Uit het kerstverhaal.
Er is in den loop der tijden heel wat critiek over het kerstverhaal heengegaan. Zoo is meermalen de vraag gedaan, wat beteekenis moet gegeven worden aan het woord, „beschrijving”. Zoo heeft men allerlei gedachten geopperd over de stal en over de kribbe en over de plaats der geboorte, en nog zooveel meer. Onder dit vele was ook dikwerf in geding de kwestie van stadhouder Cyrenius. Het Evangelie van Lukas verhaalt: deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrenius stadhouder over Syrië was. Nu verhaalt de geschiedschrijver Jozefus, die in de eerste eeuw onzer Christelijke jaartelling leefde, dat deze Cyrenius, als stadhouder van Syrië werd benoemd na den dood van Koning Herodes. Volgens het Bijbelsche verhaal werd Christus tijdens de regeering van Herodes geboren, en hoe is het dan mogelijk, dat deze Cyrenius in die dagen stadhouder van Syrië kon zijn?
De Romeinsche geschiedboeken zeggen, dat niet Cyrenius, maar dat Saturnius stadhouder van Syrië was in de dagen van koning Herodes.
Dat was een moeilijkheid, waarover men langen tijd niet het juiste licht kon ontsteken. Eerst vóór wat jaren is hier klaarheid gekomen. De geleerde Ramsey heeft bij Antiochië in Klein-Azië een tweetal steenen gevonden, op welke ook de naam van Cyrenius voorkwam. Daarop werd vermeld, dat hij met een ander, dat was de genoemde Saturnius, van het jaar 10 tot 7 vóór Christus, een Keizerlijke opdracht vervulde in Syrië, een opdracht, die in verband stond met de beschrijving, waarvan in Lukas 2 wordt gesproken.
Nu blijkt over deze beschrijving heel wat jaren heengegaan te zijn. Ook in de jaren 5 en 4 vóór onze jaartelling duurde deze beschrijving nog voort. In het jaar 4 vóór onze jaartelling is Herodes gestorven en dus moet Christus vroeger geboren zijn dan wij in den regel aan nemen. Naar juiste berekening zouden wij heden moeten schrijven 1947.
Het was op initiatief van één der pausen, dat er een jaartelling werd ingevoerd, die van af Christus geboorte zou rekenen en een monnik, genaamd Dionisius, en bijgenaamd Exiguus, dat wil zeggen, de nauwkeurige, kreeg de opdracht om uit te rekenen hoeveel jaar men dan terug moest. Dionisius heeft zich toen niettegenstaande zijn prachtigen bijnaam toch een vijftal jaren vergist en zoo zijn wij altijd vijf jaren over de grens van onze jaartelling heen.
Hoe dit zij, maar bij deze lezing levert de naam van den stadhouder Cyrenius geen moeilijkheden meer op en blijkt het, dat Cyrenius in den tijd, dien Jozefus noemt, niet voor de eerste, maar voor de tweede maal stadhouder werd. Voor de tweede maal werd hij stadhouder in het jaar 8 na Christus geboorte, en ruim een tiental jaren eerder was hij ook door den keizer met stadhouderlijk gezag in Syrië bekleed in verband met de „beschrijving”.
Het lijkt gewaagd om deze „beschrijving” als een volkstelling te beschouwen. Wellicht stond zij veel meer in verband met erfrechten en grondrechten, en moest ieder, die aanspraken kon laten gelden op bezittingen, zich ter plaatse vervoegen, waar deze rechten beschreven zouden moeten worden.
Van daar dat wij lezen, dat ieder moest gaan naar zijn eigen stad.
Bij een volkstelling beslist alleen het getal, en daarvoor behoeft men toch niet op reis te gaan. Maar bij erfrechten zijn meerdere vragen aan de orde, en zullen de eigen steden de registers bewaard hebben, terwijl in het Romeinsche rijk de gewoonte was telkens om de 14 jaren alle grondeigendom opnieuw te beschrijven.
Wellicht is het ook hierom, dat de Schrift zoo dikwerf over de erfenis en het erfrecht en de erfgenamen spreekt, en dat Jezus genoemd wordt in den brief aan de Hebreen de erfgenaam van alles. En Petrus spreekt van een onvergankelijke en onverwelkelijke erfenis. Zoowel de Joodsche als de Romeinsche wereld in die dagen waardeerden de erfbezittingen, en maakten groote reizen om deze erfrechten veilig te stellen.
Hoeveel grooter is het een erfrecht in de hemelen te hebben en een grondbezit aldaar! Of zegt de apostel niet: en indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus.
Die schatten van het hemelsch erfdeel worden goed bewaard!
Hier zijn geen tegenvallers, maar enkel meevallers.
De hemelsche kadasters vergissen zich niet. Deze „beschrijving” bewaart de namen van allen, die in het Testament mogen staan. Ik weet niet precies voor hoeveel, en hoe groot, maar het zal altijd meevallen.
A. (Apeldoorn) S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1942
De Wekker | 4 Pagina's