Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geestelijke verzorging der militairen II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geestelijke verzorging der militairen II

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel hebben we vastgesteld, dat, ondanks de geestelijke verzorging door de veldpredikers verricht, de kerken hun ambtelijk werk aan de jonge mannen, die in militaire dienst gaan, niet als tijdelijk geëindigd mogen beschouwen.
Deze blijvende taak is er in de eerste plaats een van alle kerken. En vervolgens in sterkere mate een van de kerken in de garnizoensplaatsen.
De vraag is meerdere malen gesteld: Moet aan militairen, die naar een van de garnizoenen in Nederland opgeroepen worden, een attest meegegeven worden voor de tijd, die zij hier in Nederland doorbrengen?
In het algemeen gesproken lijkt me dat ongewenst. Minstens eens per 14 dagen zijn deze jonge mannen ’s Zondags in de gemeente van hun woonplaats. Een volledig ambtelijk toezicht kan de kerkeraad in de garnizoensgemeente niet uitoefenen. Anderszijds kan ook de eigen kerkeraad dat niet, voorzover deze (doop)leden minstens alle werkdagen in hun garnizoen vertoeven. Dus moet een tussenweg gevonden worden.
Deze bestaat m.i. hierin, dat elke kerkeraad ten spoedigste bericht zendt aan de kerkeraad in of nabij de garnizoensplaats, met het verzoek alle mogelijk ambtelijk werk aan den militair te willen verrichten en van eventuele onregelmatigheden melding te willen maken. Van groot belang is bij deze opgave de juiste adressering. Maak het den garnizoens-kerkeraad niet moeilijker dan nodig is, en geef daarom, behalve kazerne, ook zo nauwkeurig mogelijk het onderdeel op, waarbij betrokkene is ingelijfd.
Anders worden de verhoudingen, wanhoudingen, wanneer de militair na 4 à 5 maanden opleiding naar Indië vertrekt. Het blijkt dan onmogelijk hem onder het opzicht van een Christ. Geref. kerkeraad te houden. Toch is het nodig, dat hij zich ten allen tijde als doop- of belijdend-lid der Christ. Geref. Kerk kan legitimeren. Er moet daarom een attest worden meegegeven.
Natuurlijk niet in die zin, dat met het afgeven van dat attest de militair als „vertrokken naar elders„ in het lidmatenboek wordt afgeschreven. Neen, hij blijft (doop)lid der gemeente. Formeel is zulk een attest te vergelijken met de „schippersattestatie„, zoals die aan de varenden wordt uitgereikt. Een formule van zulk een „militaire attestatie„ werd indertijd al eens in „De Wekker” opgenomen.
Blijft dus de naar Indië vertrekkende militair (doop)lid der gemeente, dan zal dat ook van de zijde van de kerkeraad moeten uitkomen: in het openbaar gebed, in het onderhouden van schriftelijk contact met die jonge mannen, en het doen toezenden van lectuur door den Heer Hielema. Voor het laatste is nodig, dat de scriba geregeld het juiste militaire adres opzendt naar Binnen Damsterdiep 24, Groningen. Niet dus slechts eenmaal bij eerste opkomst, maar ook opnieuw bij vertrek naar Indië.
En nu de kerkeraden in of nabij de garnizoensplaatsen. En die zijn er heel wat. Sommigen kennen het klappen van de zweep al van vóór de laatste oorlog. Dat zijn dan de kerkeraden in de oude garnizoensplaatsen. Maar vergeet niet, dat in de laatste jaren voor de oorlog heel wat kazernes zijn bijgebouwd, en dat in andere plaatsen gebouwen in gebruik zijn als kazerne. Laat iedere kerkeraad zich maar eens afvragen, of in de omtrek geen militairen gelegerd zijn, waar nog geen Christ. Geref. Kerkeraad zich mee bemoeit. En zo ja, dan het werk aanpakken, broeders!
Er is voor die kerkeraden werk te over. Niet alleen ontvangen zij de opgaven uit de verschillende gemeenten in ons land, ook de legerpredikant moet van elke nieuwe lichting een nominatieve opgave van de Christ. Geref. militairen indienen. Zoek dus contact met den legerpredikant en vraag, indien nodig, om de geregelde toezending daarvan. Ook moet hij de garnizoens-kerkeraad in kennis stellen van de begroetings-samenkomst, opdat reeds direct bij de opkomst door een afgevaardigde van de kerkeraad contact opgenomen kan worden met onze jongens.
Ook het catechetisch onderwijs voor de militairen moet voor deze kerkeraden een belangrijk onderwerp van bespreking uitmaken. Kunnen de militairen op de gewone catechisatie’s komen, des te beter. Tevens een mooie gelegenheid voor hen om in de garnizoens-gemeente vrienden te vinden, bij wie zij ook ’s avonds aan huis kunnen komen. Gaat dat niet, i.v.m. het dienstrooster (avondoefeningen, enz.), dan is het door bemiddeling van de legerpredikant zeker gedaan te krijgen, dat eens per week een uur in de kazerne gecatechiseerd kan worden. In elk geval is iedere commandant verplicht voor dit onderwijs zijn militairen vrij te geven.
Zeg niet, dat het niet belangrijk is om slechts gedurende 4 of 5 maanden te catechiseren. Vergeet niet, dat het zo geheel andere leven in de kazerne, en de ernst van de uitzending naar Indië daarna, velen sterker doet haken naar vaste waarden in hun leven en dieper doet nadenken over de dingen der eeuwigheid. Voor zulken een wegwijzer naar den Zaligmaker van zondaren te mogen zijn is een heerlijke taak, die de Heere ons oplegt.
Doch er is nog meer. Wij mogen vooral deze jongens niet vergeten, zoals zij ’s avonds en soms zelf een hele Zondag maar op de kazerne-slaapkamer rondhangen, doelloos, werkeloos, op het oorkussen van den duivel. De garnizoenskerkeraad, maar ook de gehele gemeente, moet zorgen, dat dat niet nodig is, door de huisdeuren wijd open te zetten, door zelf die mannen aan te klampen en mee naar huis te nemen. Ook voor de J,V. in die kerken is een belangrijke taak hierin gelegen, dat zij aan de hand van de adressen waarover de kerkeraad beschikt, de militairen uitnodigt op de eerstvolgende vergadering aanwezig te willen zijn.
Zeg weer niet: er zijn toch Militaire Tehuizen om die jongens op te vangen. Zeker, die nemen ook een belangrijke plaats in. Maar er blijven toch voor hen nog genoeg avonden over, waarin zij op het Mil, Tehuis zijn aangewezen. „Hebt de herbergzaamheid lief”, zegt de Heere. Het is een stuk van onze heiligmaking.
Tenslotte moge ik den kerkeraad in garnizoensplaatsen in overweging geven om een der ouderlingen speciaal met het werk onder de militairen te belasten. De Heere heeft immers verscheidenheid van gaven geschonken. Bovendien zal die ambtsdrager tenslotte „ingewerkt” raken, hetgeen niet onbelangrijke voordelen met zich brengt.
Met een beschouwing over de roeping der ouders t.a.v. de militairen willen we een volgende keer besluiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1947

De Wekker | 4 Pagina's

De geestelijke verzorging der militairen II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1947

De Wekker | 4 Pagina's