Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgie.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De liturgische handeling bij de bevestiging van ambtsdragers.
Naar de gereformeerde opvatting was de hoofd zaak de verkiezing tot het ambt; de handoplegging werd gezien als een eerwaardig gebruik, waardoor de geheel afzondering tot het ambt wordt gesymboliseerd. (Biesterveld).
In de Heilige Schrift lezen we meermalen van de handoplegging. Zij leert echter niets van een toverachtige werking, waardoor een onbekwame op een ogenblik bekwaam gemaakt wordt. Als b.v. Mozes Jozua de handen oplegt, dan wordt daarmee aangetoond, dat Jozua niet meer over zich zelf te beschikken heeft, maar aan den dienst van God is gewijd (Num. 27:22, 23).
Mozes moest ook van zijn heerlijkheid op Jozua leggen, om hem te verzekeren, dat de Heere hem zijn bekwaam makende genade zou schenken; het volk moest er in zien, dat Jozua door den Heere tot hen ambt geroepen was. Daarom moest het volk zich gewillig aan Jozua onderwerpen. Ook op de Levieten werden de handen opgelegd, ten teken, dat zij des Heeren eigendom waren, (Num. 8:10, 12). Van dec Heere Jezus lezen wij wel, dat Hij kinderen en zieken de handen oplegde, maar niet, dat Hij dit deed bij de aanstelling in het ambt. Hij stelde de apostelen aan met het woord, zonder ceremonie. (Matti 10: 1: 22: 19). Bij de aanstelling van Matthias, Pair lus en Barnabas, lezen wy ook niet van de oplegging der handen. De Heilige Schrift spreekt er van bij de mededeling van de gaven des geestes (Hnd. 8:17-19) en by de aanstelling van ouderlingen en diakenen. Hnd. 6:6, e.a.): Men vergete niet, schrijft Dr. Bouwman, dat de diakenen vóór hun aanstelling waren mannen vol des geloofs en des Geestes, ter wijl ook Paulus en Barnabas (Hnd. 13:3) niet bij hun aanstelling, maar bij hun uitzending als missionarissen de handoplegging ontvingen. Zij zelf ontvingen hierdoor de bekrachtiging van hun roeping het volk moest er in zien een aanwijzing des Heeren dat deze mannen tot een bepaalde zending waren geroepen. Van een mededeling van ambtsgaven wordt met geen woord gesproken. In 2 Tim. 1:6 schijn van zulk een mededeling wel gesproken te worden. In verband, met 1 Tim. 4: 4 blijkt duidelijk, dat Timotheus de gaven des Geestes ontvangen had; de Heilige Geest had die gaven geschonken; de oplegging der handen was symbool van de roeping van Timotheus, een bewijs, dat de ambtsgaven op hem gelegd zijn. Volgens Ds. Bouwman is de handoplegging: een plechtige, openlijke verklaring van Godswege aan de gemeente, dat de gekozene wettig door God geroepen is en voor dienstknecht des Heeren moet gehouden worden, terwijl de ambtsdrager zeft door de handoplegging aangevuurd wordt, om de gaven, hem geschonken, te ontwikkelen en te gebruiken ter ere Gods en tot welzijn van de gemeente. (Ger. Kerkrecht I. 210; vgl. Dr. H. Bavinck, Ger. Dogm. dl. 4, 418, 2e dr.). Calvijn zag in de handoplegging het teken, dat de dienaar nu zijns zelfs niet is, maar dat hij tot den dienst van God en Zijn Kerk is overgegaan. (Inst. IV., 3, 16; 14, 20; 19, 31). Voetius achtte de handoplegging niet nodig, maar wel goed. Hij zag in haar een publieke verklaring, dat de voorgestelde zich bewust geeft voor den dienst des Heeren en als gezant van Christus moet worden aanvaard. (Pol. Bccles. III. 452, 575, 579).
Wij kunnen dus wel, op grond der Heilige Schrift en naar de verklaring van kundige theologen concluderen, dat de handoplegging is een openlijke verklaring van 's Heeren wege voor de gemeente, dat de bevestigde dienaar wettig geroepen is, in den dienst des Heeren staat, niet meer zijns zelfs is, door God bekwaamd wordt, al zijn gaven moet aanwenden tot eere des Heeren en tot heil der gemeente, en dat de gemeente hem als zodanig heeft te ontvangen, te erkennen en te eren.

De handoplegging geschiedt éénmaal. Dit is wel te begrijpen en goed te verklaren. Naar het ons voorkomt is het door Dr. Bouwman goed gezegd op deze wijze: Dit hangt samen met het beginsel, dat een dienaar zijn leven lang aan den kerkedienst verbonden is en dat hij zich bij de eerste bevestiging voor zijn leven aan den dienst der kerk verbindt. (Kerecht, I. 411).
De handoplegging geschiedt meest, en o.i. zeer terecht, door den bevestiger. Er is echter niets tegen, dat ook andere dienaren er deel aan nemen, Kruyf schrijft: om aan te duiden, dat de nieuwe dienaar niet slechts tot deze gemeente behoort, maar tot geheel de kerk. (182). Dat de dienaar van heel de kerk dienaar is, spreekt van zelf; zijn lastbrief bewijst dit reeds. Het is geen voorschrift volgens het Formulier, dat de dienaren, die deelnemen aan de handoplegging, spreken. Gewoonlijk wordt door hen een tekst uitgesproken. Dit geschiedt na het spreken door den bevestiger.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Liturgie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1946

De Wekker | 4 Pagina's