Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Correspondentie Art. 31

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Correspondentie Art. 31

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu in "De Reformatie” van 30 Oct. jl. eenige publiciteit is gegeven aan de correspondentie, die gevoerd is tusschen Deputaten art. 31 en die van de Chr. Geref. Kerken, lijkt het o.i. juist, dat ook onze Kerken op de hoogte gebracht worden, met wat dienaangaande in de pers is geschreven.
Wij hebben voorgesteld voorloopig de correspondentie niet te publiceeren. Wanneer echter Deputaten anderzijds hiervoor voelen, zoo hadden wij geen bezwaar om hoofdzaken van de gevoerde correspondentie in de publieke Acta op te nemen.
„De Reformatie” is nu deze Acta reeds vooruit, en geeft dit overzicht.
Laat ik dus „De Reformatie” volgen, voorzoover het dit zakelijke betreft.
Het Blad schrijft:

„Het voornaamste punt in het schrijven van de Christelijke Gereformeerde deputaten inmiddels was, dat zij gaarne een duidelijk antwoord zouden ontvangen t.a.v. onze verhouding tot de verklaring van 1905. De formuleering van het besluit onzer synode te Groningen „dat deze verklaring door onze kerken niet meer voor haar rekening genomen wordt” bevredigde hen niet. Zij hadden gaarne gezien, dat onze Kerken de verklaring van 1905 hadden teruggenomen, „daarmee uitsprekend, dat zij … de in de verklaring van 1905 opgesloten dogmatische visie totaal verwerpen”. Zij achten dit punt van beslissende beteekenis voor de overige punten.”
Nadat er nu op gewezen wordt, dat Deputaten art. 31 niet verder konden gaan, dan het mandaat hunner Synode strekte, gaat het Blad verder:


„Wel achtten deputaten het niet ondienstig de Christelijke Gereformeerde deputaten eraan te herinneren, dat onze Synode meer uitsprak, dan zij in hun schrijven aanhaalden. Met name vroegen onze deputaten aandacht voor het feit, dat de verklaring van 1905 door de Synode van Groningen in haar uitspraak ook „veelszins onjuist” is genoemd, en verwezen zij naar een passage in het te Groningen uitgebracht rapport, van welke hier thans alleen vermeld worde, dat de particuliere Synode van Overijsel en Gelderland terecht de taal van de Utrechtsche verklaring heeft gewraakt „als niet schriftuurlijk noch confessioneel”.

Ik veroorloof mij hier een kleine opmerking.
Vooreerst, het gaat er niet over wat een particuliere Synode, maar wat een Generale Synode heeft gezegd, en besloten. Vervolgens, het gaat ook niet over de taal, maar over de leer van de Utrechtsche verklaring. En ten slotte, dat „veelszins onjuist” behoeft, gezien het „minder juist” uit 1905, ook nadere toelichting.
Het blad gaat nu verder en schrijft:

„Eind Juli ’48 ontvingen onze deputaten het antwoord van de Christelijke Gereformeerde deputaten op hun schrijven van 25 Februari 1948.
Zij schrijven daarin, dat zij zich wel ten volle kunnen indenken, dat wij als Deputaten geen andere uitspraak konden doen, dan onze Synode reeds had gedaan en dat wij formeel volkomen gelijk hebben met hiermede te volstaan, maar dat zij materieel met deze opmerking niet verder zijn gekomen. Het feit blijft bestaan, dat onze Synode een uitspraak deed t.a.v. de verklaring van 1905, die voor de Chr. Geref. Kerken onbevredigend is, omdat we niet radicaal afscheid zouden hebben genomen van 1905, formeel zouden we ons wel van 1905 hebben verwijderd, maar materieel niet.
Dit blijft voor hen een moeilijkheid ook na de verwijzing onzerzijds naar de Acta, een moeilijkheid, die voor hen volledig uit den weg geruimd moet worden.
Op dit oogenblik beraden onze deputaten zich nog op het nu weer hunnerzijds aan de Christelijke Gereformeerde deputaten te zenden antwoord.”

Hiermede meen ik te kunnen volstaan.
Ik heb hiermede ook aan sommiger verlangen voldaan, die mij schreven, of ons Kerkelijk Orgaan geen woord hierover zou schrijven.
Nu „De Reformatie” deze publiciteit gegeven heeft, meen ik ook dit woord te mogen vermelden.

A. (Apeldoorn), S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1948

De Wekker | 4 Pagina's

Correspondentie Art. 31

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1948

De Wekker | 4 Pagina's