Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgie (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgie (3)

De liturgische handeling bij openbare belijdenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

.Na de Reformatie hield de kerk zich bezig met de zaak der openbare belijdenis. Ook op de synodale vergaderingen. Wesel, 1568, bepaalde, dat men niemand tot het H.A. zou toelaten als die te voren beljjdenisse des geloofs gedaan heeft en hem de kerkelijke tucht onderwerpt. Die tot het H.A. toegang begeerde, moest 8 dagen te voren zijn naam vermelden; de kerkeraad stelde dan, door middel van den predikant en de ouderlingen een onderzoek in. In den vollen kerkeraad werd verslag uitgebracht en besloten over al of niet toelaten. Wordt het niet nodig geacht om deze belijdenis in het openbaar te doen, een uitzondering wordt gemaakt voor de jongelingen. Het artikel, waarin dit voorkomt, luidt; „Maar ’t is niet vreemt, dat men de jongelingen, die in den Catechismus uyt geleert sijn, voor de volle Gemeynte ondersoeke na het formulier van den kleinen Catechismus, daar men ook bij sal voegen de Hoofdstukken van de groote Catechismus en dat acht dagen voor het houden van het H. Avondmaal. Jongelingen staat hier blijkbaar tegenover volwassenen.”

Verder wordt gezegd: „En die genoegsaam ondersogt sijn, ’t sij jongelingen, ’t sij volwassene, sullen daags voor de bedieninge des Nagtmaals haar stellen voor de Gemeynte; en sal men hun voorhouden de voornaamste hoofdstukken des Geloofs, om daarop hare toestemminge te geven, en sullen haar te gelijk onderwerpen de kerkelijke tucht; en men sal hare naam inschrijven in het Litmaatboek; en dit de Gemeynte bekend gemaakt sijnde, indien geen belet, dan ’s anderdaags tot het H.A. toelaten.”
(VI. 7—11) Dordrecht, 1574, bepaalde: „dat die ontfanginge en examinatie voor een dienaar en twee ouderlingen sal geschieden of voor twee dienaren. De belijdinge des geloofs sal opentlijk geschieden in sulke plaatsen, daar een yegelyk bij hem komen kan, ’t zij in de Consistorie of in den Tempel.” Verder: „Is besloten, dat de Belijdinge des Geloofs, van dengenen, die te voren geëxamineerd sijn, in dese jonkheydt der Kerken met een jawoord geschieden sal” (art. 70, 71). Dordrecht, 1578, bepaalde o.a., „dat zij, die onderzocht ware, openlyk getuygen, dat se de leere der Gemeente…… voor goed houden en door de hulpe des Heeren in deselve volstandig blyven sullen, en haar selven der Christelyker vermaninge onderwerpen.” (IV, 12; of 64). Middelburg, 1581, besloot niets nieuws. De betuiging moest geschieden in het openbaar, na de voorbereidingspreek, of in den Kerkeraad. (24) ’s Gravenhage, 1586, besloot in de lijn der vorige synoden. De synode van 1618—’19 besloot: „Men zal niemand ten Avondmaal des Heeren toelaten, dan die, naar de gewoonheid der Kerken, tot dewelke hij zich voegt, belijdenis der Gereformeerde Religie gedaan heeft, mitsgaders hebbende getuigenis eens vromen wandels, zonder welke ook degenen, die uit andere Kerken komen, niet zullen toegelaten worden.” (art. 63). Dr. Kruyf schreef: „Die gewoonheid bestond bij sommige Kerken hierin, dat men de vragen bij den Doop der volwassenen liet beantwoorden, of, waar men deze voor minder geschikt hield, de vragen overnam, door Voetius gesteld.” Koelman nam die vragen op in zijn boek: „Plichten der Ouderlingen en Diakenen”, Cap. 15, 197, 198. Volgens Koelman werden de vragen van Voetius een voor een met ja beantwoord.
c. De beteekenis der openbare belijdenis.
In de catechetiek is gehandeld over het doel der catechese en dus ook over het doen van openbare belijdenis. Wij herinneren er hier slechts aan. Dr. Bouwman schreef eens, dat openbare belijdenis doen in den grond der zaak niet anders is dan een beamen van de leer. Hij bedoelde er allerminst mee te zeggen, dat er in een historisch geloof ja gezegd moet worden. De waarheid moet met het hart worden omhelsd. Het onderwijs moet, onder den zegen des Geestes het hart doordringen en de vrucht er van moet in den geheiligden levenswandel worden gezien. De kerkeraad moet dan ook een onderzoek instellen naar de diepste motieven voor het doen van de openbare belijdenis des geloofs. Er moet in het hart liefde zijn tot den Heere en zijn dienst; de belijder moet kennen een besliste, oprechte keuze. Op het verband van het doen der openbare belijdenis en het toegang vragen tot het heilig avondmaal moet worden gewezen.
In de kerkelijke wetten in 1576 en daarna op last van de Staten van Holland ontworpen, werd als algemeen beginsel gesteld, dat er een onderzoek naar geloof en leven mocht worden ingesteld bij allen, die aan het heilig avondmaal willen deelnemen. Al de jeugdigen, die geen openbare ergernisse of ander letsel vertoonden — aldus werd besloten — moesten tot het heilig avondmaal worden toegelaten. Het was natuurlijk geheel foutief, dat de Staten zich met deze kerkelijke zaken bemoeiden. (Zie Dr. Bouwman, Ger. Kerkrecht. Dl. II, 368, 373; Dr. Kruif, 170, 171). Op de kerkelijke bepalingen wezen wij reeds.
Onze generale synode sprak zich na 1892 ook uit over de betekenis van het doen der openbare belijdenis, o.a. in 1913. Deze synode handhaafde het besluit van 1836 en besloot, dat op grond van Gods Woord en de belijdenisschriften der kerk, een levend geloof als eisch Gods bij het afleggen van geloofsbelijdenis moet worden gevorderd. Zij erkent nochtans, dat de mensch niet kan zien wat in het hart van den belijder voor God is, zodat zij niet meer van den belijder eischt dan wat de mond belijdt, indien het leven zulks niet tegenspreekt. (Acta 1913, art. 61; zie ook: De Strijd des Geloofs, hfst. 1, door ons geschreven). In 1836 wekte de synode op om de zwakke en tedere spruiten niet te vertreden, maar ernstig te bewegen tot een erkennen en belijden van hetgeen de Heere in hen gedaan heeft, opdat zij komen tot openbare belijdenis en viering van het heilig avondmaal. Besloten werd met: „zullende echter een iegelijk worden vermaand, dat niemand erkend mag worden tot een lidmaat van de Kerke Christi, dan op belijdenis des geloofs, en geenszins ten gevolge van het van buiten leren van enige waarheden. De Gen. Syn. der Chr. Ger. Kerk na 1892 heeft een tijd de openbare belijdenis geëischt van hen, die uit de Dolerende Kerken kwamen of uit de verenigde Ger. Kerken. Prof. G, Wisse noemde dit een caricatuur van de openbare belijdenis naar de idee, welke was, dat de gedoopte, tot onderscheid van jaren gekomen, welbewust zijn doop aanvaardt. (Dictaat.) Toen hij dit schreef was echter het genoemde besluit reeds jaren opgeheven; dit geschiedde in 1908.
Gevraagd is of het doen van openbare belijdenis wel nodig is? Is een stilzwijgende, onuitgedrukte of potentiele belijdenis of belofte van de doopleden niet genoeg? Neen, zeide Voetius. Volgens Bouwman (Kerkrecht, II, 376) argumenteerde Voetius aldus: omdat de doopsgenade (gelijk sommigen die noemen) en het onuitgedrukte verbond, ja zelfs het inwendig zaad der wedergeboorte daar aanwezig kan zijn, waar nochtans geen daadwerkelijke beleving des geloofs gevonden wordt. Deze argumentatie is o.i. heel ongelukkig. Natuurlijk kan er bij jonge menschen leven aanwezig zijn, maar waar leven is, inderdaad aanwezig is, zal, bij het opgroeien dier jongeren, dit openbaar worden in levensvrucht. Het openbaar belijden is een belijden in het midden der gemeente. Het wezen er van zit niet in het openbaar, maar het openbaar belijden, het belijden onder vele getuigen, is toch zeker geheel bijbelsch, Matth. 10: 32, 33; 16:13; 1 Tim. 6:12. Deze gedachte moet goed vastgehouden worden. In de vergadering van de gemeente des Heeren moet dus de openbare belijdenis geschieden. De gemeente heeft ten volle recht mee te oordelen, doch ook om getuige te zijn van de handeling, tenzij dit, b.v. in een tijd van vervolging, onmogelijk is.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Liturgie (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1946

De Wekker | 4 Pagina's