Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

O te L. vraagt hoe wij de gedachtengang van Calvijn hebben te verstaan in de hoofdstukken 1 en 2 van het vierde boek van zijn Institutie.
Calvijn handelt daar — trouwens in het heele vierde deel van zijn werk — over de kerk. Vooral in deze eerste hoofdstukken, schijnt hij een zeer ruim standpunt te huldigen met name wat betreft de Roomsche kerk. Immers hij zegt niet te willen loochenen, dat er bij hen kerken zijn.
Begrijpelijk is dat op deze opvatting zich vastzetten zij, die van meening zijn, dat men een kerk niet mag verlaten, ook al zijn daarin menigte van gebreken. Voor dit laatste beroepen zij zich dan op vele uitspraken van Calvijn in het eerste van de genoemde hoofdstukken.
Nu zal ik hier over deze kwestie niet het laatste woord spreken. Er is al heel wat papier bedrukt in het zoeken om een antwoord op bovenstaande vraag. De geleerden zijn het er nog niet over eens, hoe met name Calvijn deze dingen gezien heeft.
Soms zou men wenschen dat de mogelijkheid bestond dat de groote Reformator zelf nog eens kon toelichten hoe hij deze dingen gelezen wilde hebben. Veel getwist was dan beëindigd.
Enkele richtlijnen voor het verstaan van deze hoofdstukken zijn echter wel te geven, Mijn vrager geeft blijk ze te hebben gelezen. Hij praat dus maar niet wat na. Hij zal nu bemerkt hebben, dat er wel eenig verschil is in de wijze, waarop Calvijn in het eerste hoofdstuk over de kerk spreekt en waarop hij dat doet in het tweede.
Dit houdt verband met het tweeërlei gezichtspunt waaronder hij de kerk ziet. In hoofdstuk 1 ziet hij haar meer ideëel, als het geestelijk lichaam van Christus. Zij is voor hem dan de eenheid van alle uitverkorenen, die door de kracht van Jezus bloed gereinigd en door Woord en Geest worden vergaderd. De kerk is hem dan een universeele grootheid van allen die op eenigerlei wijze in aanraking leven met Woord en Sacrament, ook al is dat woord niet geheel zuiver verkondigd en dit sacrament niet geheel naar de ordeningen Gods bediend. Van deze kerk wil Calvijn dan het woord van Augustinus doen gelden, dat er veel schapen buiten de kerk— hier dan de zichtbare — en veel bokken binnen de kerk zijn. Zij is voor ons veelzins verborgen en daarom ook nog wel daar, waar wij haar niet verwachten of zoeken.
Calvijn bestrijdt op de lijn van deze gedachtengang dan de oude Novatianen en de Wederdoopers zijner dagen, die dit geestelijk lichaam van Christus willen samenpersen in één zichtbaren vorm, waarin het zich openbaart.
Het is deze ecclesia universalis die Calvijn bij al den reformatorischen arbeid, naar het voorbeeld der profeten en apostelen en van Christus zelf — waarop hij wijst — voor oogen staat. Dit is voor hem de kerk.
Wie nu alleen het eerste hoofdstuk van de Institutie leest, zou meenen, dat Calvijn zich al heel weinig bekommert om de openbaring der kerk. Immers hij ziet haar als onverwoestbaar, al zou de antichrist zelf in haar zijn troon oprichten. In hoofdstuk 2 echter gaat Calvijn een vergelijking trekken tusschen deze ware kerk en de valsche kerk zijner dagen, de Roomsche.
Wie nu op grond van het eerstgezegde zou verwachten, dat het advies gegeven zou worden, dat men wel in Rome zou kunnen blijven, als het er maar eenigszins dragelijk was, wordt wel bitter teleurgesteld. Hier toch gaat Calvijn meer de kerk zien van uit het reëele gezichtspunt n.l. haar opbouw in deze wereld op het fundament der Apostelen en Profeten. En dan is zijn oordeel over de Roomsche kerk niet malsch. Men leze maar eens het slot van § 1 en § 2 van hoofdstuk 2.
Daar is Rome voor hem geen kerk. De ware kerk — in haar openbaring — is pilaar en vastigheid der waarheid. Zij duldt deze maar niet, maar moet haar naar den eisch des Heeren handhaven en zuiver houden, als het brood der kinderkens.
Hoe Calvijn in dit tweede hoofdstuk dan toch nog van kerken bij Rome wil blijven spreken vindt m.i.z. zijn oorzaak in het feit, dat hij onder de ruïne van den leugen nog het fundament van de waarheid ziet liggen. In § 11 wijst Calvijn dan op het verbond Gods, dat, als hebbend zijn kracht in de beschikking Gods, door de Verwoesting van den leugen niet wordt aangetast. De Doop is daarvan een bewijs, Wie tot zulk een kerk behoort, kan dus niet gezegd worden zonder eenig verband te zijn met het fundament waarop God zijn kerk bouwt. Er is dus bij hem nog iets van de kerk.
Daarom besluit Calvijn dit tweede hoofdstuk met te zeggen, doelend op Rome: Kortom ik zeg, dat er kerken zijn in zooverre de Heere de overblijfselen van zijn volk, hoe ellendig verstrooid en uiteengejaagd dan ook, daar op wonderlijke wijze bewaart, in zooverre er eenige kenteekenen der kerk blijven bestaan, en wel voornamelijk die kenteekenen, wier kracht noch de listigheid van den duivel, noch menschehjke boosheid kan vernietigen.
Duidelijk voegt hij er echter aan toe, dat hij daarmede niet zegt. dat het pausdom een wettige kerk is.
Wat er nog bleef trots veel verderf en ondanks de verdervers mag geen reden zijn om te zeggen, dat men er daarom rustig zou kunnen blijven.
Wie Calvijn zou willen verheffen tot beschermer van een dergelijke kerkpraktijk zal goed doen er op te letten hoe Calvijns eigen praktijk de toepassing van deze kerkbeschouwing gegeven heeft.

Kremer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1940

De Wekker | 4 Pagina's