Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastorale Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastorale Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Vriend!
Volgens belofte meld ik u thans verder over het Schooldag onderwerp: De Alpha en de Omega.
De vorige maal gaf ik u in kort bestek weer, wat de betekenis dezer woorden is ten opzichte van het Wezen Gods zelf; thans vervolg ik door u in de tweede plaats in het licht te stellen, welke zin er in ligt betreffende de goddelijke verhouding tot de Schepping.
Deze benaming Gods toch van Zijn Wezen Zelf, komt nu ook aan den Zoon toe, gelijk in de Openbaring van Johannes zeer blijkt.
Tusschen Gods Wezen en Gods werken staat de denkende en willende God, dat heet de Raad Gods, het geheel van alle besluiten Gods.
Dit is gegrond in den Zone Gods, als de persoonlijke wijsheid Gods. Deze staat om zoo te zeggen tusschen Gods wezen en Gods werken in. Hij is uit dat oogpunt de Eerste die op den voorgrond treedt. Er zou geen openbaring kunnen zijn naar buiten, als er niet eerst ware een openbaring naar binnen in het Wezen Gods. Hij is de Eerste als de grond en mogelijkheid ener schepping, en is Hij dan ook als het vóórbeeld, het model der schepping, welke daardoor als een schoon geheel (een Kosmos) te voorschijn treedt, en deswege een eindbestemming, een goddelijk doel heeft.
De Heilige Schrift stelt op verscheidene plaatsen duidelijk in het licht, dat er tusschen God en Zijn wereld, Zijn schepping, een verhouding of betrekking is, welke gegrond is in de schepping door den Zoon als scheppingsvermiddelaar. Waarom dan ook deze benaming van de Alpha en de Omega eveneens aan den Zoon wordt gegeven; bijzonder als Christus, gelijk in Openbaring I; hetgeen we straks nog nader zullen uitwerken. Merk alvast op, hoe er onderscheid diene gemaakt te worden voor onze voorstelling van zaken tusschen den Zoon en den Christus. De Christus is wel de Zoon; maar de Zoon als de tweede persoon in het goddelijke Wezen is daarom nog niet hetzelfde als de Christus. De Zoon is er altijd, ook zonder zonde en zonder genade. Maar Christus dat is de Zoon niet op en voor zichzelf; maar zoals die Zoon is gezalfd tot een middelaar en zaligmaker.
Spreken we dus van den Christus, dan duidt dit aan een betrekking Gods. tot ons in de sfeer der genade; maar spreken we zuiver op zichzelf van den Zoon, dan is dit ten eerste in betrekking tot het wezen Gods, zoals dat in zich den Vader heeft die den Zoon genereert; en voorts komt deze tweede persoon als Zoon ter sprake inzake de schepping, de wereld, afgedacht van zonde en genade. Gelijk door den Zoon God alle dingen heeft gemaakt; zoo als de Zoon (de Logos heet Hij dan) de persoonlijke wijsheid Gods is, waardoor deze wereld een kosmos is, dat is een sieraad, een wereld vol van leven en harmonie, van wetmatigheid en orde, een uitbeelding uit het denken Gods, en daarom door ons weer is ná en in t e gedenken. De wereld is geschapen niet als een los doorheen geworpen stel dobbelstenen, maar ze berust op (vóór) denken. Ze is voortgebracht uit de ideeën Gods, uit de veelvuldige wijsheid; dat heet door den Zoon. Let er alvast wél op: doordien de wereld berust op ideeën Gods, is ze voor God, bij val, ook de moeite waard om verlost te worden.
De Zoon heet nu de Eerste en de Laatste, reeds omdat in Hem zowel de grond ligt voor de mogelijkheid van een schepping, als ook voor hare verlosbaarheid. Ik zeg de mogelijkheid, want gehouden verplicht is God er niet toe.
Dit is dan ook al dadelijk het onderscheid tusschen den Zoon en de Schepping. De Zoon behoort tot het Wezen Gods, eeuwig gegenereerd wordende uit den Vader. Maar de Schepping komt voort uit den wil Gods, evenals de verlossing. Deze is uit den wil ten goede; dat noemt de Schrift het welbehagen Gods, de wil n.l. tot onze verlossing.
De Zoon is de eeuwig gegenereerd wordende; de wereld is de in en met den tijd geschapene. Generatie heeft betrekking op den Zoon; creatie is een geschapen wereld.
Deze creatie vindt den grond harer mogelijkheid in de generatie. Gelijk we reeds zeiden: omdat er eeuwige mededeling van leven is in Gods Wezen naar binnen (de Zoon uit den Vader); daarom is er nu ook mogelijkheid van openbaring (mededeling) van leven naar buiten. De Zoon is alzo in engeren, in bijzonderen zin grond, ja als het ware model der schepping. Als het eeuwige absolute Beeld Gods, het uitgedrukte Beeld van Gods zelfstandigheid, is Hij de grond en het model ener betrekkelijke relatieve uitbeelding Gods, n.l. in de schepping en speciaal in den mensch, die op eindige en relatieve wijze is, wat God voor zich is op oneindige en absolute wijze. In de wedergeboorte baart God ons dan ook, om den Beelde Zijns Zoons gelijkvormig te worden.
In het licht dezer dingen kunnen we nu enigermate verstaan, waarom ook de Zoon de Alpha en de Omega heet. Hij is in opzicht van de schepping nu ook de Eerste, en als einddoel de Laatste.
Maar dan goed verstaan; niet alsof de Zoon het eerste schepsel zou zijn geweest, want Hij is de eeuwige Zone Gods, de ongeschapene. Maar wel in dezen zin: dat zonder den Zoon geen scheppings wereld zou bestaan. Alle dingen zijn door Hem als het scheppende Woord (Logos) gemaakt (Joh. I). Wanneer we vragen wat ontmoeten we het eerst, als we tot deze creatie, geschapenheid, komen; is dat tijd, ruimte, stof, lucht, gras of ceders, mensch of dier, of wat dan ook, dan is het antwoord, goed doorgedacht: we ontmoeten allereerst den logischen grond voor de geschapenheid in den Zoon als het eeuwige Woord, daarom ook als het scheppende Woord. Hij gaat aan alles vóóraf, in Hem is, alles gegrond. Hij is als de poort waardoor eeuwigheid zich openbaart in tijd, idee in werkelijkheid, generatie in creatie.
Dit is de zin van het diepzinnige woord in Collossenzen 1 :14-17 waar Hij heet: „de eerstgeborene aller creatuur. Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan te samen door Hem.”
Men wachte zich voor de Ariaansche ketterij, alsof de Zoon zelf ook een schepsel zou zijn, neen, maar Hij heet hier de Eerstgeborene aller creaturen, omdat de Zoon de „Eerste” is, n.l. aan alle creatuur voorafgaat, als hun grondmogelijkheid, model en doelbestemming, opdat het alles zou zijn tot een spiegel, waarin God als zichzelf weerspiegelt.
Zoo groot en heerlijk is die schepping Gods; waarom ze dan ook creatuur heet. Dit woord wordt nog al eens onrecht aangedaan, n.l. als men er onder zou willen verstaan, dat het schepsel slechts nietigheid, eindigheid en vergankelijkheid zou zijn. Neen, verre van dien is dit woord creatuur eer van omgekeerde waarde. Creatuur, schepsel, wat geschapen is; maar dat is geen kleinigheid voorwaar! Wat uit schepping te voorschijn treedt, is uit het wonder, en daarom wonderlijk van inhoud en doel; het draagt als schepsel juist het stempel van zijn voorname afkomst aan het voorhoofd; schepsel, voortbrengsel, kind van een Schepper; dat is iets schier goddelijks; dat is de wereldbeschouwing, welke in de wereld de schepping iets bijzonder voornaams heeft ontdekt. Het is alsof hier God in het gewaad der stoffelijkheid, der relativiteit, toch zelf te voorschijn treedt. De Schepping zelve is dan ook openbaring te noemen. In de natuur (en dit tegen de Roomsche opvatting) is alrede iets „bovennatuurlijks” te bevroeden, te ontwaren.
Het is God die alle dingen draagt door het Woord Zijner kracht. Om zoo te zeggen in en achter, door en met alles ontwaren we den Zoon als de Eerste en de Laatste.
Het is de waarborg dat God, mag ik het zoo zeggen, geen fiasco zal lijden met de werken zijner handen. Dat Hij die ook nooit zal laten varen.
Mij dunkt het begint uit dit oogpunt reeds te lichten over uwe ziel: De Zoon de Eerste en de Laatste met betrekking tot al de werken Gods.
Nu nog éne schrede verder. Het één volgt op, vloeit voort uit het ander. Deze Zoon is ook de Christus; en wordt nu speciaal in Openb. 1 deze naam door Hem als Christus gedragen. En nu gaan de poorten nog wijder open.
We hopen er door binnen te treden in de volle geheimen van het „Alpha en Omega”. Tot de volgende maal D.V.

Met hartelijke groeten, uw medeschepsel des eeuwigen Gods uw broeder tevens in Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1948

De Wekker | 4 Pagina's

Pastorale Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1948

De Wekker | 4 Pagina's