Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geleden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat verstaat gij door het woordeke: Geleden ?
Dat Hij aan lichaam en ziel den ganschen tijd Zijns levens, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, den toorn Gods tegen de zonde des ganschen menschelijken geslachts gedragen heeft, opdat Hij met Zijn lijden, als met het eenige zoenoffer, ons lichaam en onze ziel van de eeuwige verdoemenis verlost, en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verwierve.              
Vr. en antw. 37, Catechismus.
Waarlijk Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen.            
Jesaja 53: 4a.

Daar staan hier in het antwoord van den Catechismus twee uitdrukkingen, die als bliksemstralen verschrikken, die als donderslagen dreunen!
Toorn Gods — eeuwige verdoemenis! Ja, het zijn twee vreeselijke woorden, die op elkander zijn aangewezen, en die inderdaad niet streelend zyn voor den mensch.
Begrijpelijk, dat in den loop der eeuwen steeds tegen deze leer is opgetrokken, en alom de wapenen gescherpt werden om die aloude voldoenings- en verzoeningsleer, om die Oud Testamentische bloedtheologie als een juridische vinding uit de Middeleeuwen te brandmerken.
In den laatsten tijd zijn het de Rechts modernen, die in bond met de Ethischen — ge kunt het ook omkeeren — een nieuwe verzoeningsleer hebben opgebouwd, waarin bij alle verschil van nuanceering, dit wel het punt van overeenkomst is, dat niet God met den mensch, maar de mensch met God moet verzoend worden. Het gaat meer over verzoening, dan over voldoening in deze nieuwere school. Wie bijv. een boek kent als van Prof. Dr. Korf „Christologie” zal gezien hebben, dat deze theoloog schrikkelijk toornt tegen de aloude satisfactieleer.
Hij betoogt daar, dat wij nooit hebben te denken aan een juridische verhouding, maar veel meer aan een liefdesopenbaring van een vergevend God tegenover een schuldig zondaar. Het lijden van Christus en het kruis van Christus is geen rechtsgeding, maar het zegt duidelijk, dat God ons vergeving schenkt. Wij hebben hier alleen te doen met een Openbaringsprinciep, om te vertolken in heel dat lijden en sterven van Christus, dat God ons lief heeft, zelfs zoo lief heeft, dat Hij Zijn eigen Zoon gegeven heeft tot in den dood des kruises.
Ook de rechtsch modernen gaan diezelfde richting uit. De oude school van het modernisme, die Christus alleen als ideaal stelde, en Hem als een voorbeeldig mensch telkens ten toneele riep, kan niet veel volgelingen meer vinden.
Deze rechts moderne school maakt ernst met de zonde, hetgeen de links moderne richting te veel had vergeten. Zij wijst bijv. heel sterk op de gelijkenis van den verloren zoon, of wijst op het Onze Vader, of herinnert eraan, dat Jezus immers de zonde vergeeft, zonder dat er van satisfactie sprake is.
Hetgeen hier door den Catechismus geleerd wordt, zoo redeneert deze nieuwe verzoeningsmethode, is nog een rest van een Middeleeuwsch denker, met name Anselmus. Zelfs in de Barthiaansche verzoeningsleer, die overigens heel sterk over „schuld” en „wet” gewaagt, is er toch een protest te hooren tegen een voldoeningsleer, die bijv. door een theoloog als Brunner wordt genoemd een verstarring van de rijke openbaringsidee, die het kruislijden van Christus oproept.
Dit, en nog veel meer, is een aanwijzing, dat de aloude voldoeningsleer geen herberg kan vinden.
Nu is dit alles niets nieuws, ook al treedt een nieuw gewaad voor ons op. Wie onze vijf artikelen tegen de Remonstranten kent, weet, dat reeds onze Gereformeerde Vaderen tegen dergelijke opvattingen een zeer scherpe positie hebben ingenomen. Wie deze vijf artikelen opslaat, kan daar, onder de rubriek „verwerping der dwalingen” hoofdstuk 2 art. 2 en 3, voldoende gegevens aantreffen, die deze zienswijze verwerpen.
Wanneer wij nu naar het woord van den Catechismus dit „zoenoffer” van Christus in de vlammentoorts van den toorn Gods en de eeuwige verdoemenis zien gesteld, dan voorzeker kan en zal er wel een heilige schrik en beving door ons henenvaren, maar daarom is dit nog niet tot een afschrik en een spookgedachte, die ons van Golgotha zou doen wegvluchten.
Inderdaad minnen wij den prediker niet, die altijd het bliksemvuur in de hand draagt. Het bekende beeld van den hond, die bij het aanbeeld van den smid, waar de vonken rechts en links over hem heenvliegen, rustig zijn slaapje heeft, is nog altijd tot leering. Wie het altijd heeft over den verschrikkelijken toorn en de eeuwige verdoemenis zal op ’t laatst een slapende Jona vinden, die rustig neerligt in het midden van den storm.
Maar hier staat tegenover, dat wij niet mogen verkwanselen de deugden Gods van recht en toorn, die evengoed zoo wezenlijk in God zijn als Zijn liefde.
Dat is de groote fout, die heel de nieuwere school maakt, dat zij voorbij ziet, dat het recht even zoo wezenlijk tot de deugden Gods behoort als de liefde.
Wie dit verstaat zal zoo gaarne willen toestemmen, dat, als het recht in God niet te straffen heeft, zoo heeft de liefde ook niets te vergeven. Het eene staat of valt met het andere.
Dr. Bavinck heeft eens gezegd: „De jongens op straat schreeuwen nog: het gaat niet om de knikkers, maar om het recht van het spel”. En inderdaad, als dan het rechtsbesef zulk een schoon bezit der menschheid is, als het woord „recht voor allen” een weerklank vindt in den boezem van elk vrij volk, dat zijn bestaanswaarde weet te taxeeren, hoe veel te meer zal dan in God het hoogste recht hebben te triomfeeren, en zal deze deugd zeker niet minder mogen en moeten glinsteren in het Goddelijke Wezen, dan de lichtglans der liefde.
Toorn Gods!
Zou God wel ooit God kunnen zijn, wanneer Hij niet kon en moest toornen over de zonde? Zou een Vader wel ooit een rechtgeaard vader kunnen zijn, wanneer hij niet kon toornen op zijn weerbarstigen zoon?
Wat heeft David dit diep doorvoeld, toen de zonde hem thuisgezocht werd;
   Mijn zonde maakt mij het voorwerp van Uw toorn,
   Reeds van ’t uur van mijn ontvangenis af.
Toorn Gods!
Lezen wij het niet op het lijkkleed van den zondvloed, als heel de wereld in kolken van het Gods gericht ondergaat: „Vreesejijk is het te vallen in de handen van den levenden God.”
Welnu, deze toorn Gods, in zijn volle zwaarte heeft de Middelaar gedragen in een reine en heilige ziel, die daarom te meer den vloek der zonde en de hitte van dien toorn heeft doorvoeld.
Neen, het was niet het lichamelijk lijden, dat den Heiland het meest heeft gesmart. Wellicht waren er martelaren te noemen, die, naar het lichaam geoordeeld, meer geleden hebben dan Jezus. Daarom is het nimmer af te malen, wat de diepte van dit Middelaarslijden geweest is. Zielelijden is de ziel van het lijden, en wanneer eenig mensch naar zijn ziel gebroken is, wie zal zulk één oprichten als God het niet doet. Wat moet dat dan wel voor een verbrijzeling geweest zijn, als de reine ziel van den Christus gebroken werd onder al de bange slagen van Gods toorn, toen de Middelaar tot zonde ,werd gemaakt en als de grootste der goddeloozen werd behandeld?
Dat kunt gij niet malen, o kunstenaar niet Uw penseel, en daarom is elk schilderij, dat een tafereel ons wil bieden van het kruislijden van Jezus, een mislukking, erger, een verwerpelijke caricatuur.
De toorn Gods tegen de zonde! Let wel; er staat niet „voor” de zonde des ganschen menschelijken geslachts gedragen heeft. De Catechismus kent hier geen leer der algemeene verzoening. Het particularisme der genade wordt ook hier gehandhaafd, en het woord der oude vromen heeft en houdt ook hier zijn waarde: „Waar genade valt, daar valt genade vrij”.
Wie daarvan iets verstaat, die kan roemen in genade en in recht!
Recht is hier schuldvoldoening!
Genade is hier schuldvergeving!
Schuld wordt, naar het wezen gepeild, nooit vergeven. Schuld wordt geboet of betaald. Onzerzijds is het genade, maar theologisch is het recht, als de schuldvraag in het heilig recht des Heeren wordt opgelost.
De schuldvraag wordt opgelost in Christus en in Zijn zoenoffer, en de schuldvergevende genade wordt verheerlijkt aan den persoon, die bij dit zoenoffer buigt en de hoornen van dit altaar grijpt.
God blijft God, ook als Hij ons zaligt, ook als Hij Zijn genade aan en in ons hart verheerlijkt. Daarom is er altijd in de ware ontdekking een roemen in de deugden des Heeren en een overwinnen in den God van ons heil.
Laten wij hiervan getuigenis geven, vooral in deze lijdensweken, en gij zult al meer bewonderend en aanbiddend beschouwen en doorschouwen de heerlijke daden des Heeren, om te roemen de deugden van Hem, die U uit de duisternis getrokken heeft tot Zijn wonderbaar licht.
Weest meer theologen. Ik bedoel niet, dat gij zwaar theologie moet studeeren, want het zou best kunnen zijn, dat gij er dan juist naast stond. Maar laat al meer God God worden en blijven, en gij zult den Christus eeren, en gij zult Zijn lijden eeren, en gij zult ten slotte eindigen in de ontroerende ontboezeming: want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheid.
„Laat op mijn wegen dalen Uw hemellicht
Laat in mijn donker stralen Uw Aangezicht."

A. (Apeldoorn)  S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Geleden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1947

De Wekker | 4 Pagina's