Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Theologische kerstmeditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Theologische kerstmeditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij mijn ziel hebt heden rijke stof.
Stof om te roemen in U, o God des levens en des welbehagens.
Ja, Gij zijt de God des levens. De kribbe doet het aanschouwen. Geboorte, als geboorte van Het Kind.
O, groote eeuwige en volzalige God, daarvan ligt de uitgang, grond en bron in U; in U die zóó het leven hebt, dat Gij zelf het leven zijt. Zoo vol van leven zijt Gij, dat Gij u ontvouwt in drie Personen als Vader, Zoon en Geest.
Als Vader, omdat Gij de oorzaaklooze oorzaak van alle oorzaak zijt, die als het leven hebbende in Uzelf, eeuwig uit U het leven openbaart in Uzelf naar binnen. Gij de Vader, omdat Gij het allereerst Vader van den Zoon zijt.
Leven, hetwelk, als volle leven, leven openbaart; de eeuwige uitgang des Zoons uit U, alzoo de eeuwige generatie.
En van welk absolute eeuwige leven de Heilige Geest is de adem en synthese. O God, hoe volzalig zijt gij in Uzelf: het leven.
Ja dat overdenk ik allereerst op Kerstdag juist. Want ware er eerst geen mededeeling van leven naar binnen bij U; er ware geen openbaring of mededeeling mogelijk geweest van leven naar buiten. Uw rijke, heerlijke schepping vindt haar grond in dezen uitgang des Zoons uit U. De creatie (schepping) mogelijk door de generatie (de uitgang des Zoons uit U den Vader),
Hoe hebt gij, Johannes de „hagios theologos” de heilige theoloog, ons dit in uw Evangelie geestvol geleerd. Gij hebt ons eerst gewezen op den Zoon als het Woord, hetwelk was bij God, en hetwelk was God. Dan verbindt ge daaraan de schepping: alle dingen zijn door hetzelve (het Woord, de Zoon) gemaakt; en dan wordt dit, tot de poort der vleeschwording: de kroon op alles; n.l. dit Woord is vleesch geworden, niet omdat dit uit scheppingsnatuur voortvloeit of noodig is, maar omdat Gij, o God aller genade, Uw wonderdeugden wildet verheerlijken in de zaliging van een gevallen wereld. De Vleeschwording des Zoons is niet een uitvloeisel uit een scheppingsproces, maar uit de genade, d.i. uit het eeuwig welbehagen. Dit toch had kunnen achterwege zijn gebleven. Waarom hebt Gij het dan toch zóó besteld? Hier wordt het echt Kerstfeest, o mijn ziel; hier moet ge leeren ademen in het mysterie; maar daar zijt ge als ziel ook op aangelegd, en door genade ook toe in staat. Ik kan geen noodzakelijkheidsreden aangeven, o God, waarom Gij in den Kerstnacht de blijde boodschap liet verkondigen; een boodschap uit de daad, Uw daad van verlossing. Hier is maar één antwoord: welbehagen. Dàt is het wat mijn ziel alles aan het verwonderen en aan het zingen brengt, als ik dit woord uit het Engelenlied in zoete aanbidding beluister.
O, mijne ziel stijg hierbij op tot de goddelijke bronnen. In die kribbe ligt de openbaring en de dading des welbehagens.
Welbehagen. Tot Uw volzalig Wezen, o God, behoort Uwe Drieëenheid, De Zoon als Zoon voortgaande, eeuwig uit den Vader; en de Heilige Geest uit beiden.
Maar uit Uw willen komt schepping en Kerstfeest voort.
Dit is een daad van Uw wil.
Dit hadt ge kunnen laten, o God van vrije genade. Hier is uw heilig willen aan het woord.
Uw goddelijke wil beweegt zich wel overeenkomstig uw Wezen; in al Uwe werken gebonden alleen en geheel aan de deugdenharmonieën van Uw eigen Wezen.
Dat is Uw souvereiniteit.
In welke elk van Uw kinderen zich zoo gaarne voelt wegzinken, tot een versmeltend stille worden in U; het ademen in het mysterie; maar met waarborg, dat Gij, o God, zijt God; omdat Gij...... God zijt.
Maar als deze Uw souvereine wil zich nu beweegt tot mijne zaligheid, dan hebt Gij dat door de Engelenmonden als welbehagen doen bezingen.
Welbehagen; als n.l. Uw willen in de verheerlijking Uwer deugden mijne zaligheid daarin mede opneemt.
Dat heete een God van goeden wille.
Niet menschen van goeden wille.
Dan vier ik Kerstfeest, theologisch wegzinkend in de Godsrivier van denken en willen des welbehagens.
En dit welbehagen van Uwen wil is door U, o God, nu in den Kerstnacht tot daad, de daad der daden geworden. Het Woord, de Logos, de Wijsheidszoon is eeuwig; in de beginne is dit de eeuwige poort, waar de tijd uit voort komt; maar de daad is ingaan in de geschiedenis, is schepping en Kerstnacht.
En welk een daad! Ja mijn ziel, ge moogt het wel ten diepste doordenken, en in heilige mystiek tot tranen toe er onder bewogen worden: wat ge op dezen dag hebt te bejubelen is niet in de allereerste plaats, hoe gij o mijne ziel u bevindt; maar allereerst, wat God deed, deed door een daad.
In den Kerstnacht baart God uit de eeuwige Zelfbevruchting Zijns welbehagens.
De daad der daden leide Jezus den Christus in de kribbe neer. Op Kerstdag moet ik bijzonder inblikken in een werkend God, in de dading Gods bij uitnemendheid.
Dit is de diepe kernzin der moederbelofte: God zou door God bevredigd worden.
Ik zal vijandschap zetten. Ik. Hier is het alles in één woord. Wat wij niet kunnen, noch willen, de Heere zegt Ik zal het doen. De nadruk valt in die belofte op Ik.
Wij hadden n.l. in Adam het verbond dat ten leven was verbroken, doordien we ons verbonden hadden met Satan. En nu moet, zal er redding zijn, dat verbond met Satan worden te niet gemaakt. En waar wij het niet konden, noch wilden, daar zal Ik het dan doen, zegt de Heere. Verlost worden is zalig, maar als een daad Gods.
Uit het éénzijdige vloeit hier alles voort. En wat houdt die daad Gods dan in? ’t Wordt mij al zoeter en zaliger en mysterievoller: dat God door God bevredigd wordt.
Doordien deze vleeschgeworden Zone Gods nu aan God zal brengen, wat Adam naliet, n.l. Gerechtigheid. Dit is de totaal inhoud van al de gave Gods in die kribbe. Hier ligt de gerechtigheid Gods. Hij, de Heere onze gerechtigheid. Hier heeft n.l. God zelf voor zichzelf gezorgd; dat Hij ontving, wat wij Hem hadden onthouden, en waarop Hij eeuwig recht had en behield.
Gerechtighei., De Apostel Paulus heeft dit zoo diep verstaan en in bevinding geleerd. Daarom spreekt Hij van de gerechtigheid Gods die van den hemel is geopenbaard. Neen, daar bedoelt hij niet mede Gods loonende en straffende gerechtigheid.
Maar dat God Zelf heeft gezorgd te ontvangen, waar Hij recht op had. Als wij dat niet (meer) konden tot stand brengen, zoo zegt Paulus, heeft God voor gerechtigheid gezorgd. In U o dierbare Jezus in de kribbe ligt nu alles wat God moet ontvangen, en wat ik mis; en daar hebt Gij o God des welbehagens nu Zelf voor gezorgd. Zoo valt het feest in God Zelf en het feest in mijn ziel samen.
Omdat God bevredigd is, kan mijn ziel ten feeste gaan. Dit is theologisch Kerstfeest vieren.
En nu behoef ik niet meer met ledige handen tot God te komen. Ze zijn vol van wat God er in heeft believen te leggen.
Namelijk, als gij, o mijne ziel, nu maar op deze genade moogt toetreden in het geloof; de genade n.l., dat waar Hij rijk was, Hij om uwentwil is arm geworden; om door Zijne armoede ons rijk te maken.
Dan sta ik niet met leege handen voor Uw aangezicht, o God. Dan kom ik tot U met Uw eigen gave in de hand. Waarmede ik overvloedig kan volstaan, zelfs in de ure des dood en des gerichts.
God des welbehagens, wiens lust is in mijn leven; maak mij dan maar goed en grondig bekend aan mijn algeheele armoede, maar leg dan zelf Uw eigen gave mij in de hand, dan zal mijne ziel verstaan, en U verheerlijkend genieten, dat er in mijn val in Adam veel kracht was tot verdoemenis; maar dat er in de daad Uws welbehagens in Bethlehem meer, eeuwig meer kracht ligt tot behoudenis.
Ten doode toe bedroefd, zit ik neder op de puinhoopen van een verloren paradijs; maar ten hemel toeverheugd hoor ik der Engelen lied in Bethlehem; en als ik dan dat Kindeke zelf moge zien, dan zing ik boven der engelen lied uit:
En gij mijn ziel, loof gij Hem bovenal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Een Theologische kerstmeditatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1947

De Wekker | 4 Pagina's