Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Strijd (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Strijd (7)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door de bezwaarde Kerken zijn ook wij, als Christelijke Gereformeerde Kerken, in het geding betrokken. Wanneer wij dus thans de zaak voor het voetlicht brengen en onzerzijds er volle aandacht aan schenken, zoo zal men ons toch nooit van eenige voorbarigheid kunnen beschuldigen.
In het protest, dat is ingediend door de bezwaarden bij de Gen. Synode der Gereformeerde Kerken, is de Christelijke Gereformeerde Kerk genoemd als een van die kerkformaties, die het meest nabij staat. De Gereformeerde Kerken hebben al verschillende malen gepoogd saamspreking te hebben met de Christelijke Gereformeerde Kerk. En nu schrijven de bezwaarde broeders: „De Synode wist, dat één der grootste bezwaren van de zijde der Chr. Ger. Kerk juist is gelegen in de uitspraak van 1905. Door den eisch der onderteekening voor alle ambtsdragers wordt nu duidelijk uitgesproken, dat er voor de Chr. Geref. Broeders geen plaats is in de Geref. Kerken, althans zeker niet als ambtsdragers, zoolang zij deze leeruitspraak niet aanvaarden. Daardoor hebben wij hen, zoolang de Synode dezen eisch handhaaft, uitgesloten en is door ons de vereeniging onmogelijk gemaakt”.
Wij zijn zeer erkentelijk voor deze attentie van de zijde der bezwaarde kerken, maar wij veroorloven ons toch de opmerking, dat men onze positie tegenover deze leeruitspraak niet geheel juist weergeeft. Nu is dit te billijken. Het is een van zelf sprekend feit, dat de bezwaarde kerken op haar wijze lanceert de positie der Chr. Ger. Kerk en haar als een wapen gebruikt tegen de Synodale binding. Maar men begrijpe toch goed, dat het bezwaar der Christelijke Gereformeerde Kerk niet in feite bestaat door de binding der Synode van 1943. Het lijkt ons toe, dat bij deze argumentatie dit veel te veel over het hoofd wordt gezien. Ongetwijfeld zou de Christelijke Gereformeerde Kerk van een dergelijke binding niet willen weten, maar wanneer hieruit nu wordt opgebouwd een zekere leervrijheid omtrent het bestreden punt der wedergeboorte, zoo zou men de Christelijke Gereformeerde Kerk toch tegenover zich krijgen.
Ik meen, dat hier een teer puntje wordt aangesneden, dat in de toekomst nog wel eens stof zal geven tot nadere overweging. Men zou dit verschil aldus kort kunnen formuleeren. 1905 was voor de Christelijke Gereformeerde Kerk een groot bezwaar, omdat daar werd uitgesproken een onschriftuurlijke leer, terwijl de Kerken vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O. 1905, handhaven.
Wellicht zou men mij willen wijzen op de vernietigende brochure van prof. Greijdanus, die immers de uitspraak van 1905 heeft afgekraakt, zooals nog nimmer is geschied door één onzer. Maar men vergete hierbij niet, dat dit niet geschied is om 1905 als zoodanig, maar veelmeer en veeleer om de binding dezer uitspraak.
Dat deze ongereformeerde leer geleerd werd in de Gereformeerde Kerken werd niet als bezwaar gevoeld, maar wel, dat de Gereformeerde Kerken deze leer nu als Kerk aanvaarden, was het struikelblok dezer bezwaarde broeders.
Hierom ook is het geschied, dat de voormannen dezer uitgetreden kerken zoo lang en zoo scherp de Christelijke Gereformeerde Kerk hebben kunnen en durven aanvallen, en ze als een scheurkerk hebben gekwalificeerd, om reden men in de Gereformeerde kerken vrijheid van gevoelen moest laten en rijke nuanceering in zake de leer des verbonds moest worden getolereerd.
Ik wil hierbij geen oogenblik vergeten, dat thans wel een ander geluid hier en daar gehoord wordt, en een mildere toon over de kerkelijke positie der Chr. Gereformeerden niet vreemd is in den zelfden kring, waar voorheen scherpe degenstooten werden gegeven, maar dit neemt niet weg, dat de houding der Christelijke Gereformeerde kerken niet ten volle wordt geaccepteerd.
Toch mogen de uitgetreden kerken nimmer vergeten, dat haar strijd is een bevestiging van de bezwaren, die sinds 1892 aan de Christelijke Gereformeerde Kerk recht hebben gegeven haar eigen positie te handhaven. Ik weet niet, of deze uitgetreden Kerken dit zullen of willen zien en nog veel minder, of zij dit zullen en willen toestemmen, maar voor ons wordt thans een strijd aan de overzijde gestreden, die aan de fundeering der Christelijke Gereformeerde Kerk geen schade doet, maar die veeleer oproept tot bezinning, of tot heden de strijd om des beginsels wil gestreden door de Chr. Ger. Kerk wel altijd verstaan en gewaardeerd is geworden?
Het mag voor ieder, die het ernstig neemt in de Gereformeerde Kerken en die overtuigd wordt niet langer te mogen blijven in een kerkformatie, die een onschriftuurlijke verbondsleer handhaaft, wel een punt van biddend overleg zijn, of voor de zoodanige niet de plaats is in de Christelijke Gereformeerde Kerk?
Ik zeg dit niet om, gelijk men dat wel eens zegt, elkander wat zieltjes af te vangen. Dat zij verre. Een zoo laag bij den grond van kerkelijke politiek mag niet gesteld worden tusschen broeders, die heiden voor God en hun geweten overtuigd zijn een ernstigen strijd te strijden om der waarheid wil. Maar bij helder en klaar indenken van beginsel is het toch van niet geringe beteekenis, dat het de Christelijke Gereformeerde Kerk is geweest, die om des beginsel wil haar positie naar Heilige Schrift en confessie heeft gehandhaafd, terwijl eerst veel later de uitgetreden Kerken opkomen, die ook meenen uit oorzaak van Schrift en confessie niet te kunnen blijven in de Gereformeerde kerken. Ik kan mij dan ook zeer goed indenken, dat er leden der Gereformeerde Kerken zijn, die in de overtuiging leven, dat, indien zij ooit moeten scheiden uit hun kerken, zij thuis behooren bij de Christelijke Gereformeerde Kerk, als de wettige voortzetting van de Kerk der afscheiding. Laat ik zeggen, dat ik reeds zulke leden der Gereformeerde Kerken heb ontmoet, en ik kan mij hun positie best indenken. Begrijp goed, ik zeg dit niet, omdat ik hier bevooroordeeld zou zijn. Verre, verre van daar. Ik neem het zoo objectief mogelijk. Maar de strijd, die thans gevoerd wordt is een rehabilitatie der kerkelijke positie van hen, die sinds 1892 niet hebben kunnen samenwonen in kerken, waar „leervrijheid” werd gehuldigd, d.w.z. een leer werd voorgestaan, die aan den eisch van Schrift en confessie niet kon beantwoorden.
Dit noopt mij om nog wat dieper op dit kerkelijk vraagstuk in te gaan. Hier toch is het kerkelijk en het dogmatisch standpunt onlosmakelijk aan elkander gesnoerd. Dit vraagstuk is hier te schooner, omdat heel de Gereformeerde gezindheid in ons vaderland er bij betrokken is. Het is toch zoo klaar als de dag, dat de Gereformeerde kerken met hun sepatistische verbondsbeschouwing op een zijkant terecht gekomen zijn, waar de gereformeerde gezindheid in Nederland niet staat en niet wil staan. Wanneer wij denken aan den Gereformeerden Bond in de Nederl. Herv. Kerk en aan de confessioneele richting (zij mogen in hun kerkbeschouwing van ons zeer veel verschillen) maar wat het dogmatisch standpunt betreft in zake de leer des verbonds, staan zij zeker niet aan de zijde der Gereformeerde Kerken. Wanneer er ooit in ons vaderland nog eens een eenheid van kerken naar Gereformeerd belijden zou kunnen ontwaken, dan zou dit zeker niet zijn in de richting die de Gereformeerde Kerken ingeslagen zijn. Dat moge voor deze Kerken zelf reeds een ernstige waarschuwing zijn, of zij niet al te veel uit het middelpunt der Gereformeerde gezindheid hebben weggewerkt, en alzoo in een sectatischen hoek terecht dreigen te komen.
Inderdaad heeft thans het vraagstuk des verbonds meer dan één kant, en wijst op mogelijkheden, die, wat God geve, nog eens verrassende, werkelijkheden kunnen worden!
Thans komen dus aan de orde de jaartallen 1892 — 1905—1943! Wie goed weet, waar hij vandaan komt kan eerst goed weten, waar hij heen gaat.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1945

De Wekker | 4 Pagina's

De Strijd (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1945

De Wekker | 4 Pagina's