Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het heeft in de laatste week van Maart niet ontbroken aan „woorden”, maar daden van eenige beteekenis hebben er niet in plaats gevonden. Er zijn wel eenige schepen tot zinken gebracht, waarbij ook menschenlevens verloren gingen; maar wanneer het, geen oceaanreuzen zijn, met een aantal passagiers aan boord, dan lezen wij die alledaagsche mededeelingen, zonder dat wij er veel aandacht bij hebben. In ‘t algemeen kunnen wij zeggen, dat de rampen en onheilen langs ons heen glijden. Dat is wel een heele pijnlijke conclusie, maar het feit is zoo. Deelde kort geleden iemand niet in een kerkelijk orgaan mede, dat ‘t hem diep getroffen heeft toen een zeer ernstige ramp onze koopvaardij vloot getroffen had, waarbij ook verscheiden menschen waren omgekomen, de predikant, bij wien hij ter kerke ging er nóch in zijn gebed, nóch in zijn prediking eenigen aandacht aan geschonken had. Dat is de geweldige oppervlakkigheid eenerzijds en de groote snelheid waarmede de gebeurtenissen langs ons heen glijden, van dezen toch inderdaad geweldigen tijd. Want de tijd met alles wat daarin hetzij te land, hetzij te water geschiedt, past zich niet bij ons aan, maar wij passen ons aan bij den tijd waarin wij leven. En dat aanpassingsvermogen van den mensch is zoo geweldig groot, dat niemand in staat is er de grenzen van aan te geven.
De laatste week van de maand was dus inderdaad een week van woorden. Maar die woorden waren zoo talrijk, dat wij ons heele blad er wel voor noodig zouden hebben, als wij die allen moesten weergeven. Wij kunnen dan ook niet anders, dan er een beknopte samenvatting van geven.
Wij willen eerst luisteren naar den Franschen minister president Reynaud, die de leus van den reeds overleden Clemençeau bijgenaamd „de Tijger”, heeft overgenomen: „Oorlogvoeren”. In een radiorede heeft hij zich tot het Fransche volk gewend en daarin verklaarde hij, dat hij eenstemmigheid had gewenscht en aan de leden van alle partijen had aangeboden, deel van de regeering uit te maken. Deze eenstemmigheid zal komen, aldus de minister-president, maar wij verwachten deze niet te verkrijgen door handige kunstgrepen, maar door de resultaten van onze actie.
Het gevaar is afgewend, zoo merkte Reynaud voorts op, dat Frankrijk weer een aantal regeeringswisselingen na elkaar zou beleven en daarmee den vijand in de kaart zou spelen.
Het gaat er nu om, te regèeren.
De min.-president wees er op, hoe uit de regeering een kernkabinet van negen leden was gevormd, groot genoeg voor beraadslagingen en niet te groot om te kunnen handelen.
Wij hebben ons thans het gewenschte instrument geschapen. Wij gaan ons er thans van bedienen.
Min.-president Reynaud achtte het overbodig, nog eens uiteen te zetten, waar de Geallieerden voor vechten, Eén doel beheerscht alles: den vijand overwinnen. Wij leven in een beslissende ure van onze geschiedenis.
Na in het kort de buitenlandsche politiek van Hitler in de laatste jaren, te beginnen bij de bezetting van het Rijnland in Maart 1936, te hebben besproken, merkte Reynaud op:
Thans wordt door den heer Hitler alles in het werk gesteld, de economische onafhankelijkheid der Balkan-staten aan te tasten. Vlak onder onze oogen tracht hij met alle middelen in een groot gedeelte van Europa de hegemonie van het Duitsche rijk te vestigen.
Indien wij den door zijn veroveringen machtiger geworden vijand een dergelijk groot gebied zouden laten organiseeren op bevel van een dergelijk regiem, dan zou het gedaan zijn met de vrijheid, dan zou het gedaan zijn met Frankrijk. Tegenover een dergelijke dreiging moeten wij weer gaan luisteren naar het oude instinct van onze voorvaderen, dat hen inspireerde in den strijd tegen Karel V, in 1792 en bij de overwinning van het republikeinsche Frankrijk over keizer Wilhelm II.
De plicht der regeering is duidelijk: oorlog voeren, hem voeren op elk gebied.
De oorlog zal hard zijn. Wij zullen hard moeten strijden, hard moeten werken en ons veel moeten ontzeggen. De gezamenlijke hulpbronnen, de beide grootste wereldrijken zullen echter de overwinning waarborgen, mits zij deze hulpbronnen volkomen willen inzetten en dit weten te doen.
Onze diplomatieke successen zullen vooral afhangen van onze kracht, van het aantal onzer strijdwagens, onzer kanonnen en onzer vliegtuigen.
En dat aantal hangt weer af van onze moreele vastberadenheid, onze bereidheid ons opofferingen te getroosten en zoowel van den wil der Franschen, die achter het front staan als van degenen, die aan het front staan.
De toekomst hangt dus van ons af. Ons welzijn ligt in onze handen. Wij gaan de beproevingen tegemoet met het hoofd omhoog, bereid, niet om haar te ondergaan. doch om haar de baas te worden, met den geest van krijgers, met den geest van overwinnaars.
De Engelsche radio heeft de rede van minister-president Reynaud in het Engelsch overgebracht, zoodat ook de Engelschen het standpunt van Frankrijk vernomen hebben.
In de tweede plaats is er een vergadering in Londen gehouden van den oppersten oorlogsraad, waarin het navolgend besluit genomen is.
„De regeering der Fransche republiek en de regeering van het Vereenigd Koninkrijk en Noord-Ierland verplichten zich wederkeerig gedurende den tegenwoordigen oorlog niet over een wapenstilstand of een vredesverdrag te onderhandelen en geen wapenstilstand of vredesverdrag te sluiten, tenzij bij wederzijdseh goedvinden. Zij verplichten zich geen vredesvoorwaarden te bespreken, vóór zij het volledig zijn eens geworden over de voorwaarden, die noodig zijn om beide landen een werkelijken en blijvenden waarborg voor hun veiligheid te verschaffen. Tenslotte verplichten zij zich na ‘t sluiten van den vrede op elk terrein gemeenschappelijk te blijven handelen, zoolang dat noodig mag zijn voor de verzekering van de veiligheid van beide landen en voor het met andere landen opbouwen van een internationale orde, die de vrijheid der volken, de eerbiediging van het recht en de handhaving van den vrede in Europa waarborgt”.
In verband met de opmerking, die er in het Engelsche parlement gemaakt is, dat er zooveel lekken in de blokkade waren, dat de blokkade daardoor een zeef geworden was, is dit vraagstuk van alle zijden besproken en dit hoofdzakelijk in verband met de Duitsche economische pressie op Centraal en Zuid-Oost-Europa. Economisch doen de Duitschers zeer veel pogingen om de kleine neutrale staten te overreden zooveel handel met Duitschland te drijven, dat daardoor hun neutraliteit in feite gecompromitteerd zou zijn. Zoowel van Fransche als van Britsche zijde heeft men de middelen besproken om deze economische pressie tegen te gaan.
Een van de problemen, waarmee men zich voorts heeft bezig gehouden, is de houding van de neutralen in verschillende deelen van de wereld. Over het algemeen zijn zij geneigd de twee totaal verschillende wijzen van oorlogvoering, resp. van de Geallieerden en Duitschland, als volkomen vanzelfsprekend te aanvaarden. Zooals reeds in de nota aan Italië is uiteengezet: de Duitschers vermoorden, vallen landen binnen en dreigen andere landen — en er wordt betrekkelijk weinig van gezegd en minder nog aan gedaan, zelfs door de meest bedreigde neutralen. In de bijeenkomst van gisteren is er o.a. de aandacht op gevestigd, dat aan den eenen kant de Noorsche regeering aan Duitsche schepen een geleide geeft door de Noorsche wateren en dat aan den anderen kant Duitsche vliegtuigen op de open zee Noorsche zeelieden bombardeeren.
Dan heeft de Rus Molotof gesproken en in een uitvoerige rede het standpunt van Rusland in den tegenwoordigen toestand van Europa besproken; waarin hij als voorzitter van den raad van Volkscommissarissen heeft verklaard:
Dat Rusland zijn neutraliteitspolitiek wil handhaven en zich zal onthouden van deelneming aan den oorlog tusschen de groote Mogendheden.
En ten laatste heeft Roosevelt na kennisname van Sumner Welles’ Rapport verklaard, dat er z.i. voorshands slechts geringe vooruitzichten bestaan op een stabielen vrede in Europa.
Niettemin achtte Roosevelt de reis van Sumner Welles in zoover geslaagd, omdat waardevolle inlichtingen zijn verkregen. welke van groot nut kunnen zijn, wanneer de tijd gekomen zal zijn, om over een mogelijken vrede te onderhandelen.
Sumner Welles heeft President Roosevelt in tegenwoordigheid van Cordell Hull — den Minister van Buitenlandsche Zaken der Vereenigde Staten — zijn rapport en de door hem gehouden langdurige besprekingen met de leiders der oorlogvoerende partijen, uitvoerig toegelicht.
Naar het zich liet aanzien, moest tengevolge van de starre houding der tegenstanders, het eindoordeel negatief zijn.
Wij hebben slechts een beknopt uittreksel kunnen geven van den woordenvloed, die er over de wereld is uitgestort in de laatste week van Maart en wij moeten daaruit helaas besluiten: dat er nog geen enkele aanwijzing in te vinden is, dat wij op weg naar den Vrede zijn.

d. H. (Den Haag). J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1940

De Wekker | 4 Pagina's