Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologische professoren op de Generale Synode (X - Slot)

Bekijk het origineel

De theologische professoren op de Generale Synode (X - Slot)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een slot-artikel willen wij nu enkele conclusies trekken en opmerkingen maken.
Ten eerste. Het ambt van doctor, door Calvijn e.a. .ten onrechte, zooals algemeen toegestemd wordt, op grond van Efeze 4:11 tot een afzonderlijk ambt gemaakt, is door de Gereformeerde kerken der verschillende landen al heel spoedig met dat van professor in de theologie aan universiteit, hoogeschool of illustre school vereenzelvigd.
Ten tweede. De professoren in de theologie, al of niet door de Kerk zelf benoemd, vervulden naar algemeen gevoelen, als doctoren der Kerk een dienst ten behoeve van de geheele Kerk.
Ten derde. Op grond van hun wetenschappelijke bekwaamheid, ervaring en algemeenen dienst ten behoeve van de geheele Kerk, werden zij door de Kerken vrijwel, steeds geraadpleegd als deze in synode bijeen kwamen.
Ten vierde. De wijze waarop de Kerken van dezen dienst der professoren gebruik maakten was tot en met de 18e eeuw niet overal en altijd gelijk.
Ten vijfde. Een algemeen gevolgde gedragslijn in dezen kwam, althans wat ons land betreft, pas in de vorige eeuw tot stand. Deze gedragslijn wordt nog steeds gevolgd, en bestaat hierin, dat alle Kerken van gereformeerd origine in ons land aan de professoren in de theologie zitting ter generale synode verleenen, doch slechts met adviseerende stem.
Tot zoover de conclusies, aan een overzicht der historie ontleend.
Nu zou de vraag nog gesteld kunnen worden, wat in dezen de eisen is van het gereformeerd kerkrecht. Die vraag is niet moeilijk te beantwoorden. Al de beoefenaren van het gereformeerd kerkrecht zijn het er wel over eens, dat aan de professoren in de theologie geen beslissende stem moet toegekend worden op de synodale vergaderingen, tenzij dit in uitzonderlijke gevallen hoodig mocht blijken, zooals dit het geval bijv. was met de Dordtsche synode van 1618—19. Als Voetius de personen bespreekt, die ter synode tegenwoordig zijn, onderscheidt hij ze in personae synodales en personae non synodales, d.w.z, in eigenlijk gezegde synodale personen, die de synode vormen, en de niet-synodale personen, die eigenlijk niet tot de synode behooren. Tot de laatsten nu rekent Voetius in de zesde plaats de doctoren en theologische professoren 1). Bij de bespreking van de vraag, of aan de professoren een beslissende stem moet toegekend worden, zegt Voetius, dat hij niet kan inzien, flat men hiertoe op grond van eenig onmiddellijk goddelijk recht of op grond van eenig stellig menschelijk of kerkelijk recht van de oude of van de gereformeerde kerk kan besluiten 2). Geheel- in denzelfden geest spreken de professoren Bouwman en Kuyper 3).
Is men het er dus over eens, dat den professoren geen beslissende stem toekomt, men is het er óók over eens, dat zij wel ter dege een adviseerende stem behooren te hebben, niet rechtens voortvloeiend uit hun „ambt”, dus niet krachtens goddelijke instelling, maar krachtens kerkelijke instelling, het zou tot groote schade zijn van de kerken als zij geen profijt veilden trekken van de kennis, wijsheid en ervaring der professoren.
Naar het woord van Voetius zijn zij immers boven vele anderen geschikt om over kerkelijke zaken, in elk geval, over de leer te kunnen oordeelen 4). „Het is (dus) alleszins wenschelijk dat de kerken in Synode vergaderd, de Hoogleeraren uitnoodigen, zoowel met het oog op het belang der kerken, die met de kennis en de ervaring der Hoogleeraren winst kunnen doen, als met het oog op de Hoogleeraren zelf, die krachtens hun ambt er belang bij hebben om invloed te oefenen op de werkzaamheden der Synode, vooral wanneer deze de belijdenis en de algemeene regelen der kerkenordening betreffen 5) . Natuurlijk behoeft met het geven van advies de taak der hoogleeraren niet afgeloopen te zijn. De synode kan den professoren ook allerlei deputaatschappen opdragen, om ook op deze wijze de Kerk te dienen. Doch deze werkzaamheden, als deputaat, bijv, voor de correspondentie met de Hooge Overheid, of voor iets anders, doen zij dan niet in hun kwaliteit van professor, maar krachtens opdracht, door de synode verleend.
Tenslotte is nog de vraag te bespreken, of er ook regelen vastgelegd zijn of behooren te zijn ten opzichte van de adviseerende taak der hoogleeraren. Zulke regels bestaan, althans in onze Chr. Geref. Kerk, niet. De werkwijze kan natuurlijk verschillend zijn. De synode kan het advies der hoogleeraren, vragen vóór het desbetreffende agendapunt door de synode-leden besproken wordt, en dat is over ’t algemeen wel de beste weg, die ook meestal wordt gevolgd, zoodat de professoren dan in waarheid als prae-adviseurs optreden. De synode kan over een bepaalde zaak als prae-advies het oordeel van één der hoogleeraren vragen, n.l. van dien hoogleeraar, tot wiens studie-terrein de zaak meer speciaal behoort. Maar zij kan ook alle professoren advies vragen. Zij kan een mondeling advies vragen, doch zij heeft ook evengoed het recht te verlangen, dat de professoren hun advies schriftelijk geven. Voor dit laatste pleitte bijv. prof. dr. H. Bouwman 6). Het zou in overeenstemming zijn met de practijk van de Dordtsche synode van 1618—’19.
Dit alles behoort tot de competentie van de synode. Zij kan haar eigen werkwijze bepalen. Bij ons bestaan geen vastgestelde regels.
Of ze noodig zijn of niet, sta aan de. synode ter beoordeeling. Indien een synode ze noodig mocht achten, zou het wellicht aanbeveling verdienen althans deze bepalingen te maken:
a. de roepende gemeente richt, krachtens synodale opdracht, aan de hoogleeraren in de theologie de uitnoodiging de te houden generale synode als adviseur te dienen;
b. de synode vraagt van de hoogleeraren een, als het mogelijk is, gemeenschappelijk schriftelijk prae-advies, althans in alle belangrijke zaken;
c. de synode verleent den professoren het recht aan de beraadslagingen der synode deel te nemen, en tevens om voorstellen in te dienen, die, als zij door één der synode-leden ondersteund worden, in behandeling kunnen worden genomen.

1) Voetius, Politica Eccl, torn. IV, 190.
2) Idem, 197.
3) Bouwman, Geref. Kerkitecht, H, 208; Kuyper in de genoemde Heraut-artikelen.
4) Voetius, Pol. Eccl., torn. IV, 196.
5) Bouwman in Tjjdschr. v. Geref. Theol., 12e jg., 1905, blz. 35.
6) Idem, blz. 34.

Zw. (Zwolle) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1945

De Wekker | 4 Pagina's

De theologische professoren op de Generale Synode (X - Slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1945

De Wekker | 4 Pagina's