Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Exodus 25 : 40 (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Exodus 25 : 40 (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Predikatie gehouden ter inleiding op het gebed, voor het samenkomen der kerk in Generale Synode, op Maandagavond 24 Juli 1944 te Apeldoorn, door Ds. W. Kremer van Leeuwarden.

Zie dan toe, dat gij het maakt naar hem voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is.
Nu de kerk, in haar afgevaardigden, ter Generale Synode samenkomt, mag, in de gezindheid, waarin zij dat doet, zeker niet gemist worden de genegenheid om het kleed van den ootmoed aan te trekken.
Immers er is reden te over dit te dragen, en ons te verootmoedigen voor den Heere. Daar is allereerst de gescheurdheid van het lichaam des Heeren in ons Vaderland, die nog voortduurt. Ondanks eenheidsbetuigingen en -demonstraties onder den druk der tijden, is niet de weg tot wezenlijke eenheid der levende kerk gebaand, maar zijn de kloven tusschen venschillende formaties verdiept. Waarachtige bekeering ontbrak en daarom bleven wij machteloos in dezen. En in die machteloosheid ligt een aanklacht tegen ons, die schuldbewust in ootmoed diént aanvaard.
Niet minder geven stof tot verootmoediging de verhoudingen in de kerken — de onze niet uitgezonderd. Er is veel woeling en wrijving. Veel getwist en gevecht. De een meent al meer het licht te hebben ontdekt dan de ander. In diepte van inzicht zoekt men elkaar te overtreffen. Er staan vele medicijnmeesters bij de kranke kerk en toch is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen. De balsem uit Gilead en de Heelmeester aldaar worden in hun heilzame werking te weinig gekend. Wij missen al te veel een kinderlijk en daarom diep en eenvoudig geloof. Geen wonder dan, dat de blijdschap en de vrede schaars worden genoten, Inplaats van een vrolijke bruid, schijnt de kerk een weduwe zonder verwachting.
Is het wonder dat er van haar zoo weinig kracht uitgaat op de wereld rondom en op haar éigen kinderen? Er is gesproken van de stervende — in stee van de wervende kracht der kerk. En er is reden aldus te spreken.
En was dit alles ons een levende smart, het zou de aanvang der genezing zijn. Maar ach! wij weten beter.
Synodale bepalingen en besluiten, perfectionneering van de kerkelijke organisatie kunnen hier geen wezenlijke hulp bieden. Zij kunnen groote beteekenis hebben, wanneer zij gedragen worden door een nauw en innig gemeenschaps leven met den koning der kerk en een bekeering tot de grondwet voor het leven der kerk, gelijk die voor ons ligt in het woord van den tekst.
Eens en voor al heeft de Heere deze wet bekend gemaakt aan den Middelaar van het oude verbond, Mozes.
Dat zij van bizondere beteekenis is voor het leven der kerk blijkt, in Ex. 25, overduidelijk. Tot tweemaal toe wordt zij daar afgekondigd. Eerst in het algemeen, vrs 9, voor den bouw van heel de tabernakel. In het bizonder wordt deze heilige regel herhaald als de voorschriften gegeven zijn voor de vervaardiging van den kandelaar; vrs 31—39. De kandelaar is telkens in de schrift symbool van de kerk op aarde. Voor haar leven, inzooverre menschenhanden dat uitbouwen, geldt: Zie toe, dat gij het maakt, naar het voorbeeld op den berg getoond.
Wij staan hier echter niet voor een gebod zonder meer. Hier is evangelie in vollen rijkdom. Immers de Heilige Geest verzekert ons in Hebr. 8 dat ook deze wet door Christus vervuld wordt. Hij, die een zooveel uitnemender bediening gekregen heeft dan Mozes, bouwt naar deze heilige orde zijn kerk. Uit en door Dien meerdere dan Mozes zullen wij het nu moeten leeren. Ja, nu zal juist ons kerke-werk aan den dag brengen inhoeverre wij de levende en levendige gemeenschap met dien Christus kennen. Worden we door Zijn Geest naar Zijn evenbeeld vernieuwd, dan vreezen we voor kerk-bouw naar eigen trant en leeft het heilig begeeren het te mogen doen naar het voorbeeld op den berg getoond.
Opdat wij in dit besef zouden mogen arbeiden, bedien ik u het woord Gods over: De bouw der heilige dingen—
1 Op den berg geleerd
2 Van den berg begonnen
3 Aan den berg gebonden
Een voorrecht als aan geen mensch ooit ten deel viel, werd Mozes geschonken. Hij mocht opklimmen tot God, Was de Sinai in heiligheid en omringd van bliksemstralen enkel een berg des gerichts, Mozes zou niet hebben kunnen bestaan. Het was echter niet een berg der verschrikking maar der openbaring. God spreidt er het wonder der genade open, dat Hij zijn hart gezet heeft op zijn volk Israël en het ten koning wil wezen opdat het zijn geheiligd volk zou zijn.
Wonderlijk zal het Mozes tegengeklonken hebben toen de Heere hem openbaarde dat Hij, als de Koning zijns volks, ook in hun midden wonen wilde.
Behoefte aan een woning heeft de Koning des hemels niet, maar zijn liefde begeert het En die liefde heeft haast; zij wil niet wachten tot dat volk heilig is. Bij een schuldig volk bouwt God zijn huis.
Het zal een woning zijn aan die zijns volks gelijk: een tent. Immer wil de Heere bij zijn volk blijven. Verreizen, zij, Hij gaat mee.
Een woonhuis tot ontvangst van zijn volk wil de Heere, een tent der samenkomst waar de gemeenschap des verbonds geoefend wordt.
Dit is iets groots dat de Rechter der schuldigen zich doet ontmoeten als een Vader vol ontferming!
Dit is ook iets nieuws: God woont bij zijn volk. Geen wonder dat het voor de Engelen zelfs verbazing wekt.
Deze woning staat dan ook niet op den grondslag van het natuurlijke leven; zij wordt gewijd door het bloed van het offer.
Het kan ons dan ook niet verbazen dat voor zulk een huis het plan niet door Mozes mag worden ontworpen. Het initiatief van den mensch is hier te gering. Het plan tot den bouw is van boven.
En het plan is af. Tot in de kleinste onderdeelen is het door den Heere vastgesteld. Niets is overgelaten aan den mensch!
Kleuren en lijnen, gereedschap en versiering, indeeling en maat, alles is door den Heere bepaald en moet uitdrukking geven aan het wonder der genade. Hier kan niets neutraal of onverschillig en zonder beteekenis zijn. Het is een tent der getuigenis; wie haar binnentreedt moet overal in het liefdehart Gods lezen.
Niet alleen wordt aan Mozes gezegd hóe de Heere zijn huis wil zien gebouwd; het wordt hem ook getoond. Van het geheel en de deelen heeft Mozes het voorbeeld, het model gezien. Heeft Gods hand Mozes opgetrokken in den hemel of hem in een visioen den geheelen tabernakel doen zien? Wij Weten het niet. Zeker is, dat hetgeen hij zag, zóó diep in Mozes' ziel gezonken is, dat het hem immer voor den aandacht stond. Wat wij van God zelf leeren, vergeten wij niet gauw.
Mozes leert hier de orde voor den bouw der heilige dingen. Deze orde is: eerst zien dan bouwen. Eerst luisteren dan arbeiden. Boven, op den berg, beginnen en straks beneden uitvoeren. Wie dit eerste artikel van Gods grondwet vergeet, ziet zijn werk tot mislukking gedoemd. Geen wonder dat er zooveel kerkelijke en geestelijke ruïnes zijn.
Dit is het wonder der genade Gods dat wat boven is daar zijn oorsprong heeft, beneden mag worden geopenbaard.
Zoo was het eens in het paradijs. De zonde maakte „boven” en „beneden” tot een tegenstelling. Een breuk, zoo groot, dat zij door den mensch niet kan worden geheeld, wat pogingen ook worden aangewend.
Wat van „beneden” uit hopeloos is, maakt Gods ontferming van „boven” uit werkelijkheid. Het zal beneden weer worden als het boven is: God alles en in allen. Wat Mozes zag is niet alleen voorbeeld, het is ook belofte. Het verzekert wat God doet.
Buiten den mensch, in Christus heeft God de grondslagen van dit heilswerk gelegd. In Christus, ligt naar den eeuwigen raad Gods, de uitvoering vast; daarom wordt het aan Mózes getoond éér het op aarde gezien wordt. Zijn oog mag er zich aan verzadigen eer het werkelijkheid wordt. Hij ziet het al klaar eer de aanvangen gelegd zijn. Dat houdt zijn ziel vast. In dat „geloof” gaat Mozes straks aan den arbeid.
Wat Mozes zag, is echter tegelijk eisch. Zie toe, luidt het, dat gij het alles maakt naar hun voorbeeld, dat u op den berg getoond is; Mozes is niet alleen toeschouwer. Bloote. toeschouwers kent de bouw der heilige dingen niet. De genade maakt de huisgenooten Gods tegelijk tot medearbeiders in het heilige werk. Neen, tusschen God en den mensch is niet maar de doodslijn. God wijdt den mensch in in zijn heilgeheimen. De kinderen mogen meebouwen aan het huis des Vaders. Het is hun heilige vermaking. De bouw is naar Vaders plan en uit Vaders schatten tot Vaders eere en glorie, maar het is hun vreugde:

Deez' eene zaak heb ik begeerd van God;
Daar zoek ik naar; dit zij mijn zalig lot:
Dat ik, zoolang mij 't levenslicht bescheen,
In 's Heeren huis mocht wonen hier beneen.
Och, mocht ik in die heilige gebouwen,
De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog,
Zijn lieflijkheid en schoonen dienst aanschouwen!
Hier weidt mijn ziel met een verwondrend oog.

Zie, daar ligt het geheim van allen arbeid aan het Godsgebouw op aarde: eerst inzien in het wonder Gods.
Neen, wij behoeven daartoe niet als Mozes een visioen. De Heere wil door Woord en Geest ons zijn heilgeheimen doen kennen. Dan „zien” we — wat is het geloof anders dan zien? — het heil geheim der kerk. Zij komt op uit den Drieeenigen God. De liefde des Vaders, die haar verkoor, het bloed des Zoons, die haar verloste en de kracht des Heiligen Geestes, die haar verzamelt is de grondslag der kerk. Ja, daarom was zij er, is zij er en zal zij er zijn.
Dan belijden we het weer: De geloof eene, heilige, algemeene Christelijke kerk. Dan verstaan wij het weer dat in haar God zichzelf openbaart en dat er buiten haar geen zaligheid is.
Dan aanbidden we het wonder dat God op aarde in zijn kerk openbaring wil geven aan dat onzichtbare koninkrijk zijner genade.
Dan worden we uit louter liefde tot God, zoo kerkelijk als we groot zijn. Niets is er dan onverschillig. Alles van onze Synodale agenda heeft dan beteekenis, omdat wij het zien in het licht van boven.
Wie zoo ziet verstaat het opschrift van Gods inzettingen pas goed: Ik ben de HEERE uw God, die u uit Egypteland heb uitgevoerd,
Hoe gaat dan klemmen de eisch Gods op grond der belofte gedaan: Zie toe, dat gij het ales maakt naar hun voorbeeld u op den berg getoond.
Dat zien op den berg is de inzet van alle ware bouw van Gods kerk. Dat was het geheim van Augustinus, Luther, Calvijn, de Cock en zoo velen met hen.
Zoo wordt door genade de eisch der gehoorzaamheid geleerd.
Onder den Nieuwen dag is het voorrecht van dit te zien weggelegd voor alle levende leden der kerk. Het is gelukkig niet alleen voor dominé's, ouderlingen en diakenen. Allen worden van den Geest geleerd.
Het zien van het wonder dat de Heere zich een woonplaats in en onder menschen bouwt, doet Zijn werk zoo innig lief krijgen. Dat zijn de uren van belijdenis van avondmaalvieren, van verborgen gemeenschap met den Heere. Uren ook van hernieuwde bekeering. Dan gelooven we, dan zien we weer wat God in Christus bezig is te doen. Hoe volvaardig is dan het hart om te bouwen aan de heilige dingen, naar het voorbeeld op den berg getoond.
W. Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1944

De Wekker | 4 Pagina's

Exodus 25 : 40 (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1944

De Wekker | 4 Pagina's