Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus,helper in nood,-- Redder uit nood.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus,helper in nood,-- Redder uit nood.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar ter vierde wake des nachts kwam Jezus tot hen af, wandelende op de zee.Matth. 14 : 25.

De discipelen verkeeren in grooten nood.
In nood van de baren.
Op Jezus’ eigen bevel zijn ze scheep gegaan om over te varen van Decapolis naar Galilea.
Maar de storm steekt eensklaps op. Ze dreigen te vergaan, want de wind was hun tegen.
O, hoevelen zijn er niet geweest die met den dichter van Psalm 69 hebben moeten uitroepen: „Verlos my, o God, want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel; ik ben gekomen in grondelooze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepte der wateren en de vloed overstroomt mij”.
Denk aan Jozef; wat een diepen weg van geloofsbeproeving moest hij niet door, voor hij straks onderkoning van Egypte was geworden. Hoe was de wind hem tegen en wat een golven zijn er over zijn scheepke niet heengegaan.
Denk aan David; wat een moeilijke weg is door hem niet betreden. Hoe moest het telkens en telkens zijn belijdenis zijn: „de afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruisch uwer watergoten; al uwe baren en uwe golven zijn over mij henengegaan.”
Denk aan Israëls volk, eerst al in Egypte; zwart van dienstbaarheid stond het daar bij de tichelovens; duivel en wereld spanden saam om Gods erfdeel uit te roeien. En niet slechts in Egypte, maar hoeveel beproevingen heeft het ook in de woestijn en straks in Kanaän niet moeten doorstaan?
De Heere Jezus komt tot zijn discipelen, ter vierde nachtwake, d.i. bij het krieken van den dageraad, wandelende op de zee. Maar ze wisten niet dat het Jezus was en ze schreeuwden van vrees: Een spooksel!
Nu ook dit nog !
Nu ging die wereld nog open, die groote, onbekende, angstaanjagende die rondom deze wereld ligt en een verschijning uit het verre, onbekende land kwam tot hen. Een spooksel!
Ze konden ’t zich blijkbaar niet anders voorstellen of uit die wereld kwam het ongeluk kwam de dood.
Wisten deze jongeren zich dan wel verzoend met God?
Wisten ze zich wel kinderen des Vaders ?
Wie zich een kind des Vaders weet door genade, weet toch ook: In die wereld woont Hij, Die van alle goeds ons verzorgen en alle kwaads van ons weren of ten onzen beste keeren wil!
In die zekerheid wisten de jongeren zich blijkbaar nog niet ten volle te verheugen.
Hun ontrust geweten sprak hun van andere dingen. Niet waar, we kunnen het zoo begrijpen. Maar dwars tegen de stem van dat geweten in klinkt dan de stem van den Zoon des Vaders: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet!
Jezus komt tot hen. Hoog over de golven die hen benauwen. Komt Hij aangewandeld om hen te helpen.
En Hij doet dat op tweeërlei wijze.
Hij helpt in den nood. Hij redt uit den nood! Petrus sterkt Hij in den storm. De andere jongeren verlost Hij van den storm. Petrus is de dappere die zegt: Heere indien Gij het zijt, zoo gebied mij tot U te komen op het water! En op zijn dapper woord volgt ook zijn dappere daad, want als de Heiland zegt: Kom! dan klimt hij neder van het schip en wandelt op het water om tot Jezus te komen!
Maar meer dan een dappere daad is dit. ’t Is een daad des geloofs. De dappere mensch gaat in eigen kracht. De geloovige mensch in de kracht van Zijn Heiland. En met eigen kracht is ’t ras gedaan. Met de kracht van Jezus nooit.
Zie Petrus: Als hij dan, ziende op de golven, dreigt te bezwijken, dan grijpt de Heiland Zelf hem bij de hand, en aan Jezus’ hand wandelt Hij dan toch nog weer over het water, en de Heiland klimt met hem in het schip en dan gaat de Heere ook de andere jongeren helpen. Hij gaat hen redden uit den nood. Want als Hij aan boord is geklommen dan stilt Hij den wind.
Die andere hebben geen geloof genoeg gehad om met Petrus te zeggen: „Heere, indien Gij het zijt, zoo gebied ons tot U te komen op het water”.
Toen heeft Christus het ook niet van hen begeerd. Van stonde af aan had Hij zich al voorgenomen om tot hen te gaan en om hunnentwil den storm tot bedaren te brengen.
En als dan de zee tot rust is gekomen en die angstige nacht is voorbij, dan vallen ze voor den Heiland neer. Allen die in het schip zijn en ze aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk; Gij zijt Gods Zoon.
Jezus, Helper in nood, Jezus, Redder uit nood. De nood van ons leven is dikwijls groot. En zwaar zijn de lasten die we te dragen hebben. Wat zullen we dan doen?
We roepen den Heiland aan. En wat zullen we van Hem begeeren ?
Och, laten we maar niet dadelijk zoo dapper zijn als Simon Petrus die zegt: Heere, indien Gij het zijt gebied mij tot U te komen over het water. Laten we maar vragen dat Hij de stormwind stille, dat Hij het Kruis van ons afneme, dat Hij ons redde uit den nood.
We mogen dat toch doen, niet waar?
’t Is vroeg genoeg den voet op het water te zetten als Hij Zelf dat van ons eischt.
Mogelijk zal de Heere het eischen.
Want waarlijk Hij stilt niet allen storm en niet alle smart en pijn neemt Hij weg. Mogelijk zal Hij zeggen: Neen, dat Kruis moet ge dragen. En Hij voegt er aan toe: Draag het, Ik zal u helpen, ik weet precies hoe lang ge het dragen kunt. Mogelijk zal Hij zeggen: Neen den strijd moet ge strijden. Strijd hem, Ik zal met u zijn, Ik weet precies hoe lang ge strijden kunt.
De Heere neemt niet weg alle steen waaraan wij onzen voet zouden kunnen stooten. Heele rotsen laat Hij liggen. Heele muren laat Hij staan.
Maar niet, opdat wij er ons tegen te pletter zouden loopen, maar opdat we er over heen zouden springen in Zijn Kracht. Denk aan het woord van den Psalmdichter: „Met mijn God loop ik door een bende, met mijn God spring ik over een muur, en Petrus zou er aan toe kunnen voegen: Met mijn God loop ik over het water”.
Dan is ’t leven een heerlijk leven als ’t is een gaan door storm en ontij. Maar aan Gods hand en aan de hand van den Heere Jezus Christus. ’t Is een rijker leven dan een van licht en zonneschijn. Want er zijn geen oogenblikken zaliger dan die, waarin we ’t weten: Mijn hand rust in Zijn hand.
En we voelen Zijn hand die de onze omklemt. Dat is die hand die ons eenmaal optrekken zal uit dit leven in heerlijker leven.
Hebt ge daar gegronde verwachting op ?
Door den dood gaat dat heen!

Maar hoe zou ons die gedachte kunnen verschrikken als wij weten: Dwars door dien dood, neemt Hij ons op in Zijnen schoot.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus,helper in nood,-- Redder uit nood.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1946

De Wekker | 4 Pagina's