Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijze en Dwaze Maagden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijze en Dwaze Maagden

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alsdan, zal het koninkrijk der hemelen zijn gelijk tien maagden, welke hare lampen namen en gingen uit, den Bruidegom tegemoet. En vijf van haar waren wijs en vijf waren dwaas.Matth. 25:1, 2.

In de gelijkenis, die met bovenstaande woorden aanvangt, worden wij gewezen op de profetie van Christus omtrent den toestand der Kerk in de laatste dagen, die vooraf zullen gaan aan de wederkomst van Christus, ten oordeel. De aanleiding daartoe vond Jezus in de handeling der discipelen om Hem de gebouwen des tempels te toonen. Met Joodschen trots wijzen zij Jezus op al die schoone gebouwen. Maar daarop klinkt nu juist het ernstig woord des Zaligmakers: „Ziet gij al deze dingen? Voorwaar zeg ik u, hier zal niet een steen op den anderen gelaten worden!”
Diep onder den indruk van dit woord, komen nu de discipelen, als Jezus op den Olijfberg gezeten is om nadere verklaring van dit woord, met de vraag: „Zeg ons, wanneer zullen deze dingen geschieden? En nu gaat de Zaligmaker hen onderwijzen aangaande de dingen, die in de laatste dagen zullen plaats hebben.
Maar tevens geeft Christus hen onderwijs omtrent den toestand waarin de Kerk in die dagen zal verkeeren. Daarop slaat het wóórd van onzen tekst: „Alsdan, in dien tijd, als deze dingen geschieden, zal het koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden.”
Dat het woord „koninkrijk der hemelen” in dit verband de Kerk aanduidt, is voor den opmerkzamen Bijbellezer wel duidelijk. Wel heeft het woord: „koninkrijk der hemelen” in de Schrift ook dikwijls een andere beteekenis. Soms wordt er door aangegeven: het nieuwe leven der wedergeboorte door Gods Geest.
Zoo is het in het woord: „Het koninkrijk der hemelen is binnen in ulieden.” Ook wordt het wel gebruikt voor de zaligheid des hemels. Zoo is het, als de moordenaar aan het kruis bidt; „Heere, gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn!”
Op een andere plaats wordt er mee aangeduid, de Kerk van Christus hier op aarde. Zoo is het in onzen tekst, waarin wij er op gewezen worden, hoe het in de Kerk des Heeren in de laatste dagen zal gesteld zijn. Duidelijk blijkt ons dan uit deze woorden van Christus, dat er bij de toekomst van Christus, gelijk in alle eeuwen, tweeërlei belijders in de Kerk des Heeren zullen gevonden worden.
Onder de wijze maagden worden ons geteekend, de ware geloovigen, die door de krachtige werking des Heiligen Geestes uit den dood tot het leven, uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht geroepen zijn, en Jezus Christus, als hun Zaligmaker door het waarachtig geloof ingelijfd zijn. Het zijn zij, die bij ontdekkend licht zich zelf in hun schuld en zonde, in hun doemwaardigheid en verlorenheid hebben leeren kennen, en nu uit den nood der ziel tot Christus toevlucht genomen hebben met de bede van den dichter: „Och! Heere! och wierd mijn ziel door U gered!”, maar nu ook met meerder of minder zekerheid en blijdschap mogen getuigen:

Toen hoorde God! Hij is mijn liefde waardig,
De Heere is groot, genadig en rechtvaardig!
En onze God ontfermt Zich op ’t gebed!
en uit dankbaarheid voor die verlossing voor zijn aangezicht begeeren te wandelen.
Ofschoon Jezus ze nu teekent als wijze maagden, toch durven zij zich zelf niet zoo noemen, omdat zij zich in zich zelf als dwaas hebben leeren kennen. Juist dan als de Heere ons wijze maagden maakt en noemt, beginnen wij ons zelf als dwazen te kennen, en voor God ons dwaas te noemen. Dat behoort echter juist bij de wijsheid die van boven is. De natuurlijke mensch schat zich wijs, en is juist in die wijsheid dwaas. De geestelijke mensch leert zich bij ontdekkend licht als een dwaze schatten en is juist daarin wijs.
Want de wijsheid Gods bestaat in de eerste plaats daarin, dat de zondaar wáár wordt voor God en zich zelf, en zich als zondaar voor God leert verootmoedigen. De wijsheid van Gods kinderen is dan ook een gansch andere wijsheid dan de wijsheid der wereld. De wijsheid der wereld is uit den mensch. Maar de wijsheid van Gods kinderen hebben zij niet uit zich zelf, maar van Jezus Christus, Die hen van God gegeven is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligheid en volkomen verlossing.
Gelukkig de mensch die deze wijsheid bezitten mag. Die behooren mag bij de wijze maagden, ons in de gelijkenis door Christus geteekend. Die zal in de toekomst van Christus niet beschaamd worden.
Er zijn toch in de Kerk van Christus niet slechts wijze, maar ook dwaze maagden ons geteekend, de naam- en mondbelijders, die wel een uitwendige belijdenis der lippen, maar die het zaligmakend geloof des harten missen. Dat kan zoo op het oog echter niet gezien worden. Onder die uiterlijke naambelijders worden gevonden, die het in liet spreken over de dingen Gods en, der zaligheid zelfs nog verder gebracht hebben dan menige wijze maagd. Ze hebben zelfs, (naar Paulus’ woord), een gedaante van Godzaligheid, ofschoon zij onder alles de kracht derzelve verloochenen”!
Soms zijn er Demassen onder, van wie met den Apostel moet geklaagd worden: „Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld lief gekregen.”
Maar ook zijn er onder, gelijk zij in onze gelijkenis geteekend worden, die tot het einde toe hier in hun mondbelijdenis volharden en straks eeuwig teleurgesteld zullen worden. Daarom moeten wij die dwaze maagden niet zoeken onder hen, die daar openlijk in de wereld leven. Ook niet onder hen, die, ofschoon aan de Kerk verbonden, toch toonen, dat de Kerk hen onverschillig laat, en schat vinden in de dingen der wereld en der zonde!
Neen, veeleer in hen, die zoo oppervlakkig beschouwd, soms goede Christenen schijnen, maar toch het zaligmakend geloof des harten nog missen. O, dat mag wel gedurig de bede des harten bij ons doen opgaan: Doorgrond mij o God, en ken mijn hart en zie of er een schadelijke weg bij mij is en leid mij op den eeuwigen weg.
De waarlijk door God ontdekte zal dan ook dikwijls met de vreeze aangevallen worden, of hij soms ook bij de dwaze maagden behoort.
Het zal hem echter tot den Heere uitdrijven om zich zelf, ter onderzoeking voor den Heere neer te leggen, met de smeeking: „Heere, ontdek mij maar als er nog een schadelijke weg bij mij is, en leid mij op den eeuwigen weg!”
Daarin zijn zij juist onderscheiden van de dwaze maagden, die in valsche gerustheid voortleven, totdat te middernacht het geroep komt; „De Bruidegom komt! Gaat uit Hem tegemoet!” Immers, de waarlijk wijze maagden weten, dat zij een zelf- bedriegend hart in hun boezem omdragen. Daarom hebben zij licht over zich zelf, maar ook over het werk des Heeren in hen, voortdurend noodig.
Welk een waarschuwing ligt er dus ook voor ons in dit woord. Daarom past voor ons allen persoonlijk wel het woord: Behoor ik bij de wijze of bij de dwaze maagden? ……Ach! Misschien behoort gij bij de wijze, maar durft gij het niet gelooven, omdat gij u zelf bij oogenblikken in uwe dwaasheid leert kennen. Gij zijt soms nog zoo traag in de geestelijke dingen, ja valt, gelijk de wijze maagden in de gelijkenis, wel eens in den geestelijken slaap.
O, laat u dat vrij tot verootmoediging zijn. Laat het u tot schaamte zijn voor den Heere! Want dan zult gij niet tot verheerlijking Gods, niet tot welzijn voor den naaste en tot opbouwing van uw eigen geestelijk leven kunnen werkzaam zijn.
Maar ofschoon gij u dan zelf moet verfoeien en veroordeelen, toch mag het u tot bemoediging zijn, dat de Heere ’t ons zelf heeft laten opteekenen, dat ook de wijze maagden nog in slaap kunnen vallen..... maar toch daarom door den Heere niet verworpen worden.
Droevig echter is het, als wij nog bij de dwaze maagden behooren, die wel wat uitwendige kennis bezitten van de waarheid, maar het leven der genade en de wijsheid die van boven is, nog missen. Haast u dan nog om uws levens wil, nu de roepstem nog tot u komt: Ontwaak gij die slaapt en laat Christus over u nog lichten.
Wees niet tevreden met uw uitwendige belijdenis, met uw kerkgaan en openlijke Godsdienst verrichtingen. Dat zal u niet baten als de wedergeboorte des harten bij u nog gemist wordt. Zoek daarom den Heere nog, terwijl Hij te vinden is. Vraag of gij van dwaas — wijs moogt worden opdat gij niet eenmaal, met de dwaze maagden buitengeworpen wordt, maar met de wijze maagden moogt ingaan in de eeuwige bruiloftszaal tot den Bruidegom: Jezus Christus!

Kampen. v.d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Wijze en Dwaze Maagden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1947

De Wekker | 4 Pagina's