Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat gelooft gij?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat gelooft gij?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelooft het Evangelie.
                      
Marcus 1:15 B.

Gelooft het Evangelie.
De meeste onzer lezers zullen wel eens gehoord hebben van Vader Brakel, den man, die onder ons volk nog met eenig gezag optreedt. Nu is het natuurlijk niet zoo, dat Brakel voor ons is het einde van alle tegenspraak. Men kan soms hier en daar een verheerlijking der oude schrijvers vinden, alsof zij naast de Bijbelschrijvers kunnen geplaatst worden. Een dergelijke vereering grenst aan die van afgoderij.
Echter zijn er ongetwijfeld bij deze oude schrijvers bladzijden te vinden, die van ongekende waarde kunnen geacht voor het kennen en toetsen des geestelijken levens. Nu is het hier van zoo groote beteekenis, dat Brakel betreffende dit punt ter dege onderscheid maakt tusschen het bezitten van den persoon van Christus, en het gelooven van het Evangelie.
Men kan soms stemmen hooren, die dit persoonlijk bezit van den Christus naar zielbeleving stellen als de eerste levendmakende daad, die van den echten en waren stempel kan geacht worden. Al wat daarvoor ligt en al wat daarbuiten ligt wordt als eigen werk, als vleeschelijk, als wegwerpelijk afgekeurd en te licht bevonden. Deze zekerheidssteling heeft dan de doelstelling om alleen de verzekerden tot den kring der gekenden te rekenen, en achter alle anderen op zijn minst een vraagteeken te plaatsen.
Nu schijnt dit meer, dan het is. Zoo iets komt meer voor in de kerk en in de samenkomsten der geloovigen. Alle sectarisch drijven heeft in zich de schijn der forschheid, maar heeft door haar eenzijdigheid het wezen al lang verloren. Vooreerst is geestelijk leven niet maar zoo bij het stuk te bepalen om te beweren, hier begint de dood, en daar begint het leven. Wie dieper studie maakt van zieldoorleven weet, hoe moeilijk het is, om het wondere borduursel van levensweefselen der genade op te speuren, om eenerzijds niet al te vluchtig de handen op te leggen, en anderzijds niet al te gemakkelijk de hand der veroordeeling uit te steken.
Nu lijkt mij Brakel altijd een zielearts, die met de grootste omzichtigheid het kleinste niet verwerpt, en met even groote omzichtigheid, maar niet minder stelligheid, het valsche en het snoode wegwerpt.
Hij is mij de man, die goed opent en goed sluit ook.
Welnu, wanneer hij het in zijn „Redelijke godsdienst” heeft, over wat nu eigenlijk inhoud van ons geloof moet zijn , dan komt hij in ernstig protest met hen, die dadelijk gereed staan om niet zonder zelfkroning van den Christus en van zijn bezit te gewagen.
Ongetwijfeld laat Brakel heel goed uitkomen, dat er geen zaligmakende werkzaamheid des geloofs is, die buiten den Christus zou omgaan. Alle geloof heeft naar zijn wezen den Christus tot inhoud, want anders is het een dood geloof.
Maar nu kunnen wij hiermede verkeerd werkzaam worden en meenen, dat dus ieder, die gelooft, ook staat in den vollen lichtkrans van het persoonlijk bezit, dat Christus Zijn zaligmaker is.
Brakel behandelt dit punt bij het geloof in Hoofdstuk 31 van zijn Redelijke godsdienst en zegt daar, dat het wezen des geloofs niet bestaat in het vertrouwen, dat Christus mijn Zaligmaker is. Hij zegt, dat voor zulk een gevoelen geen enkelen tekst in den Bijbel is te vinden. Als wij de gedachtegang van Brakel verder ontwikkelen zoo wijst hij erop, dat zulk een verzekering wel een vrucht des geloofs is, die meerder of minder kan zijn, ja geheel weg kan wezen, blijvende nochtans het ware geloof en zulk een een ware geloovige.
Hoe vele tijdgeloovigen zijn er niet, zoo zegt Brakel, die zich vast verzekerd houden zonder de minste twijfel, dat Christus hun Zaligmaker is, en voor hen is gestorven, en nochtans hebben zij niet het ware geloof en zullen bedrogen uitkomen. En toch nemen alle geloovigen, groote of kleine, bezit van Christus, maar dat bezit is veeleer een crediteeren door mediteeren, dan een accepteeren door redeneeren. Het eerste is, wat Brakel bedoelt, en het laatste is een betoog, waarbij veel teksten kunnen worden aangehaald, maar waarbij de ziel in haar diepste diep toch niet wordt geraakt noch gevoed.
Het aannemen van Christus is naar Brakels bedoeling niet anders, dan het crediteeren van den Christus, dat in Hem en in Hem alleen al mijn zaligheid voor tijd en eeuwigheid staat. Dat schijnt nu wel heel nuchter en heel eenvoudig, en zou allicht aanleiding kunnen geven tot een gedachte van een voorwerpelijke leer. Ja, dat is inderdaad mogelijk, gelijk het bijv. mogelijk is om met het kardinale woord van Petrus te sollen, wanneer hij zegt: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Ook op de klank zulk een gemakzuchtig woord. En toch heeft hieraan Christus zijn zegel gehecht, als hij zeide „vleesch en bloed heeft U dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is”.
Maar de bedoeling is, dat, wie Christus crediteert, ook zielbevindelijk gebruik maakt van Hem. Dat Crediteeren, zegt Brakel, is de uitgaande daad des harten, waardoor men zich, overgevende aan Christus, en Hem aannemende, ziel en lichaam Hem toevertrouwt, opdat Hij ze zaligmake. Gelijk een crediteur — merk wel, dat is een woord van Brakel zelf — vertrouwd wordt en men zijn geld aan hem laat, en zijn zaken aan hem overgeeft, gelijk iemand zich zet op de schouders van een sterk man, om hem door het water te dragen, zich zelf hem toevertrouwt, en zoo op hem vertrouwt, leunt, steunt, zich laat dragen tot zulk een plaats, zoo leunt en steunt en crediteert het geloof Christus en al Zijn weldaden.
Wanneer het geloof is een goddelijke kracht, dat beter is dan te spreken van een goddelijk geloof, want ook al bedoelt men het goed, zoo is toch de formuleering niet juist, ik zeg, wanneer het geloof is een goddelijke kracht, zoo is dit een schepping uit den Heiligen Geest. En is het niet het werk van den Heiligen Geest, dat Hij nooit zich zelf, noch ook de geloovige, maar den Christus wil verheerlijken? Deze goddelijke Waarheid werkt, ik zeg niet een goddelijk geloof, maar een goddelijke kracht om den Christus en Zijn Borgwerk, om den Zaligmaker en Zijn zaligheid te leeren aangrijpen, te leeren vertrouwen en te leeren omhelzen.
Nu kunnen wij natuurlijk niet zonder verwondering vragen, maar waarom zegt hier dan de Schrift, gelooft het Evangelie. Had daar niet moeten staan: gelooft den Heere Jezus Christus?
Men moet hier wel in het oog houden, dat het Evangelie niet van Christus en Christus niet van het Evangelie is te scheiden. Calvijn wijst er altijd met nadruk op, dat wij den Christus ontvangen in het gewaad des Evangelies. En wie nu door den Heiligen Geest in dit stuk wordt bearbeid, gaat niet in algemeene termen op, heeft niet genoeg aan kennisneming van het Evangelie, noch ook stelt zich tevreden met een logische conclusie, dat wie in den Zoon gelooft het eeuwige leven bezit, maar heeft geloofscontact in persoonlijk zieldoorleven, waardoor zulk een zijn vertrouwen stelt op den Heere en zijn toevlucht vindt in den God zijn heils.
De eerste zonde was wantrouwen, en als ge mij nu vraagt, wat de eerste levendwekkende genade daad Gods is, dan antwoord ik U: vertrouwen.
De heilige Geest herschept in het hart, dat den Heere leert kennen een stil vertrouwen, op den Heere en Zijn sterkte, een zielerijkdom, die satan bij den val den mensch heeft ontroofd.
O heerlijk zielsbezit, wanneer dit kinderlijk vertrouwen ontwaakt in den geloovige, en hij of zij niet meer redeneert of concludeert, zelfs geen tijd meer heeft om te redeneeren, of te concludeeren en te dogmaticeeren, maar alleen maar tijd kent en geniet om zijn ziel aan den Heere kwijt te worden en te hopen op dat eeuwig heil, dat voor zulk een groote goddelooze genade voor genade bij God en door God is.
Hier zullen de heilige rechtsgedingen gekend worden, en de heiligheden des Heeren in het hart worden aangevoeld. Hier zal gebogen en gebeden worden, in het worstelperk der ziel om den Heere te kennen en voortgaan te kennen. Hier wordt alle eigen wil onderdrukt, alle eigen gerechtigheid gebroken. Hier worden de vanen van eigen zin en lust aan flarden gescheurd en worden wij door den Geest van Christus geheiligd om den beelde van Gods Zoon gelijkvormig te worden. O, wat heeft die Geest van Christus toch een werk om de diepste schuilhoeken der ziel gevangen te geven ter gehoorzaamheid aan Christus en Zijn Woord.
En toch het moet — en het zal — want Hij, Die een goed werk in U begonnen heeft, zal het voleinden tot op den dag Zijner heirkrachten.
Het geloof is heusch niet een goedkoop middeltje om zalig te worden, maar het is een worsteling om de hoogste en eeuwige goederen, die onvervreemdbaar het deel van Gods gunstgenooten zullen worden.
En het woord, dat Jezus eens sprak bij het graf van Lazarus, heeft ook hier zulk een beslissende beteekenis: heb ik U niet gezegd, dat, indien gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zult aanschouwen ?
Daarom gij, die zulk een beoefenend geloof moogt kennen, stelt U onder twee advocaten: Onder de advocatuur van den verheerlijkten Christus, die in den hemel aan de rechterhand des Vaders pleit, en onder de advocatuur van den Heiligen Geest op aarde, die in U bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen, opdat gij Zijner heiligheid zoudt deelachtig worden. Hier gaat het uit de bediening tot deelachtigmaking, uit het wezen tot het wèlwezen, uit den Zaligmaker tot de zaligheid der bevinding:
Nu weet ik de waarheid, zoo diep als gewis,
Dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.

A. (Apeldoorn)   S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Wat gelooft gij?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1947

De Wekker | 4 Pagina's