Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De triumfzang (De triumphzang 3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De triumfzang (De triumphzang 3)

Goede Vrijdag

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is volbracht. Johannes 19:30.

Goede Vrijdag — Sterfdag van Jezus, en ik denk aan het woord van Paul Gerhardt:
Als 'k eens van de aard' moet scheiden
och, wijk dan niet van mij!
Als ik den dood moet lijden,
blijf mij ook dan nabij!
En wordt mijn strijd het bangste,
laat dan in nood en pijn,
Uw doorgeworstelde angste
mij tot vertroosting zijn.

Ja, dat sterven en die dood van Christus is geboorteschoot vol levensvernieuwing en levensoverwinning.
Hebt gij wel eens goed ingedacht, wat Petrus gezegd heeft, toen hij de schare toesprak op den Pinksterdag en hij gewaagde van den dood van Jezus? Daar sprak hij (Hand. 2:24) welke God opgewekt heeft „de smarten des doods ontbonden hebbende”.
Zie, dat beteekent heel iets anders, dan dat gij daarin zoudt hebben te lezen, dat de dood zoo smartelijk is. Deze „smarten” hebben naar het oorspronkelijk woord een geheel anderen zin. Het zijn de barensweën, die hier bedoeld worden. De dood van Christus is levensmorgen der gemeente, is levensritseling van een nieuwe geboorte. Het is hier de wording midden in den dood van het kind Gods, dat opspringt uit de doodsbenauwing van den Christus Gods.
Zie, zoo krijgt de sterfdag van Jezus zulk een diepen zin en zulk een rijke toekomst. Daarom heeft dit woord van den Christus: „het is volbracht” de draagkracht van een nieuwe menschheid, en een nieuwe geboorte.
O, mijn ziel word sterk in den Heere en in de sterkte van dit zesde kruiswoord, en weet, dat met deze staf nog een andere zee gekliefd kan worden, dan waarvoor de Middelaar des Ouden Verbonds eens stond.
Daar bruischt, en schuimt en kookt de zee van Gods eeuwigen toorn. Zijn wij niet kinderen des toorns, van het uur van ontvangenis aan? Zegt ons doopsformulier niet zoo heel, heel ernstig in den aanvang, dat er geen hoop noch vrucht uit ons is op te roepen en dat wij der verdoemenis deelachtig zijn. Maar door deze kokende zee met al haar draaikolken is een pad gebaand en de staf „het is volbracht” wijst ons den weg, waarlangs wij te gaan hebben.
Nu weet ik wel, dat wij bij dit volbrachte werk van Christus gaarne tweeërlei willen onderscheiden nl. het werk van Christus voor ons, en het werk van Christus in ons.
Wij kunnen het zelfs nog scherper stellen, en de vraag worstelt in de ziel: is dit werk van Christus wel voor mij, ja, voor mij volbracht?
Dat zulk een vraag gesteld wordt, is goed, is zelfs noodzakelijk. Met algemeenheden, met verbondsmatige conclusies, met een afweerend gebaar tegenover dit persoonlijk element zal het niet gaan. Hier worden vele fouten gemaakt, hetzij uit openlijke of meer verborgen vijandschap tegen dit persoonlijk zieldoorleven, hetzij uit een verkeerde zielsoefening en zielstaxatie.
Wij hebben hier twee dingen goed te onderscheiden.
Daar is een volbracht werk van Christus, dat schittert als de zon zonder vlekken, en dat steeds den Vader wordt voorgedragen en daar is een werk van Christus, dat nog wel eens door nevelen wordt bedekt. En juist dit laatste — dat werk in ons, dat is nog geen volbracht werk, dat is nog slechts een begonnen werk. En wilt gij nu weten, of de Heere dit volbrachte werk ook voor U ten volle volbracht heeft, hoe zult gij het anders weten, dan doordat gij er op let, of Hij door Zijn Geest ook dit werk in U begonnen heeft?
Wanneer daar zijn die geheime, maar toch zoo zalige worstelingen om den Heere, wanneer gekend wordt, dat afsterven aan U zelf, die stille zielsontroeringen om toch in Jezus Christus en in Zijn gerechtigheid gevonden te worden — zeker — zeker — dat is alles nog slechts in beginsel, nog maar stukwerk, nog geen volbracht werk.
Echter maak nu geen fout en geen kleintje ook.
Als ge nu eenmaal zoo ver zijt in Uw geestelijk leven, dat ge iets van dat goede werk in U moogt opmerken, begin dan niet om uit die stukken iets op te bouwen — want dat is een onbegonnen werk, daar komt niets, niets, van terecht. Maar nu hebt ge te zien op het geheel, op de totaliteit van dat heerlijke volmaakte en volbrachte werk van Uw Middelaar en Borg. Nu Uw ziel aanspreken, nu voor Gods aanschijn treden en zeggen: „Heere, Gij zult toch Uw werk in mij voleinden”. Neen meer, op den goeden Vrijdag, nu bij dat kruis van Christus, nu bij de Bazuin van het zesde kruiswoord, nu hooger stijgen en zeggen tot roem van Gods deugden: „Heere, Gij hebt het reeds voleindigd in Jezus Christus. O leg mijn hand op dat volbrachte werk en leere mijn ziel slechts aanbiddend „amen” zeggen”.
Zoo wordt het goede Vrijdag — sterfdag, overwinningsdag, opstandingsdag.
Geen dood spreekt het laatste woord meer, nu op Golgotha de dood gedood wordt.
Geen satan noch wereld ontwringt aan den Kruisoverwinnaar de banier zijner toekomst. Want dit woord „het is volbracht” heeft naar zijn grondbeteekenis als inhoud, dat het doel thans is bereikt. Satan mist zijn doel. Christus vindt zijn doel om de wereld weer te doen knielen voor Gods majesteit, om een volk op te roepen, dat Gods deugden zal vertolken, om een herschepping te fundeeren, waarop geen dood noch inbreuk meer een donkere schaduw zal kunnen werpen.
Eens werd de grootste veldheer der oudheid Julius Caesar geluk gewenscht met een overwinning, die hij behaald had. En hij antwoordde: „zoo lang niet alles volbracht is, zoo lang is nog niets volbracht”. Inderdaad. Want toen Julius Caesar stierf onder den dolkstoot van zijn vijanden was alles niet volbracht, maar was alles uit.
Toen Jezus Christus stierf, toen was niet alles uit, maar toen was alles gewonnen en overwonnen. Satan, zonde, wereld dood, zij liggen geknecht en bij het heenblikken naar den verren horizon der tijden gaat het lichten, en wij zingen:

Als de Heere God in alles en in allen is.
Dan zal 't licht zijn, eeuwig licht zijn.
Licht uit licht en duisternis,
want Hallelujah — het is volbracht.
Een triumph midden in den dood.
Een triumph vèr over den dood.
Nu tart ik den dood
Nu verwin ik het graf
Nu neemt mij geen satan de zegekroon af.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1946

De Wekker | 4 Pagina's

De triumfzang (De triumphzang 3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1946

De Wekker | 4 Pagina's