Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde XXXVI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde XXXVI

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de vele vragen, die ten opzichte van het beroepingswerk kunnen gesteld worden, behandelen wij nog een tweetal. Allereerst de vraag, of het geoorloofd is, dat een kerkeraad de leden der gemeente in de gelegenheid stelt de aandacht op geschikte predikanten te vestigen. Wie de moeite neemt bijlage I bij de nieuwe Kerkorde in te zien, leest op blz. 46 in artikel 2 van de Concept-Regeling voor de verkiezing en beroeping van Dienaren des Woords het volgende: „Ingeval van een predikantsvacature houdt de Kerkeraad een vergadering, teneinde een nominatie op te maken, waarbij het in de vrijheid van de Kerkeraad staat, van te voren aan de leden der gemeente gelegenheid te geven de aandacht op bepaalde predikanten of candidaten te vestigen. Hij stelt voor de vacature twee (of meer) personen, opdat de gemeente daaruit een keuze doe”. Tusschen twee haakjes zij opgemerkt, dat het zeer wenschelijk is, dat elke kerkeraad deze Conceptregeling, al of niet met enkele wijzigingen, tot besluit verheffe. Dit zal heel wat onaangenaamheden, die er zich bij verkiezingen zoo gemakkelijk kunnen voordoen, voorkomen. Van de andere concepten, als bijlagen bij de Kerkorde opgenomen, geldt dit eveneens. Uit het geciteerde artikel blijkt ten eerste, dat de samenstellers van de nieuwe uitgave van de Kerkorde er niet het minste principieele bezwaar in zien, om de gemeente in de gelegenheid te stellen namen voor een groslijst in te dienen, welk standpunt de generale synode deelt, gezien het feit, dat niemand ter synode op dit punt eenige aanmerking heeft gemaakt. En in de tweede plaats blijkt uit dit artikel, dat dit toch niet als een dwingende maatregel is voorgeschreven. Trouwens, dan was er wel een aparte bepaling van gemaakt, en bij artikel 5 van de Kerkorde gevoegd. In de Concept-regeling wordt het aan de vrijheid van den kerkeraad overgelaten aan de gemeente deze gelegenheid tot het indienen van namen al of niet te geven, Ja, de kerkeraad kan, volgens de bewoordingen van het concept, bij elke nieuwe beroeping zijn standpunt opnieuw bepalen. Natuurlijk kan de kerkeraad ook een vaste bepaling hieromtrent maken. Er is voor zulk een regeling, waarbij de gemeente in staat wordt gesteld, namen van door haar geschikt geachte personen in te dienen, zeer veel te zeggen. De gemeente is immers niet een schare onmondigen. In verschillende gemeenten heeft men de gewoonte, om bij verkiezingen voor ouderlingen en diakenen de gemeente in de gelegenheid te stellen namen van candidaten in te dienen, wèl, waarom dan niet als het de verkiezing en beroeping van een predikant geldt? Er is geen enkel redelijk motief voor aan te voeren, om het bij ouderlingen en diakenen wèl en bij predikanten niet te doen. De practijk leert trouwens, dat men het in verschillende gemeenten zeer op prijs stelt de aandacht te mogen vestigen op namen van begeerde predikanten. Het activeert de gemeente en bevordert zeer de goede verstandhouding en samenwerking tusschen kerkeraad en gemeente.
Een tweede zaak, die wij in dit artikel bespreken is de vraag, hoe het met de beroeping en bevestiging moet bij gecombineerde kerken. Dit hangt geheel af van den aard der combinatie. Prof. dr F.L. Rutgers zegt in zijn Kerkelijke adviezen, I, 36, dat de beroeping kan geschieden door iedere kerk afzonderlijk of wel door beide kerkeraden samen vereenigd, of wel door één van die kerken tevens mede voor de andere. Dit laatste acht Rutgers echter niet aanbevelenswaardig. Hij zegt dan verder over de positie van een Dienaar des Woords bij twee gecombineerde kerken, blz. 37 v : „Te dien aanzien kan ik slechts zeggen, dat het antwoord op de vraag veelszins afhangt van den aard der combinatie, en van de bepalingen, die daarbij onder goedkeuring van de Classe gemaakt zijn. Immers, de combinatie van genabuurde kerken kan op onderscheidene wijze geregeld. Zij kan twee of meer kerken zóó tot één maken, dat alleenlijk goederen en inkomsten van goederen nog gescheiden blijven. Zij kan worden aangegaan voor een onbepaalden en waarschijnlijk langdurigen tijd, of wel alleenlijk tot er een predikantsvacature komt, om alsdan op te houden als zij niet gecontinueerd wordt. Zij kan aan ieder der gecombineerde kerken haren eigenen zelfstandigen kerkeraad laten, eventueel met bepalingen omtrent gemeenschappelijke vergaderingen, hetzij altijd of wel in bepaalde gevallen en voor bepaalde zaken, of wel zij kan bestaan met éénen kerkeraad, met bepaling van het aantal kerkeraadsleden dat uit den kring van elke kerk te kiezen is. En zoo zijn er nog meerdere regelingen wenkbaar, en ook wel hier of daar in practijk gebracht.” Hij zegt dan verder: „En omdat de predikant van gecombineerde kerken aan deze gelijkelijk verbonden is, is hij ook te beschouwen als lid van een ieder dezer kerken, gerechtigd om in deze aan de Sacramenten deel te nemen, in de kerkeraden (wanneer deze gescheiden vergaderen) mede te stemmen, enz. Op hem is dan niet toepasselijk, 't geen anders natuurlijk geldt, dat iemand slechts lid kan zijn van ééne kerk; of liever, van hem geldt dan, dat hij inderdaad slechts tot ééne kerk behoort, al staat zijn naam in twee of meer lidmatenboeken, want juist met betrekking tot den Dienaar des Woords zijn die gecombineerde kerken dan als ééne kerk te beschouwen, al geldt dit van zelf slechts voor hem alleen. Met betrekking tot hem (b.v. in zaken van eventueele tucht) moeten de kerkeraden van gecombineerde kerken (indien zij gewoonlijk afzonderlijk vergaderen) dan ook altijd gezamenlijk optreden; 't geen in de acte van combinatie te regelen is, evenals b.v. de vraag, waar de Dienaar te bevestigen is (waarvoor in den regel slechts ééne kerk is aan te wijzen, daar de predikant, aldaar bevestigd, toch, uit kracht van de combinatie zelve, juist daardoor bevestigd is voor de geheele combinatie; al wordt daardoor een herhaalde intrede-predikatie niet uitgesloten); en voorts allerlei andere te regelen punten.”
Deze uiteenzetting van Rutgers, waarmede Bouwman geheel instemt, is duidelijk. Wenschen twee kerkeraden een combinatie aan te gaan, dan zullen zij goed doen de hulp van den consulent in te roepen, teneinde een deugdelijke acte van combinatie op te maken, die aan de classis ter goedkeuring moet worden voorgelegd.

A.(Apeldoorn), H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde XXXVI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1949

De Wekker | 4 Pagina's