Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Teleurstelling. 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Teleurstelling. 3

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Saulus nu, te Jeruzalem gekomen zijnde, poogde zich bij de discipelen te voegen, maar zij vreesden hem allen, niet geloovende, dat hij een discipel was. Handel. 9:26.

Verdenking — is een leelijk woord van een nog leelijker zaak.
Wat moet men er tegen doen?
Hard schreeuwen, dat het waar is?
Spottend voorbijgaan, alsof het grapje is?
Vroom negeeren, alsof het ons raakt, en wij verre boven dit klein gedoe staan?
Noch het een, noch het ander is een bewijs van diepe levensernst, en nog yeel minder een bewijs van teedere genade Gods.
Saulus heeft het ons in Jeruzalem anders geleerd.
Als de broeders hem vreezen, als ze niet kunnen gelooven aan zijn waarachtige bekeering, als ze zijn geestelijk leven in twijfel trekken, wordt Saulus niet boos, niet gemelijk, niet bitter, hij windt zich niet op, maar voelt zich innerlijk gedragen door het waarheidsbeginsel uit den Heiligen Geest, dat zijn eigen stempel draagt, en dat het leven voor het oog der wereld en der broeders stempelt.
Wij lezen met geen woord, dat Saulus zich verzet heeft tegen dezen gang der dingen. Veeleer is het te onderkennen, dat hij begrijpen kon, dat de broeders te Jeruzalem zeer gereserveerd tegenover hem stonden, want zij hadden in geen drie jaren iets meer van dien Tarser gehoord nà het gerucht van zijn bekeering op Damascus weg.
Is het niet een aanwijzing, dat wij maar niet al te vlug iemand de handen moeten opleggen en niet te spoedig van en waarachtige bekeering spreken?
Onze oude vromen kenden niet zonder groote oorzaak een spreekwoord: "laat het eerst nog eens overzomeren en overwinteren.”
De geschiedenis van Demas staat niet zonder reden in den Bijbel. Demas heeft de tegenwoordige wereld lief gekregen.
Met zijn ziel had hij nooit van de wereld afscheid genomen. Het is dan ook onjuist, als men hoort: Demas heeft de tegenwoordige wereld weer lief gekregen. Het is veeleer zoo, dat hij nooit anders dan de tegenwoordige wereld heeft liefgehad, maar hij heeft gedaan ,,alsof”,
Onder die vlag van bekeering zijn al heel wat menschen bij de neus genomen.
Wees bijv. voorzichtig, als menschen eerst beginnen met hun bekeering te vertellen, en dan spoedig er toe overgaan om geld los te krijgen.
Wees gewaarschuwd, als "vrome” menschen aan Uw deur komen met koopwaar, want in den regel koopt ge veel te duur.
Het is dan ook nog wel te begrijpen, dat de broeders te Jeruzalem eerst voorzichtig aan deden met dezen Saulus, en dat zij niet dadelijk gereed stonden om hem met open armen in den kring der broeders te ontvangen. Deze moesten eerst eens zien, wie hij was, en,wat hij was.
Dit is voor Saulus een schoone gelegenheid om aan te toonen, dat zijn bekeering waarachtig was, en het stempel uit God droeg.
Het ging den broederen in Jeruzalem, gelijk het Ananias in Damascus ging, die ook eerst maar niet kon gelooven, dat zulk een leeuw in een lam van Christus kudde zou zijn veranderd.
Hier komt wel uit, dat Gods genade toch zoo vrij en zoo grensloos is. Hoe onberekenbaar is de Heere in het vinden der zijnen, en hoe wordt telkens het woord bevestigd: waar genade valt, daar valt genade vrij,
Hoe geheel anders zou het toch toegaan in het koninkrijk Gods, wanneer aan onze handen weegschaal en meetsnoer was gegeven, en wat zouden wij er velen voorbijgaan, die God in Zijn vrijmacht heeft verkoren.
Hier is het loflied: het is niet desgenen die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods.
Ananias en de Apostelen te Jeruzalem mogen geen pad kunnen ontdekken, de Heere heeft den weg gelegd, waarlangs deze vijand tot de schaapskooi van Christus is gebracht.
Maar dan zorgt God ook verder, dat de wegen gebaand worden en ziedaar — Barnabas zal het zijn, die de deur voor de toenadering ontsluit.
Waarom juist Barnabas (vers 27) Saulus tot steun geweest is, kan niet direct met reden worden aangewezen. Men heeft wel gedacht, dat deze beide mannen elkander van vroeger zouden gekend hebben, terwijl Barnabas, die uit Cyprus was (Hand 4:36) met Saulus, die immers uit Cilicië kwam, mogelijke omgang met elkander kunnen gehad hebben.
Hoe dit zij, Barnabas is van nu voortaan de vriend en straks de reisgenoot van Saulus, want het is deze Barnabas, die straks met Saulus de zendingsreizen aanvangt en met hem treedt op den grooten wereldakker om het zaad des Evangelies wijd en zijd uit te strooien.
Wanneer Saulus hier in het midden der apostelen zich bevindt is het toch opmerkelijk, dat hij zelf niet als Apostel zich aandient, maar veeleer is het hem te doen als lid der kerk van Jeruzalem te worden ingeschreven en een plaats in het midden der belijders van Christus naam te mogen ontvangen.
Saulus is geen revolutionair, die liever op zich zelf blijft staan, en liefst de kerk voorbijloopt en een eigen kerkje sticht om in eigen kring hoogtij te vieren. Men heeft immers tot op onzen tijd van die kerkelijke dakloozen, die liever nergens behooren, maar overal wat loopen en praten en criticeeren, maar om in den geordenden weg het kerkelijk leven te zoeken en te bouwen, is aan zulke vrijbuiters vreemd.
Hieraan doet Saulus niet mee, en hij beijvert zich om wel niet zich zelf in het apostolaat te dringen, maar wel om in den geordenden weg de kerk des Heeren te vinden en daar een plaats te mogen innemen.
Wie tot God bekeerd wordt komt onder de tucht van ’s Heeren kerk op aarde, die alleen met de Waarheid en naar de Waarheid dezen sleutel van het Koninkrijk der hemelen mag hanteeren.
Wat bijzonder opvalt is wel dit, dat Saulus in Jeruzalem de gast van Petrus wordt. In den brief aan de Galaten schrijft hij, dat hij, bij Petrus vijftien dagen gelogeerd heeft.
Saulus en Petrus — te Jeruzalem!
De vervolger en de verloochenaar van den Heere Jezus.
Hoe zijn beide uit de diepte van ellende door den Heere opgericht en hoe zullen zij samen meermalen aanbiddend bewonderd hebben, dat zij beiden een extra brief uit den hemel hebben ontvangen. Petrus op den Paaschmorgen — zeg het aan Petrus. — En Saulus op de Damascusweg — Saul — Saul — wat vervolgt gij Mij. Ieder met een eigen inhoud, ieder met een eigen ziel, ieder met een eigen verleden, maar samen gezocht en gevonden door een Zaligmaker, die zijn dwalende schapen alom vindt en ze weet thuis te brengen.
Zou het daar in Jeruzalem niet in verhoogde beteekenis hebben gegolden: in de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs, de rechterhand des Heeren doet krachtige daden.
Is het wonder, dat satan deze blijdschap aan de kerk in Jeruzalem niet gunde en dat wij lezen, dat allerlei listige aanslagen beraamd werden om Saulus, dezen Saulus, dezen prediker van den gekruiste, te dooden. (vers 29).
Onnoodig het gevaar afwachten, als vluchten mogelijk is, is een roem, die misschien tijdens de Duitsche bezetting deze of gene als hoog geestelijk heeft aangeschreven of die liever naar Duitschland ging, of zich boog onder den vijand, dan de "beenen” te nemen, maar zulk een soort van vroomheid is Saulus toch niet eigen. Saulus bleef niet langer te Jeruzalem, maar ging naar zijn vaderstad Tarsen en daar heeft hij een geruimen tijd vertoefd.
Wat duurt het toch lang, eer dat deze held uitgaat om den slag te leveren en den heidenen te verkondigen de blijde boodschap, het rijke Evangelie, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken.
Ge kunt het hier leeren:
Wat op ’s Heeren tijd geschiedt.
Is op tijd, en anders niet.

Daar in Tarsen heeft Saulus een geruimen tijd vertoefd en daar heeft Barnabas (Hand. 11:25) hem weer opgezocht. Ziet ge wel, die twee zijn op elkaar aangewezen en die hebben elkander van het eerste oogenblik hunner ontmoeting niet meer uit het oog verloren.
Het is anders voor Saulus niet gemakkelijk geweest om zoolang te wachten tot de dag aanlicht, dat hij naar het woord van Zijn Koning zal hebben uit te gaan naar de heidenwereld.
Het lijkt wel, of alle dingen tegen zijn.
Is het geen teekenschrift, dat al verliest het pad des Heeren zich voor ons in het duister, wij toch vastelijk weten, dat ook in de nevelen en wolken, die ons levenspad omhullen, het oog des Heeren ziet, en de hand des Heeren leidt?
Laat het leven een bange nacht zijn, laten de sluiers dicht zijn, maar de nacht kort op, en de sluiers vallen weg. Het laatste boek van den Bijbel wordt niet te vergeefs genoemd "Apocalypsis” dat is ontsluiering, want het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vroolijkheid voor den oprechte van hart.
Damascus is voor Saulus de aanvang.
Arabië de voortgang.
Jeruzalem de doorgang.
Tarsen de zijgang.
En nu wordt straks Antiochië de ingang tot zijn werk
Wat een omweg!
En toch — heilig zijn, O God, Uw wegen.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Teleurstelling. 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1947

De Wekker | 4 Pagina's