Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heiligste verwondering. (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heiligste verwondering. (1)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik overgebleven was. Ezech. 9:8 m.

Nog zijn er — zij er het oog toch niet voor gesloten —, zoo hier en elders de wonderen van des Heeren genade.
Hoe heerlyk kan ‘t u zijn en leiden tot aanbidding, wanneer gij op moogt merken de Lydia’s, wier hart geopend werd, om acht te geven op des Heeren roepstem; .of zelfs de Manasse’s, die leeren kennen, dat de Heere God is en ootmoedig zich buigen voor Hem; de Saulussen ook, die, geen Farizeër meer, nu leeren roemen in vrije genade alleen. De Heere leeft dus nog en Zijn hand is niet verkort. Maar grooter is er nog en wat der ziele nog heiliger verwondering baart. Weet ge, wat dat is? Als ‘s Heeren heil zich tot u zelven uitstrekt, en Zijn Geest u spreekt van genade, waarin gij deelt. Genade, die u spaarde, u verlichtte, u verloste. Genade, door u zelf beleefd, is grooter, veel grooter, dan genade, bewezen aan wie ook buiten u.
Zou ‘t egoïsme zijn, waaruit dit grootere ontspruit? Neen, dat niet. Maar zaagt gij, bij rechte zelfkennis, uw zonde niet als de meest verschrikkelijke? Dacht gij uw toestand niet menigmaal de meest jammerlijke en wanhopige te zijn? Meendet gij waarlijk niet meer dan eens, — ontzettend —, uw eeuwige ondergang nabij te zijn? ‘t Is daarom, dat in uw vertroosting, in uw behoudenis genade het grootst, het meest luisterrijk schittert. Wie zelf verhoogd is uit de poorten des doods, die zal des Heeren ganschen lof vertellen in de poorten der dochter Sions, dat hij zich verheugt in Zijn heil, Ps. 9:14, 15. „En ik overgebleven” is dan ook de taak der meest dankbare verwondering.

Zielsaangrijpende dingen had de Profeet Ezechiël in den geest te Jeruzalem aanschouwd. De meest gruwelijke zonden, bedreven in de heilige stad door alle geledingen des volks, waren hem ontdekt. Des Heeren strenge straf was echter tevens reeds door hem aanschouwd. Zes mannen, elk met zijn verpletterend wapen in de hand, (een knots wellicht) gingen door de straten van Jeruzalem heen, al slaande en
doodende. Slechts, wie door den man met linnen bekleed met een teeken waren geteekend, werden verschoond, maar overigens. … o daar lagen ze, de ouden en de jongen, de maagden en de kinderkens, gekneusd, verwond, verpletterd, dood. De Voorhoven des tempels zelfs, — het oordeel begint immer bij het huis Gods! —, waren met verslagenen vervuld. Met van ontzetting ingehouden adem en bonzend hart ziet de Profeet het aan. Maar aanstonds komt hij tot zichzelf en als die mannen hun werk gedaan hebben, dan dringt het tot hem door, dat hij niet was geraakt, dat hij was „overgebleven”. En als hij dat in onzen tekst nu meldt, beluistert gij daarin dan niet met mij de toon der aanbidding, der heilige verwondering? Zoovelen vielen, hij mocht nog staan;
Zoovelen gingen in in den zwarten nacht des doods, hij leefde nog; zoovelen vergingen onder den vloek, de zon van ‘s Heeren gunst straalde over hem: hoe groot, hoe wonderlijk was het hem!

En ziet, ook heden gaan de oordeelen rond. Het menschdom kreunt onder de slagen des Allerhoogsten, verre en nabij. Teleurstelling op teleurstelling ontnemen de hoop en de moed aan het hart en innig verdriet knaagt daaraan. Ons oog waart over wat naar waarheid toch een jammerdal mag heeten en het dreunt ons in het oor:

Gewis, daar is een God; die leeft
En op deez’ aarde vonnis geeft.

Wei past hier onderscheiding. Niet alle slaan des Heeren is een slaan in Zijne grimmigheid. Gelukkig niet. Soms moogt ge daar een zuivere geloofsbeproeving in zien en deze is immers veel kostelijker dan des gouds. Soms ook eene kastijding, waardoor, als door een bittere medicijn, des Heeren kind van verkeerds genezen worden moet. Wanneer het levensleed, wanneer des Heeren slagen u verootmoedigen, u dichter tot den Heere brengen, u leiden tot Zijne wegen, dan moogt ge er voor danken en getuigen, dat het beter is „door den Heere geslagen dan door den duivel gekust” te worden.
Echter — ook als een gerechte straf doet de Rechtvaardige Zijn roede dalen. Opmerken is ook in deze noodig. Terecht roept ons de dichter toe:

Komt allen, ziet Gods wijze wegen,
Wat is Zijn werking hoog geducht;
Hetzij Hij ‘t menschdom met Zijn zegen
Bezoekt, of met Zijn strenge tucht.

Hij is geen ledig Aanschouwer van het kwaad, en moge de zonde al zoet lijken, straks gevoelt het ieder, dat het kwaad en bitter is Hem te verlaten.
Zouden wij, — ja, óók wij —, dan niet vreezen? Wij zien alom de oordeelen Gods.
Doch daar komt het nu weer en zoo wordt nu onze tekst weer menigmaal beleefd en wordt ook bij ons de verwondering geboren. Dan leert genade u des Profeten woord telkens nafluisteren: „en ik overgebleven”.

Rotterdam. S. v.d. MOLEN.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1942

De Wekker | 4 Pagina's

De heiligste verwondering. (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1942

De Wekker | 4 Pagina's