Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stamboom van Jezus Christus III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stamboom van Jezus Christus III

8 minuten leestijd

Het boek des geslachts van Jezus Christus, den zoon van David, den zoon van AbrahamMatth. 1 : 1.

Wij hebben in één van onze voorgaande artikelen een vergelijk getroffen tusschen het geslachtsregister van den eersten Adam in den aanvang van het boek van Genesis, en het geslachtsregister van den tweeden Adam in den aanvang van het Nieuwe Testament.
Nu kan het van beteekenis zijn om er op te letten, dat wij in het Nieuwe Testament twee geslachtsregisters van Jezus Christus hebben.
Wij hebben er één in dit eerste hoofdstuk van Mattheus, en wij hebben zulk een register in het Lucas Evangelie.
Hebt ge deze beide registers wel eens naast elkander gelegd, en met elkander vergeleken? Een werk, dat in den adventstijd van meer dan gewone beteekenis kan geacht voor den ernstigen Bijbelonderzoeker.
Daar is vooreerst verschil in volgorde.
Mattheus klimt in het register tot Christus op, Lukas daarentegen gaat van Christus uit. Mattheus begint bij Abraham en gaat over Juda en David tot Christus. Lukas begint bij Christus, en gaat over David en Abraham tot Adam. Mattheus blijft bij den stamvader van Israel. Lukas komt tot den stamvader der menschheid Adam.
Echter, wanneer er geen andere verschilpunen waren, dan de volgorde, zou dit niet zooveel vragen hebben opgeroepen.
Maar de moeilijkheid begint, als wij er op letten, dat in het geslachtsregister van Lukas zooveel andere namen voorkomen, dan in dat van Mattheus.
Letten wij bijv. op den naam van Jozef, den man van Maria. Deze wordt bij Mattheus de zoon van Jakob genoemd (lees maar vers 16) en bij Lukas lezen wij in het register, dat deze Jozef de zoon van Heli heet (Luk. 3 : 23). Daarbij komen dan nog al die andere namen, die niet te vinden zijn bij Mattheus. Men kwam al te spoedig tot een conclusie, dat beide, of althans één van deze beide geslachtsregisters verdicht waren, en als onecht moesten worden ter zijde gelegd.
Wij beseffen toch wel, wat hier aan de orde wordt gesteld.
Zijn wij in het onzekere omtrent de afstamming van Jezus Christus, leidt hier de Schrift op dit bepaalde punt ons in een labyrinth, zoo staat er meer op het spel, dan alleen maar een geslachtsregister. Dan betreft dit heel de betrouwbaarheid van den Bijbel, meer nog, dan dreigt te wankelen heel het gebouw onzer eeuwige hope, welke geen ander dan Jezus Christus is.
Echter lette men er op, dat de Schrift zegt, dat Jozef en Maria beiden uit het geslacht van David waren, en juist daarom hadden wij twee geslachtsregisters noodig om dit te verduidelijken.
In Mattheus vinden wij het geslachtsregister van Jozef, den man van Maria, en in Lukas vinden wij het geslachtsregister van Maria, de dochter van Heli. Luk. 3 : 23.
Maar merk nu op, terwijl het geslachtsregister van Jozef in Mattheus over Salomo, den zoon van David loopt, zoo loopt het geslachtsregister van Maria, bij Lukas bewaard, over Nathan, een andere zoon van David. Van daar nu het verschil in opeenvolging der namen van Jozef tot David in beide geslachtsregisters.
Dat de naam van Maria in Lukas niet uitdrukkelijk wordt genoemd vindt zijn oorzaak hierin, dat de Joden in het geslachtsregister nooit met de vrouw rekenden en zij ook nooit als geslachtshoofd kan voorkomen.
Gesteld eens, dat wij niet meer dan één geslachtsregister hadden, zooals het bij Mattheus luidt.
Hieruit zou stellig kunnen blijken, dat Christus naar de wet der Joden recht had op Davids troon. Immers volgens de Joodsche wet stond Christus in de registers ingeschreven als de zoon van Jozef. Maar gij gevoelt toch wel, dat hierdoor nog niet duidelijk genoeg was aangetoond, dat Christus uit het geslacht van David was gesproten. Immers Christus is werkelijk geen zoon van Jozef geweest. Vandaar dat wij lezen bij Lukas (3 : 23) „alzoo men meende de zoon van Jozef”. Maar de werkelijkheid is toch, dat Jezus ontvangen is uit den Heiligen Geest. Matth. 1 : 20.
Vindt ge het nu niet een bijzondere leiding des Heeren, dat Gods Geest de pen van een Lukas alzoo heeft bestuurddat wij nu in den Bijbel hebben ook het geslachtsregister van Maria.
Uit dit geslachtsregister bij Lukas wordt nu daghelder, dat Maria ook uit het geslacht van David was, alleen met dit onderscheid nu niet uit de lijn van Salomo, maar uit de lijn van Nathan.
Men heeft hier wel eens als bezwaar genoemd, dat toch uitdrukkelijk in de Schrift wordt gezegd, dat Maria een nicht was van Elizabeth, de vrouw van den priester Zacharias. Deze Elizabeth wordt een dochter Aarons genoemd. Maar dan is Elisabeth nooit uit het geslacht van David, noch uit den stam van Juda, doch moest uit den stam van Levi gesproten zijn t.w. de priesterstam.
Echter lost deze moeilijkheid zich van zelf op als wij bedenken, dat Maria, de moeder des Heeren, wel een nicht van Elizabeth kon wezen, maar niet van vaders, maar van moeders zijde. De Vader van Maria was uit de Davidsche lijn, en daarom was ook Maria een erfdochter van David.
Laat het thans genoeg zijn, wat wij hier over deze beide geslachtsregisters gezegd hebben.
Het zal ongetwijfeld de waarde van de Schrift verhoogen, als wij ook deze wel eens vermoeiende lijst met al die namen hebben leeren taxeeren in het licht der klaarheid van Jezus' davidische grootheid.
In dit geslachtsregister van Mattheus zijn nu twee namen van de grootste beteekenis. Ze zijn David en Abraham.
Het moet voor de ooren van den Jood wel van indrukwekkende beteekenis geweest zijn, als de naam van Jezus werd gezet in de krans der schoonheid van David en Abraham. Het boek des geslachts van Jezus Christus, den zoon van David, den zoon van Abraham.
Naast den man naar Gods hart, David, staat de Vader der geloovigen, Abraham.
David — Abraham!
Welk een tijdsruimte ligt daar tusschen!
Niet minder dan ruim twee duizend jaren.
Wat al schommelingen der eeuwen, wat al strijd, wat al namen en geslachten zijn heengegaan, zonder ooit te aanschouwen, wat beloofd was.
En toch is hier één hand, die de pen der eeuwen houdt, één keten, die al die geslachten samenbindt, één naam, die door al die namen heenlrilt; Jezus Christus, onze Heere.
De zoon van Abraham!
Wij gaan hier eeuwen terug, en wij denken aan den tijd, toen de zon der belofte het leven van Abraham moest overstralen. Maar die zon . . . hoe ging zij schuil achter donkere wolken, toen jaren na jaren vervlogen, maar Abraham bleef kinderloos. Hij voelt de wankeling, sluipend door zijn leven. Hij begint de hoop op te geven en spreekt van zijn huisbezorger Elièzer, die de erfgenaam zal zijn.
Wat donker in de wereld! Hier hing niet alleen Abrahams toekomst aan den draad der eeuwen, maar hier hing de parel van het eeuwig heil aan de zwakke draad van menschelijk hopen. Neen, driewerf neen. Hier hing het heil aan het ankertouw van Gods onwankelbare belofte. Alleen God kan zijn belofte aan zulke zwakke draden van menschelijke broosheid binden, waarom hij een Abraham invoegt in zijn goddelijk heilsplan. Trots Abrahams ouderdom, trots Abrahams zwakheid, houdt God zijn werk, zijn belofte, zijn Christus vast, waarom later een Mattheus kon schrijven in het boek des geslachts: Jezus Christus, de zoon van Abraham.
De zoon van David!
Wie weet het niet, die den Bijbel tot zijn dagboek heeft, dat David zoo dikwerf was in het grootst en bangst gevaar. Hoe menigmaal werd hij bedreigd door doodsgevaren, als hij gejaagd werd door Sauls vangeren als een hert, dat op zijn vlucht nergens meer uitkomst ziet.
Vergeet niet, het ging in dezen strijd niet alleen om David, het ging veel meer en veeleer om den grooten Davids Zoon.
Maar al wil Satan en wereldmachten met woest geweld, of met geniepte toeleg den stamboom van Christus tot in zijn levenswortel treffen, de hand des Heeren Heeren is sterker, en te midden van storm en feilen strijd blijft deze stamboom zijn plaats in den wereldbodem behouden.
Dit heeft den zanger eens geinspireerd, toen hij zijn lier stemde
Daar zal ik David door Mijn kracht,
Een hoorn van rijkdom, eer en macht
Doen rijzen uit zijn nageslacht.
'k Heb mijn gezalfden knecht een licht,
Een heldre lampe toegericht.
En daarom en daarom alleen kon in later eeuwen Mattheus schrijven: het boek des gesiachts van Jezus Christus, den Zoon van David.
Verstaat ge nu, waarom God, de Heilige Geest, dit eerste hoofdstuk van het Nieuwe Testament aanvangt met dezen schijnbaar armen, maar in wezen zoo rijken aanhef?
Hier wordt al Gods volk gezegd, dat de Heere Zijn werk en Zijn Kerk handhaaft midden in het dal der dooden.
Wie dat verstaat, viert kerstfeest!!
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1949

De Wekker | 4 Pagina's

De stamboom van Jezus Christus III

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1949

De Wekker | 4 Pagina's