Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schoonste naam (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schoonste naam (VI)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Barnabas ging uit naar Tarsen om Saulus te zoeken, en als hij hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochië. En dat de discipelen het eerst te Antiochïë Christenen genaamd werden. Handel. 11:25 en 26B. Maar waarom wordt gij een Christen genaamd? Vr. 32 Cat.

Heeft deze vraag van den Catechismus U wel eens verrast?
In zulk een Gereformeerd belijdenisschrift, als onze Catechismus is, waar de stukken der leer zoo nauwgezet worden belicht en belijnd, moet deze universeele vraag ons toch wel treffen.
Universeel zeg ik. Want er wordt hier niet gevraagd: waarom wordt gij een Gereformeerde genaamd, terwijl toch de Gereformeerde belijdenis hier aan het woord is. Merkt gij niet, dat wij veelmeer door den naam „Christen” dan door den naam „Gereformeerd” verbonden zijn aan de eerste Christengemeente te Antiochië? En hebt gij het dan ook niet gewaardeerd, dat in den naam onzer Kerken die aloude Bijbelsche karakteriseering klinkt?
Zeker, ik stem toe, daar wordt met die naam „Christen” en „Christelijk” gesold, en wij spreken en hooren van een „Christelijke” film en een „Christelijk” hoorspel, enz. Een oprecht Christen kan zich soms ergeren, wanneer hij al dat gevlag en al dat geadverteer ziet en hoort.
Maar daarom heeft de Christen-naam en het woord „Christelijk” nog niets van zijn schoon en van zijn inhoud verloren. Moeten wij ons laten leiden door wanklanken, of door valsche munt? Of is het veeleer zoo, dat, al wordt met God en Zijn Woord gesold, al kan onze belijdenis neergehaald worden in de modder van het wereldsch leven, wij dit toch zeker niet op rekening van dit Woord en van die belijdenis moeten schrijven, maar het staat op de debetrekening van hen, die in al te oppervlakkige wereldbeschouwing verkwanselen, wat heilig is van huis uit.
Daar hebt ge den naam onzer kerken: Christelijke Gereformeerde kerken.
Wanneer wij hier een onderscheiding hebben te treffen, dan zouden wij eraan willen herinneren, dat „Gereformeerd” vóór alles raakt het kerkverband en de belijdenis dier kerken.
Waarlijk een kerkverband en de belijdenis eener kerk mogen niet van geringe beteekenis worden geacht. Hier is geenszins een onverschillige zaak.
Wanneer het waar is, dat Christus op aarde Zijn kerk heeft, dan hebben wij toch zeker de vraag tot ons zelf te richten om die tevens voor Gods aangezicht te beantwoorden: waar de zuiverste openbaring van het Lichaam van Christus op aarde wordt gevonden.
De Westminster Confessie, waarvan elke Gereformeerde belijder erkent, dat zij een zeer besliste uiteenzetting geeft van de Gereformeerde leer, behandelt in art. 25 het leerstuk der Kerk, en zegt daar uitdrukkelijk, dat er meer of minder zuivere kerken van Christus zijn. Dit mogen zij wel bedenken, die zoo absoluut het leerstuk der kerk stellen, alsof onze Gereformeerde vaderen hebben betoogd, dat er niet anders te onderscheiden valt dan een „ware” òf een „valsche” kerk. Uit de Westminster wordt duidelijk, dat in „ware” kerk stellig onderscheidingen zijn, die deze belijdenis door meer of minder zuiver aanduidt. Zelfs zegt deze confessie, dat de allerzuiverste kerken onder den hemel aan dwalingen onderworpen zijn, en dat het zelfs mogelijk is, dat deze kerken synagogen des satans kunnen worden.
Inderdaad is hier de confessie van Westminster wel iets duidelijker dan onze eigen confessie, die ongetwijfeld deze onderscheidingen onderstelt, maar niet letterlijk uitspreekt. Ik wijs op deze dingen, omdat sommigen reeds een ketterij ontdekken, als gesproken wordt van „meer of minder zuiver” van kerkformatie. Hier staat de Westminster confessie aan onze zijde, en deze confessie is toch zeker niet de minste in de rij van haar gereformeerde zusteren?
Ook deze belijdenis wijst, gelijk onze 37 geloofsartikelen, op de kenmerken der ware kerk, als de zuivere bediening van het Woord Gods, de rechte bediening der sacramenten en geen leer wordt gedoogd, die als onschriftuurlijk moet worden afgewezen.
Echter behoeven wij niet aan het „Gereformeerd”, maar wel aan het „Christelijk” het karakter der kerk van Christus op aarde te toetsen. Het is toch zeker mogelijk, dat wij niet een openbaring hebben van de Gereformeerde kerk, maar wij toch stellig te doen hebben met een „Christelijke” kerk, d.w.z. met zulk een Kerk, waar aan den Christus der Schriften alleen zeggenschap wordt toegekend, en waar het Koningschap van Christus alleen wordt geëerbiedigd.
Daarom is er voor ons besef zooveel schoonheid in den naam onzer kerk, wanneer dit „Christelijke”, karakteriseeren wil de fundeering op het eenige fundament Jezus Christus, en tevens wil kenbaar maken, dat deze kerk zich één weet met allen, die den Christus der Schriften belijden als hun Heer en hun God.
Nu is het mogelijk, dat iemand in een onzuiver en onwettig kerkverband kan zijn, en lid is van een kerk, die de kenmerken eener ware kerk heeft verloren, en toch een christen van den echten stempel moet geacht. Natuurlijk moet worden toegestemd, als gezegd wordt, dat zijn Christen-zijn en zijn blijven in dat kerkverband niet met elkander strooken, maar uiteindelijk heeft iedereen dit voor God en Zijn Woord te verantwoorden. Vergeten mogen wij nooit, dat nimmer een kerkverband, maar alleen het Christusverband, ons binnen de poorten van de triumfeerende kerk brengt.
Het is dan ook opmerkenswaardig, dat onze Catechismus bij het bespreken van den Christen-naam, alleen maar heenwijst naar den Christus en zegt op de vraag: waarom wordt gij een Christen genaamd: „omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzoo Zijner zalving deelachtig ben.”
Wat is dat: de zalving van Christus?
Gij kunt ook vragen: wat zijn gezalfde Christenen?
Wij spreken ook wel van een gezalfde prediker, en er zijn er, die hier een ziekelijk sentiment bespeuren van teemen en galmende geluiden. Maar dan heeft men toch al heel weinig begrip, van wat de Bijbel met de „zalving” bedoelt. De zalving van Christus is de Heilige Geest, waarmede Christus gezalfd is en die ook den Christen is gegeven tot leering en verdieping, bekeering en verrijking in de gemeenschap met Christus. Ons Avondmaalsformulier zegt het zoo schoon: opdat wij door dien Geest, die in Christus, als in het Hoofd, en in ons, als zijn lidmaten woont, met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en alle Zijne goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid deelachtig worden.
Wij maken ons zelf geen christen, maar naarmate wij uit den Heiligen Geest leven, worden wij Christenen. Wij krijgen kennis aan de door- en inwerking des Heiligen Geestes, die in ons oproept de droefheid naar God, maar die ook in de verdere doorleiding ons inprent de heerlijkheid der borggerechtigheid van den eeuwigen Christus, die als het Lam Gods onze Zaligheid wordt hier en hiernamaals. Onder deze door- en inwerking des Geestes worden de kleinen groot, en grooter in de genade; Spreekt de Schrift niet van wassen en toenemen in de genade en in de kennis van den Heere Jezus Christus?
Wij zijn zoo arm geworden aan den Heiligen Geest, en daarom is er zooveel leven in de kerk. Het zijn de levenmakers, die thans aan het woord gekomen zijn en schreeuwen als van de daken „Christus is Heer” maar wat hooren wij weinig van levendgemaakte Christenen, die dooraderd zijn van dit ééne: „tenzij dat iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien.”
Dit woord loopt men liefst voorbij en men wandelt heen naar het tuighuis, waarboven deze tijd nog altijd schrijft: „zedelijke en geestelijke herbewapening”. Het is dit humanistisch drijven, dat ons christendom wil redden van den ondergang, maar niet beseft, dat wij bezig zijn aan de zielige rest van een christendom, waaruit de Christus is weggenomen.
Heusch, de tijden worden te ernstig, dan dat wij in kerkelijk gekrakeel de toekomst moeten afzoeken.
Voor waarlijk Christelijke kerken, en voor werkelijke Christenen is er wel een andere en heerlijker roeping in de naaste toekomst.
En dat Uw Geest mij ware wijsheid leer.
Mijn oog verlicht, de nevels op doe klaren.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1948

De Wekker | 4 Pagina's

De schoonste naam (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1948

De Wekker | 4 Pagina's