Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Maranatha!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maranatha!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten


Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij die waakt.  Openb. 16:15.
Door heel de Schrift weerklinkt de roep des Heilands wederkomst.
Hoe meer het naar het einde dringt hoe sterker die roep klinkt.
In het woord hierboven wordt het zelfs: Zie, Ik kom.
Niet: Hij komt of Jezus komt. Veel sterker. Het is hier het strikt en streng persoonlijke en daarom tevens het innig vriendelijke en bemoedigende, alsof Hij reeds vlak bij ons ware: Ik kom.
Wat zal dat toch een heerlijke komst zijn.
Al het komen des Heeren is heerlijk.
Het was zoo heerlijk, toen Hij kwam in de profetie.
De vromen van den ouden dag hebben er met een heilige ontroering naar geluisterd, als Hij zeide: „Zie, Ik kom o, mijn God, om uwen wil te doen”. Zij werden erdoor aangegrepen en hebben ervan gezongen: Hij komt, Hij komt om d’ aard te richten.
Het was ook zoo heerlijk, toen Hij kwam in de kribbe van Bethlehem.
Daar mocht men boven schrijven: Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eeniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in hem gelooft, het eeuwige leven hebbe. En wederom: God heeft gedacht aan zijn genade.
Het is alweder heerlijk, als de Heere komt tot een zondaar om hem van de dwaling zijns wegs te behouden, om hem tot God te bekeeren. Geen grooter weldaad kan een mensch tebeurt vallen dan dat God hem als een vuurbrand rukt uit het vuur. Daar kunnen al Gods kinderen van spreken.
Verder is het ook heerlijk, als de Heere tot ons komt met zijn kastijdingen. Ze zijn wel pijnlijk voor ons vleesch, maar ze zijn desniettemin bewijzen van liefde en trouw. Ze vertellen ons, dat de Heere zich gedraagt jegens ons als een vader, die zijn kinderen kastijdt.
Ook is het heerlijk wanneer de Heere tot ons komt met zijn vertroostingen. Hij balsemt onze wonden. Hij neemt onze smarten van ons over. Hij doet ons roemen in de verdrukkingen: Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, zoodat ik in de groeve niet ben nedergezonken.
Waarlijk, al het komen des Heeren is heerlijk.
Maar nu zijn wederkomst, zijn komst op de wolken in den dag der dagen, die zal alles overtreffen, die steekt boven alles uit, die moet bovenaan staan. Welk een komst zal dat zijn, met majesteit en macht, ’t Is waar, ze zal ontzettend zijn voor de goddeloozen, maar met groote vreugde voor degenen, die den Heere liefhebben in onverderfelijkheid.
Daarom moet die wederkomst in onze gedachten vooraan en bovenaan staan.
Het moet wel voortdurend onze ziel doorklinken: Zie, Ik kom.
Het zal ook een onverwachte wederkomst zijn.
De Heere zegt: Zie, Ik kom als een dief.
Dat beeld van een dief wordt in de Schrift meermalen gebruikt. Telkens wijst de Heere dan op het plotselinge van zijn komst en op het verrassende.
Als men er niet aan denkt, zal de Heere daar zijn.
Het leven zal zün gewonen gang gaan. De landman is op den akker. De handelsman is druk bezig met zijn zaken. De arbeider bevindt zich temidden van de stampende machines. De soldaat zal misschien wel staan aan het front en droomen van overwinning. En dan zal daar het teeken van den Zoon des menschen worden aanschouwd. Dan schallen daar de bazuinen. Dan klinkt het geroep: Maranatha, Jezus komt, zie, Hij komt met de wolken.
’t Zal zijn als in de dagen van Noach De menschen zullen eten en drinken, zij zullen ten huwelijk nemen en ten huwelijk uitgeven. Zij zullen spoten en lachen, vloeken en lasteren, brassen in allerlei liederlijkheid en schelden op al wat heilig is. Maar daar op eens zal het ophouden. Op eens zal alles met een schok stilstaan. Gij zult den hamer neerleggen, uw schrijftafel vergeten, naar uw vrouw en kinderen niet meer omzien . . . . want allen zullen tot Hem gaan,
die komt als een dief.
Zie, Ik kom als een dief.
Het zal dus een plotselinge komst zijn, zeer onverwacht en ongedacht.
Misschien heeft de Heere onder dit beeld ook willen zeggen, dat Hij zal komen in een donkeren tijd. Een dief komt altijd in den nacht. Zoo zal het nacht zijn als Christus wederkomt.
En wat is het nú donker! Wat is het nu nacht! Stikdonkere nacht!
Kan het nog wel donkerder worden ?
Het is nacht op het staatkundig terrein, want staten wankelen en verdwijnen. Het is nacht in het volkerenleven. Al die volken staan tegenover elkander met het zwaard in de vuist, in haat en nijd met allerlei moordwapens.
Het is nacht in het maatschappelijk leven. Alles is ontwricht. Ieder is uit zijn betrekking gerukt. Elke arbeid is geruïneerd. Er is zooveel verwarring, dat men zich afvraagt: Hoe zal dit weer in orde komen?
Het is nacht ook in het kerkelijke leven. De kerk is versplinterd in allerlei kerken en kerkjes, en wie draagt er nog leed over?
Zelfs is het nacht in het geestelijk leven. Laten wij het gerust bekennen, dat er een floers ligt over bet volk van God. Er schijnt een geest des diepen slaaps gekomen te zijn, zoodat de wijze met de dwaze maagden zijn ingesluimerd.
Zie, Ik kom als een dief!
O, hoe past het thans meer dan ooit, dat de kerk wakende is.
Dan zal die wederkomst des Heeren ook zalig zijn. Want dat is het woord des Heeren: Zalig is hij die waakt.
Het is in-droevig te slapen, vooral in zulke geweldige dagen, als wij nu beleven. Maar het is zalig te waken. Die waakt, staat op den uitkijk. Die waakt, is bezig met des Heeren komst, heeft een nabij-leven bij den Heere, verwacht den Heere. Hij kent de vertroosting van des Heeren komst en verlangt ernaar. Hij heft het hoofd soms omhoog boven alle moeiten en zorgen uit en roept met een innig heimwee: Kom, Heere Jezus, Kom!
Zalig is hij die waakt.
Maar dat slapen, och dat slapen is zoo diep zondig, is zoo ziel-verdervend.
Van nature zijn wij allen in slaap gevallen. We liggen neder in den slaap des gerusten, in den doodsslaap der zonde. Wij bekommeren ons niet om des Heilands wederkomen, Wij denken niet aan het gevaar, waarin wij verkeeren en dat elk oogenblik tot onze eeuwige ontzetting kan uitloopen.
Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de dooden, en Christus zal over u lichten.
Zelfs na ontvangen genade zijn we zoo ongevoelig. Het water rimpelt, als een zacht windje over de vlakte strijkt. De bieze buigt zich als een koeltje zich hooren laat. Maar onze conscientie is hard en overmurwbaar, zelfs al gaat er een storm van Gods oordeelen over ons heen. Waakt op, waakt op!
Slaapt dan niet, kinderen Gods. De Bruidegom komt. Houdt uwe lendenen omgord. Houdt uwe kaarsen brandende. Welk een vreugde is u bereid. Als Hij komt, zult ge met Hem ingaan in de bruiloftszalen en ge zult eeuwig bij den Heere zijn. Waakt dan, want zalig is hij die waakt. Zij het ons aller bede : Geef, Heere, wat Gij beveelt en Gij zult niet tevergeefs bevelen.

Zeist  De Smit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Maranatha!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1947

De Wekker | 4 Pagina's