Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over de meerder vergadering .(8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over de meerder vergadering .(8)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

.Vóór wij de vraag beantwoorden, welke macht de meerdere vergaderingen hebben, dienen wij een andere vraag te behandelen, nl. deze: welke macht heeft een kerkeraad?

Voorop sta, dat de gereformeerde kerkregering uitgaat van het Koningschap van Christus over Zijn kerk. Dit staat voor haar boven allen twijfel vast. Hierover laat zij geen discussie toe. De Heilige schrift immers leert dit overduidelijk. Op dit punt kan zij niet misverstaan worden. De kerk is het heiligendom van Christus, Tit. 2 :14. Zij bestaat uit degenen, die Hem van den Vader gegeven zijn, Joh. 17: 6, 9, en die Hij gekocht heeft met Zijn bloed. Cor. 6:20, Openb. 5 : 9 . Zij is de kudde, waarover Hij de Herder is, Joh. 10:14-16. Zij wordt genoemd het lichaam, waarvan Hij het Hoofd is. Rom. 12:5, Efeze 4:15, 16, Coloss. 1:18. Christus heeft dus alleen zeggenschap over Zijne kerk, inwendig en uitwendig, wat haar innerlijk bestaan en wat haar christelijk handelen betreft, naar hare inrichting en werkwijze, en naar haar ervaren of ondervinden. Hij alleen heeft in en over haar te gebieden. En Hij heeft de volle zeggenschap over haar. Zij is Zijn volstrekte eigendom. En niemand, mensch noch engel, heeft ook maar iets in of uit eigen naam te verordenen in of over de Kerk des Heeren. Zelfs al de millioenen en millioenen kerkleden tezamen niet. allen en een ieder heeft slechts te doen wat Hij gebiedt of verordend heeft, en zoals Hij dat heeft ingezet of geopenbaard in Zijn Woord, zonder daarvan van in iets, ook maar wat de wijze betreft, af te wijken 1).

In de Roomsch-katholieke kerk was dit Koningschap van Christus geheel verduisterd en op den achtergrond gedrongen. Hoewel theoretisch nog wel erkend bleef, dat Christus Koning der kerk is, kwam de heerschappij van den z.g.n. plaatsvervanger van Christus, (Paus) geheel op den voorgrond.
In de practijk was de mensch koning in de kerk. Door de reformatie der 16e eeuw is evenwel weer het Koningschap van Christus in het licht gesteld. Daarop legde zij juist alle accent. Dat was haar uitgangspunt, haar grondprincipe. En zij eischte over heel de linie van het kerkelijk leven de erkenning van en onderwerping aan dat Koningschap, Dat was in den diepsten grond ook de betekenis van wat Luther deed op den 10en Dec. 1520, toen mij de pauselijke banbul met al de pauselijke decretalen, belichaamd in het corpus juris canonici, (het wetboek van de R.K. Kerk) in het openbaar verbrandde 2).

Daarmee gaf Luther te kennen, dat er geen andere macht in de kerk mag heerschen, dan de macht van het Woord Gods, dat is de macht van Christus. Zijn daad was de publieke verwerping van alls menschelijke macht en heerschappij in de kerk en proclamatie van Christus’ Koningschap.
Calvijn deed voor de erkenning van Christus’ Koningschap in de kerk niet onder. Integendeel, met nog meer kracht en klem dan Luther eischte Calvijn de uitsluitende onderwerping aan Het Woord van Christus. Heel het vierde boek van zijn Institutie is hiervoor het bewijs. Met grote scherpzinnigheid en duidelijkheid leert en verdedigt hij, dat Christus en Hij alleen Koning over Zijn kerk is en dat in de kerk geen andere macht geduld mag worden dan de Zijne.
Rieker heeft de Schriftmatigheid en het apostolisch karakter het formele princiep van Calvijns opvatting omtrent de kerkregering genoemd, maar het materiele princiep is negatief de uitsluiting van iedere menschelijke heerschappij in de kerk en positief de alleenheerschappij van Christus Zijn kerk 3).

Dit Koningschap van Christus wordt in alle geformeerde belijdenisgeschriften nadrukkelijk geleerd. Wij wijzen slechts op de woorden van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en op de Confessie van Westminster. de eerste wordt Christus’ alleenheerschappij gezien in art. 27, 29, 31 en 32. En de tweede, daterend uit het jaar 1647 spreekt uit: Daar is geen der Hoofd van de kerk dan de Heere Jezus Christus XXX, 6. En zo hebben al de gereformeerde kerken van alle landen en tijden gesproken.
Uit bovenstaande is het nu duidelijk, dat de kerkelijke macht haar oorsprong vindt in Christus, die enige Koning der kerk is.
Zij heeft evenwel behalve een eigen oorsprong, al een eigen orgaan, een eigen natuur, een eigen net. Zij is gebonden aan ambten, die Christus alleen zijne gemeente ingesteld heeft, waartoe Hij alleen de gaven verleent en verlenen kan, die Hij alleen roept en zendt; niemand neemt zich deze ere aan, dan die van God geroepen wordt, Kom. 10:15, Hebr. 5:4. Voorts is deze macht geestelijk. Dat wil niet zeggen, dat zij onzichtbaar en gansch inwendig is, want Christus is wel een geestelijk koning, doch regeert over ziel en lichaam beide; Zijn woord en sacrament richten zich tot den ganschen mensch; de dienst der barmhartigheid heeft zelfs voornamelijk de lichamelijke noden te lenigen.
Maar als de macht der kerk geestelijk heet, dan wordt daarmede te kennen gegeven, dat zij door den H. Geest van God geschonken, Hd. 20:28, alleen in den naam van Christus en de kracht des H. Geestes kan uitgeoefend worden, Joh. 20:22, 23, 1 Cor. 5:4, uitsluitend over menschen als gelovigen gaat, 1 Cor. 5:12, en alleen op geestelijke, zedelijke wijze, niet met dwang en straf in geld, goed of leven, maar door overtuiging, geloof, goedwilligheid, vrijheid, liefde en dus alleen met geestelijke wapenen, 2 Cor. 10:4, werkt en werken kan, Mk 16:16, Joh. 8:32, 2 Cor. 3:17, Ef. 6:7 enz. Eindelijk heeft deze macht ook een eigen doel; zij strekt, al brengt zij voor de ongelovigen ook verzwaring van het oordeel mede, tot behoudenis, tot stichting en niet tot nederwerping, tot volmaking der heiligen en opbouwing des Iichaams van Christus, Mt. 10:13, Mk 16:16, Luk. 2:34, 2 Cor. 2:16, 10:4, 8, 13:10, Ef. 4:12, 6:11-18 enz.4).

1) Ds. S. Greijdanus, Schriftbeginselen van kerkrecht inzake meerdere vergaderingen, Enschede, z. j., blz. 4.

2) Dr. E. Foerster, Rudolp Sohms Kritik des Kirchenrechtes, Haarlem, 1942, S 96 ff.; Dr. H. Bavinck, Geref. Dogm., 3e dr., Kampen. 1918, IV, 444.

3) Dr. K. Rieker, Grundstätze ref. Kirchenverfassung Leipzig, 1899, S. 105; VERG. Dr. J. Bohatec, Calvins Lehre v. St. u. Kirche, Breslau, 1937, S 383 ff.

4) Dr. H. Bavinck, a.w., IV, 452.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Iets over de meerder vergadering .(8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1946

De Wekker | 4 Pagina's