Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uwe zaligheid gezien

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uwe zaligheid gezien

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht, gaan in vrede naar Uw Woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien. Luk. 2 : 29-30.

Toen Maria en Jozef het kindeke inbrachten in den tempel, was daar ook de grijze Simeon. Door den Heiligen Geest geleid was hij in den tempel gekomen. En door dien zelfden Geest werd hem nu geopenbaard, dat dit de lang verwachte Messias was. Toen hij dat mocht vernemen, nam hij het kindeke in zijne armen. En terwijl hij daar met het kindeke in zijne armen staat, wordt hij door den Heiligen Geest profetisch bekwaamd om getuigenis van den geboren Zaligmaker te geven. Dat getuigenis doet ons in allereerste plaats hooren, wat die Christus voor Simeon zelf is. O, hij mag zich bij de beweldadigden door dit kindeke rekenen. Het heil in den Christus beloofd, mag Simeon, met insluiting van zich zelf, aanschouwen en roemen. En nu hij het lang verwachte heil in den Messias mag zien, stroomt dan ook de lofzang van zijne lippen: "Nu laat gij, Heere! Uw dienstknecht gaan, in vrede naar Uw Woord!”
Daarin spreekt Simeon allereerst uit, dat de Heere voor hem is geweest een waarmaker van Zijn Woord. O, de Heere had dikwerf zijn belofte gegeven, dat de Christus zou komen om Zijn zuchtend en naar Hem uitziend volk te verlossen. Maar het scheen soms, of het woord der belofte maar niet vervuld zou worden. Hoe dikwijls moesten Gods heiligen smeeken: „Och! dat Gij de hemelen scheurdet! dat Gij nederkwaamt!”
En ziet! Simeon behoorde mee bij de eerste beweldadigden, die het mochten aanschouwen. Geen wonder, dat hij, nu hij bij die heilsaanschouwing zijn lang gekoesterden wensch in vervulling zag gaan, kan getuigen, dat hij straks in vrede mag heengaan, wijl hij de vervulling van Gods Woord in de komst van Christus heeft mogen aanschouwen. O, toen hij uitziende was naar de komst van Christus, Dien hij als de vertroosting Israels had leeren verwachten, en vreesde, dat hij dien blijden heildag niet meer beleven zou, was hem een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zou, voor hij den Christus des Heeren zou hebben gezien.
En nu in den-tempel mag hij het getuigen, dat de Heere zijn woord bevestigd heeft, en dat Hij de God van ja en amen is!
Welk een bemoediging mag dit zijn voor aangevochten en bestreden zielen, die op de beloften des Heeren hebben leeren hopen, en naar de vervulling dier beloften hebben leeren uitzien. Hoe de vorst der duisternis en hun eigen ongeloof hen somtijds trachten te doen twijfelen aan de vervulling van Gods belofte, toch zal de Heere zeker zijne beloften vervullen.
Wel komen er soms donkere uren, waarin zij den dichter nazeggen:

Zouden Gods beloftenissen
Immer haar vervulling missen?

maar toch komt ook eenmaal de stonde, waarin zij roemen mogen:

Geloofd zij God, Die zijn genade!
Aan mij heeft groot gemaakt!

Dat mag ook Simeon nu ervaren. Maar in die ure, als God zijne beloften bevestigt, wordt ook de volheid der zaligheid gesmaakt. Hoe mag ook Simeon daarvan getuigen als hij zingt: „Want mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien! “O! zoo mag Simeon, nu hij den Christus ziet, in Hem de volkomen zaligheid aanschouwen. Door den Heiligen Geest verlicht, ziet hij in dien geboren Zaligmaker, den Wegnemer van zijn schuld; zijn Verzoener met God, en den Reiniger van zijne ongerechtigheid.
Maar gaat het niet eenigermate zoo met allen, die door het geloof in den geboren Christus, met Simeon hun Zaligmaker mochten aanschouwen? Neen! zij zien Hem niet, gelijk Simeon, met de oogen des lichaams! Maar met Petrus kunnen zij toch getuigen, ofschoon zij Hem niet gezien hebben, dat zij Hem nochthans liefhebben. Want zij zien in Hem alles, wat zij tot hunne zaligheid noodig hebben. Immers ook zij aanschouwen in Hem den Wegnemer van hun schuld en hun verzoening met den Rechtvaardigen en vlekkeloos heiligen God, Daarom mogen ook zij in de ure der geloofsaanschouwing met Simeon roemen: Want mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien, Welgelukzalig zij, die van den geboren Zaligmaker met Simeon mogen zeggen: Mijne oogen hebben Uwe Zaligheid gezien! Moogt gij dat reeds? Dan geldt ook van u:

Welzalig zij, die naar zijn reine leer!
In Hem hun heil, hjin hoogst geluk beschouwen
Die Sions Vorst erkennen voor hun Heer!
Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen!

En dan mogen zij zelfs verder zien dan zich zelf en ook in den Christus het heil voor anderen zien. Zoo ging het ook met Simeon!
Een oud gezegde van de kinderen Gods is, door de kinderen Gods van alle tijden beaamd en beleefd; „Genade maakt mededeelzaam”. Ja, dat heeft zijn grond daarin, dat, als God genade aan een zondaar verheerlijkt, zulk een zondaar verder krijgt te blikken dan zich zelf. De zonde heeft den mensch gemaakt egoïstisch. Maar als de Heere een zondaar heeft wedergeboren en een blik heeft gegeven in zijn genaderaad en genadewerk, wordt hij in den rechten zin: altruïstisch. Dan doet de Heere zulk eenen zien, dat er niet slechts genade is voor hem, maar ook voor anderen.
Dat blijkt ons wel uit Simeon! Toen de Heere zijn genadebelofte aan hem vervulde en zijn genaderaad voor hem onthulde, brak hij uit in den kerstjubel: „Een Licht tot verlichting der heidenen”. Toen zag Simeon niet alleen wat die Christus voor hem was, maar ook, wat Hij voor de heidenen en voor de volken was. Ja, als God een zondaar voor zich zelf geeft in te blikken in het heilgeheim, in Christus geopenbaard, mag hij wel eens verder zien dan zich zelf. Dan krijgt hij soms een ruim inzicht in den weg der genade, ook voor anderen.
Ach! daar zijn ook menschen, die zeggen dat zij voor zich zelf een inzicht in den weg der verlossing hebben ontvangen, maar die op dat moment zoo nauw in hunne ingewanden worden, dat zij meenen, dat er niemand anders zalig wordt. Hoe geheel anders is het echter met Simeon, Juist op het oogenblik, dat de Heere hem verzekert, dat hij deel heeft aan de verlossing in Christus Jezus, wordt zijn blik zóó verwijd, dat hij niet alleen zijne broederen naar het vleesch, maar ook der heidenen verlossing uit de duisternis ziet opgesloten en geopenbaard in Christus Jezus, en hij jubelt het uit: „Mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor alle volken, een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël”.
O! hoe duidelijk blijkt daaruit, dat het de Heere Zelf is, Die hem zulk een ruim inzicht geeft in het zaligend werk van den geboren Christus, Van nature toch was de Jood genegen om den Heiden buiten de zaligheid te sluiten. Hoe roemde het vleeschelijk Israël van Jezus dagen er in, dat zij Abraham zaad waren. Maar ziet nu Simeon! Door den Geest in den tempel geleid, om den Christus t e aanschouwen, en door den Geest onderwezen om het heil in den Christus te zien, krijgt hij er ook een blik op, wat deze Zaligmaker zou zijn voor de Heidenen.
O, welk een terechtwijzing voor den eigengerechtigen Israëliet, die meende, dat Israël alleen maar waardig was om de zaligheid in Christus te beërven. Maar zie nu hoe die wraan door het woord van Simeon gansch den bodem wordt ingeslagen. Simeon mag roemen, dat God de zaligheid in Christus niet slechts voor den Jood, maar ook voor den Heiden bereid heeft, die in de duisternis van zonde, en do docdschaduwen van graf en hel terneer gezeten was. En dat is voor Simeon geen ergernis en droefheid, maar een reden tot Godverheerlijkende blijdschap.
Neen! ware genade maakt niet afgunstig, maar juist mededeelzaam! Ware genade zou het aan allen zoo gaarne gunnen ook deel te mogen hebben aan het heil in Christus. Paulus wenschte wel van Christus verbannen te zijn ter wille van zijne broederen naar het vleesch. De zonde heeft den mensch eigenlievend gemaakt en zelfzuchtig. Maar genade, doodt in beginsel de zelfzucht en vervult ons met barmhartigheid jegens onzen medemensch. Dan vervult het ons, evenals Simeon, met blijdschap en jubelen wij met hem: „Nu laat gij Heere uwe dienstknecht gaan in vrede naar U w Woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor alle volken; een licht tot verlichting der heidenen!”
O, wat moet dat woord ook voor ons, die heidenen van afkomst zijn, als hemelmuziek in de ooren klinken. Immers in Christus heeft God de zaligheid bereid voor alle volken, en Hem gegeven als een licht tot verlichting der Heidenen. O, onderzoeken wij ons dan, of de in Bethlehem geboren Zaligmaker ook ons reeds geworden is een Licht om onze zondeduisternis te verlichten. Ja, dan zullen wij eenerzij ds wel onze verlorenheid in zonde schuld zien, want dat maakt het licht van Christus ons allereerst openbaar, maar dan zal ook het licht ons opgaan over de algenoegzaamheid van den Borg Christus, van Wien, allen ontdekten tot troost, kan getuigd worden:

„Al had gij dan ook al de zonde,
Van Adams nakroost saamgebonden,
Zijn bloed wischt alle zonden uit!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1945

De Wekker | 4 Pagina's

Uwe zaligheid gezien

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1945

De Wekker | 4 Pagina's