Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Hendrik de Cock. 12 April 1801 — 14 November 1842. (5)

Bekijk het origineel

Ds. Hendrik de Cock. 12 April 1801 — 14 November 1842. (5)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De reactie op het optreden van de Cock was verschillend. Eenerzijds was er vreugde bij de ware vromen, anderzijds evenwel rees er bij de vijanden der ware Gereformeerde leer ernstig verzet tegen den man, die allen opriep tot gehoorzaamheid aan het Woord van God en tot handhaving der aloude Belijdenis. Vele Herv. predikanten werden ontrust, toen zij in hun eigen gemeenten een opleving zagen van de leer van Dordt, die men reeds lang overwonnen waande. Men greep naar de pen. Verschillende werkjes zijn er in dien tijd verschenen, met geen ander doel dan de bestrijding van de aloude Gereformeerde waarheid Van bijzondere beteekenis werden twee geschriftjes, het eene van Ds. L. Meijer Brouwer, van Uithuizen, getiteld: „Noodige waarschuwing en heilzame raad aan mijne gemeente”, het andere van Dr. G. Bentheim Reddingius, te Assen, getiteld: „Brieven over de tegenwoordige verdeeldheden en bewegingen in de Hervormde Kerk”. De beteekenis van deze beide werkjes ligt niet zoozeer in de belangrijkheid van hun inhoud, als wel in het feit, dat zij aanleiding waren tot het ontstaan van een tegengeschrift van de Cock. Kort na het verschijnen dezer boekjes ontmoette de Cock Brouwer op een classicale vergaderirig te Onderdendam. De Cock klaagde Brouwer aan wegens zijn afwijkende gevoelens. Bij die gelegenheid daagde Brouwer hem uit om ook de pen op te vatten en een tegengeschrift op te stellen. Dit deed de Cock. Hij schreef toen: „Verdediging van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en ten toon gesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde leeraars, of de schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. de Cock, Gereformeerd leeraar te Ulrum”. Scherp maar raak was de Cock’s verdediging van de aloude leer der waarheid. De verschijning van dit niets-en-niemand-ontziende geschrift was als een donderslag bij helderen hemel. Heel de kerkelijke wereld werd opgeschrikt en men vroeg zich af: wat moet er met dien man gebeuren, die het waagt op zoo grove wijze de heerlijke rust der (slapende) Kerk te verstoren? Wel, er was maar één weg — die man moest onschadelijk worden gemaakt! Het duurde dan ook niet lang of de kerkelijke actie tegen de Cock begon. Of liever gezegd, er was reeds een actie tegen hem ontketend en wel door middel van den bij ons Gereformeerde volk zoo bekende en geliefden Ds. A.P.A. du Cloux, predikant te Vierhuizen bij Ulrum. Du Cloux was toen nog een vijand van de Gereformeerde waarheid, doch is later tot bekeering gekomen, maar bleef, helaas, in de Herv. Kerk. Door du Cloux was bij het classicaal kerkbestuur een klacht ingediend, dat de Cock op Zondag 3 Nov. 1833 twee kinderen uit de gemeente Vierhuizen had gedoopt. Over dit doopen van kinderen uit andere gemeenten had de Cock gecorrespondeerd met den bekenden ds. Molenaar uit den Haag. Deze had hem geschreven, dat geen enkele bepaling der Herv. Kerk het verbood, maar dat hij het hem toch moest afraden te doen. Volgens gereformeerd kerkrecht was het ongeoorloofd, doch dit wist de Cock toen niet. Omdat geen enkel reglementsartikel der Herv. Kerk het verbood, en de logische consequentie van de leervrijheid der predikanten was, dat de leden vrijheid hadden om te hooren en de sacramenten te gebruiken waar zij wilden, ging de Cock er toe over om kinderen te doopen van ouders uit andere gemeenten, die bezwaar hadden tegen de on-gereformeerde leeraars hunner woonplaats. Het classicaal bestuur ging op de aanklacht van du Cloux in en benoemde 8 Nov. een commissie om de zaak ter plaatse te onderzoeken. Dit gebeurde op den 18 Nov. 1833. Drie dagen te voren verscheen het werkje tegen Brouwer en Bentheim Reddingius. De commissie, door het classicaal kerkbestuur gezonden, bestaande uit de predikanten A. Rutgers, J.H. Warmolts en
P. Rutgers, verklaarde in last te hebben om te onderzoeken of de aanklacht van du Cloux waarheid bevatte, en zoo ja, of de Cock op dezen weg voort wilde gaan. Rondweg verklaarde de Cock, dat hij inderdaad kinderen uit andere gemeenten gedoopt had en dat hij van plan was, daarmede voort te gaan, indien hem dit zou worden verzocht. tenzij men hem uit den reglementen der Herv. Kerk aantoonde, dat dit niet mocht.
Intusschen zond du Clouz op denzelfden dag, waarop de commissie ten huize van de Cock haar onderzoek instelde, weer een aanklacht tegen hem in, omdat de Cock 17 Nov, opnieuw twee kinderen uit du Cloux’ gemeente had gedoopt. Op den 3en Dec. zond du Cloux nogmaals een klacht in, nu over het feit, dat de Cock ook getrouwde en ongetrouwde leden zijner gemeente op zijn catechisaties toeliet, ja dezen er zelfs toe opwekte bij hem ter catechisatie te komen.
Op een en ander reageerde het classicaal bestuur door de Cock te gelasten op Donderdag 19 Dec. 1833 ‘s middags 12 uur te verschijnen in het Sylvesterhuis te Onderdendam, teneinde door het classicaal bestuur gehoord te worden over de klachten, tegen hem ingediend. De Cock ging. Men vroeg hem, of hij kinderen uit andere gemeenten doopte, of hij catechisanten uit andere gemeenten op zijn catechisatie toeliet en of hij de schrijver was van het boekje tegen Brouwer en Reddingius.
De Cock antwoordde toestemmend. Maar toen hij verzocht op grond van Gods Woord zijn gedrag te mogen verdedigen, werd hem dit geweigerd, terwijl den bode gelast werd hem uit de zaal te brengen.
Zoo kon hij met zijn kerkeraad, die niet eens gehoord was, vertrekken. Reeds den volgenden dag kreeg hij zijn vonnis thuis: hij was voor onbepaalden tijd in alle deelen van zijn dienst geschortst zonder verlies van tractement. En de grond voor dit vonnis? Wel, het eigenlijke strafwaardige feit was het schrijven van het boekje tegen Brouwer en Reddingius; het doopen van kinderen en het toelaten van catechisanten uit andere gemeenten werd wel genoemd, maar slechts als terloops.

Zw. (Zwolle) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1942

De Wekker | 4 Pagina's

Ds. Hendrik de Cock. 12 April 1801 — 14 November 1842. (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1942

De Wekker | 4 Pagina's