Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Der weezen vader II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Der weezen vader II

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal stelden we in het licht, hoe eerst op Christelijken grondslag de menschlielevendheid (philanthropie) wordt tot religie; ook ten opzichte van de weezenverzorging. Van philanthropie tot religie, dat wil zeggen: dat we de grondgedachte verstaan en beoefenen, dat wij weer mogen en kunnen optreden als mede-arbeiders Gods.
Van huis uit, vóór den val, worden we reeds als bondgenooten behandeld. Want dit is de diepe gedachte, die aan het Verbond ten grondslag ligt (zoowel bij werk- als bij genadeverbond), dat God ons opneemt in Zijn plan en wereldbouw, als Zijn mede-arbeiders. We staan in ’t verbond als ambtsdragers, ’t Verbond heeft een ambtelijke strekking: niet slechts om ons tot dienstknechten, of vrienden of kinderen Gods te stellen, maar daarboven uit, om ons, met eerbied gezegd, als compagnon, als mede-arbeider Gods te stellen. De zonde heeft dit te niet gedaan; maar de genade herstelt ons tot dezen ambtelijken dienst; hetwelk inhoudt, dat we nu mede-arbeiden mogen aan de redding en herstelling van Gods wereldbouw, en daarbij van het geschonden menschheidsorganisme. Waaruit dan weer regelrecht voortvloeit: de verzorging van den wees als (zooals we zeiden) het uit het organisme der menschheid losgeraakte individu. Van waar dan ook Jacobus in diepe bezinning zegt, dat de zuivere en onbevlekte godsdienst is weduwen en weezen in hun verdrukking te bezoeken; welk bezoeken alles inhoudt wat tot rechte weezenverzorging behoort. Het ware geloof komt m.a.w. uit in de practicale beleving en beoefening van dezen zuiveren godsdienst. Geloof bedoelt beleving der religie; gelijk dit geloof niet maar beteekent een zich overgeven aan illusies, maar midden in het leven staat, en ingaat „tot de reëele wereld van vandaag en morgen”.
Jacobus bedoelt in zijn brief niet, dat naast het geloof, en nóg minder dat in de plaats van het geloof, de werken als de practijk der godzaligheid zullen optreden; maar wèl bedoelt hij, dat het ware en echte van het geloof moet uitkomen in de werken der godsvrucht. Hij spreekt van den zuiveren godsdienst vóór God den Vader. Dat is hier niet de Vadernaam van de eerste Persoon in de goddelijke Wezen, maar de naam Vader zooals die naar Nieuw-Testamentische idee aan het gansche Wezen Gods, aan den Drieëenigen God, wordt toegekend. In de genade n.l., en dit door het geloof omhelsd, openbaart God zich in Christus als een niet meer vertoornd Rechter, maar als een verzoenden God, d.i. als een Vader. Aan deze voorwerpelijke openbaring nu (religio objectiva geheeten) beantwoordt de onderwerpelijke godsvrucht (religio subjectiva). Dat wij nu als kinderen van dien Vader, die vaderlijke liefde nu ook moeten ten toon spreiden in onzen heiligen wandel, waarvoor dan zeker toch weezen in de allereerste plaats in aanmerking mogen komen. God als Vader is de genadige liefdevolle verzorger en opvoeder Zijner kinderen. Dat moet nu ook als transparant uitschijnen in ons optreden uit het geloof.
Vóór God den Vader; let op de beteekenis van dit „vóór”. Dat beteekent: voor, ten aanschouwen van, voor Zijn aangezicht; zoodat God dit in ons ziet werken tot een verlustiging Zijner goddelijke oogen. God verlustigt Zich in deze transparante vaderliefde die ons doorstraalt, en in onze godvruchtige gedraging tegenover den wees uitstraalt. Immers zoo iets hebben Gods kinderen nu ook ervaren van de zijde Gods des Vaders in hunne aanneming tot kinderen, om dan als kind tot Gods medegenoot en mede-arbeider te worden gesteld.
Wij weten al zoo ook, wat zulke ontferming inhoudt. Daarvan getuigt Hosea 14:4 immers zal een wees bij U ontfermd worden. Ontferming, het wil zeggen, God had het ook kunnen laten, maar Hij doet het, bewogen door zichzelf. Maar dan moeten wij zelf ook eerst voor zulk een ontferming het rechte voorwerp worden. Calvijn zegt er van, dat, wil de barmhartigheid Gods een open baan vinden tot ons, wij dan eerst weezen moeten worden.
Zoo staat de zaak dan in Hosea 14. Eerst als Israël zijn valsche toevlucht en hoop kwijt is, kan en zal God Zijn barmhartigheid verheerlijken. Niet slechts moet Israël zijn nood en dood leeren kennen, maar ook moet het zijn afgoden, waarop het in dien nood eerst nog bouwde, leeren verliezen; dan wordt het pas wees in den vollen zin, als een die van anderer hulp gansch afhankelijk is, en die nu van ontferming moet leven. Hosea drukt dit uit met deze woorden:
Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij u ontfermd worden (Hosea 14:4). Dan zijn ze goed verweesd geworden; maar dan kan ook, als er geen rechtshulp meer te verwachten is, zal de ontferming in actie treden. Dan zijn ze wees; ja zeker, maar dan komt er ook hoop; kan het dan niet (meer) uit het recht, dan wordt er toch hoop geboren uit de ontferming; want naast de deugd van het recht, is er in God ook nog een deugd, welke barmhartigheid heet; en deze barmhartigheid kan eerst dan gaan werken, functienneeren, als wij er het juiste voorwerp voor zijn geworden. Die op Assur en op paarden etc. vertrouwen die komen niet in aanmerking; maar die dan wees zijn geworden, die dan juist wel. Nu is de baan voor Gods barmhartigheid recht open. We worden alzoo in dien weg, dan wel recht arm en buiten hoop in onszelf: maar tevens dan ook voor die barmhartigheid het geschikte voorwerp. Mits men nu maar geen verkeerde kant hiermede opgaat, en men zou meenen, dat in dit nu weeszijn de grond voor ons pleidooi en hoop ligt. Dan zoudt ge u vergissen. Hoe zoo? Laat ons dit de volgende maal in het licht stellen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Der weezen vader II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1949

De Wekker | 4 Pagina's