Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijkverbranding (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijkverbranding (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezer vergisse zich niet. Het is mijn bedoeling niet om over deze stoffe zelf uitvoerig te schrijven.
Dit heb ik reeds ettelijke jaren geleden gedaan in een lijvige brochure, uitgegeven bij de firma Kok te Kampen. Wie over deze zaak als zaak zelf inlichtingen wenscht, verwijzen we daarheen. En niet minder naar de zeer belangrijke artikelenreeks over dit onderwerp verleden jaar verschenen in de Heraut, van de hand van Prof. dr. H.H. Kuyper. Zeldzaam kostelijke artikelen. Ook is van Roomsche zijde destijds een belangrijk geschrift verschenen, uitgave van de Petrus Canisiusvereeniging, ter bestrijding der lijkverbranding. Voorts bestaan er onderscheidene geschriften over; pro en contra; ook in het buitenland; met name verwijs ik naar het keurige principeele geschrift van Dr. K.E. Schneider in Duitschland: „Begraben nicht verbrennen”.
We hebben destijds in den breede uiteengezet, gelijk vele christelijke schrijvers, hoe lijkverbranding behoort tot de gebruiken van zeker heidendom, met name van het Buddhisme; en niet is naar princiep en wezen des christendoms.
Dat met name het Buddhisme lijkverbranding voorstaat, hangt samen met een min of meer religieuze opvatting van het Buddhisme. Men meent n.l. dat door deze snelle vernietiging van het lichaam de ziel des te spoediger daaruit zou verlost zijn, om alzoo des te eer naar het Nirwâna te kunnen opstijgen.
Men meene voorts niet, dat lijkverbranding nog bij alle vrijzinnigen in eere zou zijn. Verre van dien. Maar genoeg hiervan, voor de zaak zelf verwijzen we dus naar de literatuur welke hierover bestaat.
Ik meen dat er weinig nieuws meer over te zeggen valt. Lijkverbranding, dit staat wel vast, althans in de kringen, die genoeg wijsgeerig, theologisch, wetenschappelijk georiënteerd zijn, — lijkverbranding is in haar diepste wezen heidensch; begraving is christelijk.
Trouwens meermalen is van vrijzinnige zijde dit toegestemd, n.l. dat als men christelijk denkt, begraving op de lijn van dit denken ligt, en dat verbranding bij ‘t heidendom samenhangt met religieuze vooroordeelen. Zoo b.v. werd verklaard in het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde 1880.
Maar genoeg, de reden waarom wij over lijkverbranding iets willen zeggen is thans een andere; n.l. er is een wetsontwerp aanhangig, waarbij door de Overheid in ons land zou worden bepaald, dat lijkverbranding onder zekere voorwaarden toelaatbaar zal zijn; en dan met slechts één crematorium.
Tot hiertoe heeft de Nederlandsche wetgeving bepaald, dat de vorm van de bezorging der lijken zal zijn die van begraving. Verbranding is niet overeenkomstig onze wetgeving. Maar gelijk het met meerdere dingen is gegaan, men heeft de wet al slapper laten functionneeren; te langen leste hebben de voorstanders van lijkverbranding een crematorium gebouwd; en nu gaat men al vast zijn gang, alsof er geen voorschrift in de wet stond. De Regeering wil thans hier aan paal en perk stellen door...... ja men zou nu denken mogen door de overtreding der wet een halt toe te roepen? Mis! Men. wil nu begraving als regel stellen en verbranding als uitzondering in elk geval toch toestaan. Men redeneert dan aldus: door verbranding aan beperkingen te onderwerpen, zal dit „kwaad” worden geduld, maar toch beperkt. Ai mij! Reeds is zulk een ontwerp een begrafenis op zichzelf! Want wie zegt verbranding onder zekere voorwaarde, die zegt daar tegelijk al mede, dat begraving de normale toestand behoort te zijn; anders moest men verbranding ook geheel en al vrijlaten. Men „begraaft” op die manier in beginsel dus de „begraving”.
En we weten uit de historische practijk best, hoe het met al zulke gewettigde uitzonderingen gaat, wie de hand geeft, raakt den heelen arm kwijt.
Dit voorloopig opgemerkt.

Deze aangelegenheid nu worde tot de juiste proporties teruggebracht. Ik bedoel, men bepale zich bij deze beschouwing thans uitsluitend tot de „politieke” zijde, welke aan dit vraagstuk vastzit.
Immers de kwestie van al of niet begraving is eene, die, naar de hoofdzaak beschouwd, deels een religieuze, deels een politieke of wilt ge een regeeringszijde heeft. In zijn diepste wezen is de zaak zelf van religieuzen aard. Dit blijkt al dadelijk hieruit, dat niemand er aan denken zou, er een kwestie van te maken b.v. bij het overlijden van mijn kat, of ‘t lijk begraven of te wel verbrand moet worden.
Direct verandert dit, als het een mensch geldt. De consequente (ze zijn heusch toch niet dik gezaaid) materialisten, moesten dan ook heelemaal geen kwestie-stelling er over toelaten! Bij ‘t sterven van den mensch dus rijst deze zaak als een vraagstuk. Dit komt omdat de mensch naar de fundamenten van zijn wezen beoordeeld, een religieus wezen is.
Wel heeft ook de Overheid, afgedacht van de religie zelf hier een taak b.v. uit hygiënisch oogpunt.
Maar naar de eigenlijke kern is het een zaak die allereerst tot de competentie van de religie behoort. Het behoort niet tot de taak der Overheid als zoodanig, om uit te maken, n.l. wat aangaat de vaststelling van het dogma dienaangaande, hoe het al of niet moet. Evenmin als de Overheid als overheid heeft uit te maken, of het infra-of supralapsarisme het ware is! Dan wende men zich niet tot de Geer maar b.v. tot v.d. Schuit! Zoo ook deze zaak; zij is allereerst een aangelegenheid der religie, wilt ge der kerk.
De mensch is een religieus wezen, en dies al wat tot de essentiëele functionneering of tot zijn essentiëele behandeling behoort, moet door onze wereldbeschouwing, door onze religie uitgemaakt worden.
Het kind bij den naam genoemd, in de Tweede Kamer zal straks bij de behandeling van dit ontwerp, niet zulk een debat moeten gevoerd worden, waarbij de Tweede Kamer als zoodanig nu eens gaat uitmaken of het eisch der christelijke religie is, ál of niet te begraven. Het is daar geen Synode!
Dat wil echter niet zeggen, dat de Kamer niet van doen zou hebben met deze religieuze elementen in dit vraagstuk.
Dat zij verre.
(Slot volgt.)

Wisse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Lijkverbranding (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1940

De Wekker | 4 Pagina's