Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Steunpilaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Steunpilaren

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

God heeft één ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is. En de goedertierenheid, o Heerel is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk.Psalm 68:12, 13.

Psalm 62 is uit een veel bewogen tijd in Davids leven. In een der dalen van den Jordaan zit de grijze Koning. Welk een toestand. Zijn eigen zoon tegen hem in opstand.
Zal dat nu het einde zijn van den gezalfden des Heeren?
De nood en het gevaar drijven hem uit tot God, en in de deugden Gods vindt hij zijn steunpilaren.
Psalm 62 vormt met ps. 39 een tweeling. Doch welk een verschillend zwijgen.
In ps. 39 dwingt hij zichzelven tot zwijgen. Hij wil niet klagen over Gods weg en leiding. Hij mocht eens iets te veel zeggen, waar door hij de vijanden aanleiding gaf tot spot.
Doch nu viel hij in een andere fout, hij zweeg ook van het goede.
In ps. 62 is hij ook stil. „Immers is mijne ziel tot God.”
Welk een geheel andere stilte. In de stilte van ps. 62 heeft hij geluisterd en hij heeft de stem des Heeren, de Godspraak, vernomen.
Welk een verschil tusschen dat zich dwingen om den mond niet open te doen en de stilheid der ziel, waar de Heere gesproken heeft.
„Ik zal mijn mond met een breidel bewaren.” Dat is de stilte, die aan den storm voorafgaat. Hoe benauwend kan dat zijn in de natuur, als de donkere wolken zich samen pakken en heel de natuur als in spanning wacht. Zoo kan het ook zijn in ons leven. Die strakke oogen, die saamgeknepen lippen, maar van binnen kookt het.
Hoe liefelijk is de stilte na den storm. Dan herademt alles in de natuur. Het onweer is voorbij, de lucht is gezuiverd.
Dit is de stilte van ps. 62.
„Doch gij, o mijne ziel zwijg Gode: want van Hem is mijne verwachting.
Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn hoog Vertrek; ik zal niet wankelen.”
Zijn geloof is geklommen tot een vast vertrouwen. Het heeft grond. Het rust op onwankelbare steunpilaren.

Gij moet u dus bij de overdenking van dezen psalm voor oogen houden in welk een benarde positie David zich bevindt.
Velen zeggen, wie zal ons, het goede doen zien?
Zijn mannen zien geen uitkomst meer.
Doch David is vol vertrouwen. Zijn geloof rust op hechte steunpilaren. „God heeft één ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord”. En wat is de inhoud van hetgeen God tot hem gesproken heeft? „Dat de sterkte Godes is”.
David heeft dus een persoonlijke toezegging van den Heere ontvangen.
Eén zaak heeft God hem gezegd, en dat heeft hij tweemaal gehoord.
Hoe hebben wij dit te verstaan? Eénmaal spreken en tweemaal hooren?
Wij kunnen dit verschillend omschrijven: éénmaal heeft God gesproken, ik heb dit goed gehoord.
Twee maal hooren beteekend dan goed hooren, duidelijk.
Ook zoo: Eénmaal sprak God tot mij een woord. Ik heb dit gehoord met mijn oor en verstaan, het is tot mij doorgedrongen.
Nu lezen wij in de geschiedenis van Davids vlucht voor zijn zoon Absalom niet, dat de Heere direct tot hem gesproken heeft door een Goddelijke openbaring of door den mond van den Hoogepriester.
De Ark had hij teruggezonden. En toch zegt hij: „God heeft één ding gesproken.”
Er is dus hier niet een directe of uitdrukkelijke belofte Gods.
David is werkzaam geworden met de deugden Gods. Met de gansche Godsopenbaring. Met het spreken Gods door zijn Woord en Geest.En let er op, nu wordt hij werkzaam met die deugden Gods, die hij in zijn omstandigheden juist noodig heeft. Die leert hij verstaan, daar wordt hij werkzaam mee.
Aan Gods deugden klemt de Koning zich vast in den nood zijner ziel.
Allereerst met de deugd der almacht Gods. „Dat de sterkte Godes is.”
Daar krijgt hij het oog op. Daar krijgt hij houvast aan.
David wil dus hiermee zeggen wat God gesproken heeft heb ik niet slechts verstaan met mijn oor, maar ook met mijn hart.
Gij kent toch de levenservaring met het Woord, als u een woord in de ziel zinkt?
Dan is het een woord gesproken door den Heere. Gij hebt het eerst gehoord met uw oor, maar nu ook verstaan met uw hart.
Is dat niet de ervaring met het Woord?
Neem eens een uitspraak uit Gods Woord, door den Heiligen Geest neergeschreven: Wij weten, dat dengenen die God lief hebben alle dingen medewerken ten goede. Of: God is een Toevlucht voor de zijnen.
Gij kent die woorden, gij hebt ze reeds zoo menigmaal gehoord. Maar nu komt gij in bijzondere levensomstandigheden en nu bepaalt de Geest des Heeren u bij die uitspraak uit Gods Woord.
Nu leest gij het of hoort gij het zoo als gij het nog nooit hebt gehoord. Nu wordt uw geloof er mee werkzaam. Het komt nu met maar tot uw oor, neen, uw hart hoort in dat bepaald woord Gods stem en gij verstaat die.
Eénmaal sprak God tot mij een woord,
Tot tweemaal toe heb ik ’t gehoord: .
Dat ’s Heeren zijn de sterkt’ en krachten.
Gij wordt nu met de almacht Gods werkzaam.
De deugden Gods, die steunpilaren voor zijn geloofsleven worden, zijn: Gods macht; gunst en recht.|
De Heere regeert. De sterkte is Godes.
En de goedertierenheid, o Heere! is uwe.
Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk.
De Heere regeert; Hij is met hoogheid bekleed; de Heere is bekleed met sterkte; Hij heeft zich omgord. Ook is de wereld bevestigd; zij zal niet wankelen. Ps. 93.
De Godsregeering, daar haalt David in den nood zijn ziel aan op. Die banier heft hij hoog op. Doen ook wij dit in bange dagen?
In welke levensomstandigheden gij ook zijt! moeilijk voor het uitwendige, bang voor het tijdelijke leven, zalig, als de wetenschap, dat de sterkte Godes is maar niet alleen een woord is dat in den Bijbel staat, ach dan is het misschien nog dood kapitaal voor u, dat gij al jaren in huis hebt, doch nog nooit recht gehoord, verstaan. Het komt aan op tweemaal hooren met het oor en met het hart.
Kent gij het, dat gij zegt: nooit heb ik geweten welk een troost er in dat woord lag. Nu, nu mij alles ontvalt, nu alles tegen mij is, nu de vijand mijner ziel zijn legerscharen wapent, nu de hel mij aangrijnst…. nu heeft de Heere mij door dit woord versterkt met kracht in mijn ziel. Om werkzaam te worden met de deugden Gods moeten wij vaak geleid worden door diepe wegen en donkere nachten, opdat wij gaan luisteren. Opdat het de bede wordt: Heere spreek tot mij een woord, leg Uw woord in mijn ziel, geef mij het te verstaan. Dan wordt het hart met Gods deugden en beloften werkzaam.
„De goedertierenheid, O Heere! is Uwe.” Dat was ook een ervaring van David. Dat had hij goed verstaan. Tweemaal gehoord, beleefd, ervaren.
Sterkte en goedertierenheid, zijn geloof is met beide werkzaam.
Nu wordt zelfs de weg van beproeving een weg van heil. Hij ontmoet er den Heere op als een God van genade.
Niet alleen als de Almachtige, die alle kracht bezit in hemel en op aarde, maar ook als groot van goedertierenheid.
Uwe, o Heere, is de deugd der goedertierenheid.
Zoo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijne goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vreezen.
Gods goedertierenheid is Zijn gunst, genade en barmhartigheid, die Hij in Christus, zijn Zoon, uitbreidt over schuldigen. Ook dat heeft David niet slechts met het gehoor gehoord, maar verstaan met het hart. Op die deugd heeft hij leeren hopen en vertrouwen. Versta dit: de kennis van God als de Goedertierene en Genadige, als een schuldvergevende Ontfermer in Christus Jezus, moet niet slechts zijn een wetenschappelijke maar een bevindelijke kennis.
Dan eerst kan uw ziel rust vinden in de deugd der goedertierenheid Gods. Dan wordt ook deze deugd voor uw ziel een steunpilaar.
Nog een derde steunpilaar noemt David.
„Want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk.”
God is heilig in Zijn richten. Er is een vergeldende gerechtigheid. Wie zoo rust vindt in ’s Heeren sterkte en goedertierenheid, wie zoo steunt op de deugden Gods, diens ziel kan onder het zwaarste leed en de grootste gevaren zeggen: Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil.
De Heere is de sterkte. Gij hoort dit…… gelooft gij het ook?
Als gij de verzenen tegen de prikkels blijft slaan, zal Gods kracht zich tegen u zetten. Smeek Hem dat Hij uw hart opene, zoo, dat gij tweemaal hooren moogt. Vraag den Heere, dat Hij door zijn Geest u zijne deugden leere, verklare, ook in den weg der ontdekking, zoo dat gij er werkzaam mee wordt.
Zijn macht…. ook om u te verlossen van het hoogste kwaad en te schenken het hoogste goed.
Zijn goedertierenheid, dat Hij gewillig is u te verlossen. Maar ook Zijn recht, dat Hij het alleen doen kan om Zijns zelfswil.
Merk op mijn ziel wat antwoord God u geeft. Luister als de Heere spreekt. Zijn belofte zal gepast zijn voor uw behoefte, in ziels- of lichaamsnood. Luister als de Heere spreekt. Vraag hem: Zeg tot mijne ziel: Ik ben uw heil. Vraag Hem nu in dezen tijd, onder welke levensomstandigheden gij ook verkeert, misschien zoo moeilijk als voor David, vraag Hem een woord uit den Bijbel in uw ziel te leggen. Vraag Hem u werkzaam te maken met de deugden Gods. Deze zijn alleen de steunpilaren voor het hart.
„Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijne, goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer.”

Soestdijk. L. DE BRUYNE.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Steunpilaren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's