen van den christelijken — daarom geestelijken eeredienst.
De jonge mensch, die de kunst zal willen dienen, zal een niet gemakkelijken weg hebben, zoo hij God in waarheid begeert te vreezen.
Kunstenaar “naar boven” te zijn is op dit terrein, waar alles zoo gemakkelijk „naar beneden” gericht wordt, uitermate moeilijk.
Dit wordt nog verzwaard, waar de echte kunst in beeldhouw- en schilderkunst zich ook heeft te bewegen op het gebied van het naakte leven.
Dat de kunst daarnaar tast is volkomen in haar lijn. Immers zij zoekt het leven in zijn oorspronkelijke schoonheid. Het kleed is hier het tusschenkomende.
Hoe gemakkelijk echter derailleert hier de kunst en „verlaagt ze zich, eer zij het zelve weet en verloopt in de afbeelding van het naakte, niet in zijn verheven, maar in zijn zinnelijke opvatting, en gaat onder in onreinheden.” Kuyper id. 551. Alleen de geestelijk waarlijk sterke mensch, zal ook in de kunst God kunnen dienen met eerbied en godvruchtigheid.
En zulke „helden” zijn er schaars, al zijn er velen die zich verbeelden het te zijn.

Kremer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1940

De Wekker | 4 Pagina's