Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voortgezet gesprek over een Nieuwe Psalmberijming 6 (slot)

Bekijk het origineel

Voortgezet gesprek over een Nieuwe Psalmberijming 6 (slot)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij moeten deze artikelen beëindigen. Niet alleen, omdat wij inderdaad nog iets anders te doen hebben dan over dit onderwerp te schrijven, maar omdat ook de artikelen te veel zouden worden.
Op enkele zaken moeten wij nog noodzakelijk wijzen.
Allereerst op het artikel van 30 Sept. 1949, in De Wekker. In dat artikel lieten wij heel duidelijk uitkomen dat de Chr. Ger. Kerken ook een taak hebben. Wij schreven: De zaak van de nieuwe Psalmberijming is geen zaak van particulieren of van commissies, maar een zaak der kerk. Ook een zaak der Chr. Ger. Kerken. Het mag ons niet onverschillig zijn wat andere kerken doen. De Kaïnsgeest moet ons ook in dit opzicht vreemd zijn. Wij moeten bidden en arbeiden ook in het belang van andere kerken. Ook onze verantwoordelijkheid is in dit opzicht zwaar.
Dit moeten wij goed ter harte nemen.
Wij hebben niet alleen maar een „contra-tenorstem" gevoegd aan een „morgenzang". Beter had misschien de heer Milo kunnen schrijven: Luister naar prof. v. d. Meiden; hij is niet zo jong meer; mogelijk is dat hij zijn avondzang reeds zingt. Neen, wij zeilden niet in de wateren van het subjectivisme, maar begeren ook geen aqua maxima subjectivistica (allersubjectivistischte wateren) ter genezing. Onze bedoeling is om de zaak zuiver te zien en de gevaren niet uit het oog te verliezen. Wij willen onze verantwoordelijkheid dragen en die niet schuiven op de schouders van anderen. Gaarne willen wij meearbeiden en jagen naar het heilig wit. Maar dan moet de kerk deze zaak ook ter harte nemen.
Over het rhythmisch zingen schreven wij ook nog nader. Dankbaar hebben wij toen gebruik gemaakt van wat een onzer correspondenten zeer terecht opmerkte. Enkele zinnen over dit onderwerp waren in de 5-artikelen wel wat algemeen. Daarom gingen wij er nader op in. Wij bedoelden dat niet alle Psalmen even vlug gezongen kunnen worden. Rhythmisch zingen is, volgens genoemde correspondent, de natuurlijke uitingsvorm van gevoelsontroering, van leven. Zo gezien is de bewogen, levende, de rhythmische zangmethode inderdaad voor de levende ziel natuurlijk, is de ziel van Gods kind, wanneer (zij) gedrongen (wordt) tot zingen, altijd ingesteld om dit rhythmisch te doen. Prachtig. Maar dan zal ook gaarne worden toegestemd dat het werk van den Heiligen Geest onmisbaar is. Laten wij zo, op die wijze, maar streven naar vernieuwing. Dan is er tegen rhytmisch zingen geen enkel bezwaar.
De heer Milo behoeft het niet altijd met ons eens te zijn. Hij zal dit ook niet van mij vragen. Hij zal niet de eis stellen: gij moet op alles wat ik schrijf „amen" zeggen. Over vele zaken uit „Zangers en Speellieden" zou eens te praten zijn. Wij zouden elkaar dan wel spoedig verstaan. B.v. over de zin: „Wanneer zangers en speellieden zich in heiligheid geven voor de kerkzang, dan zal de Geest des Heeren het huis vervullen". (273). Die zin kan verkeerd worden begrepen. Een lezer zou kunnen denken: wanneer de gemeente maar alles verricht, komt de Geest wel. Natuurlijk bedoelt de heer Milo dit niet. Wij zouden het wat vollediger willen zeggen. Maar dan zouden wij elkaar ook dadelijk verstaan.
Geheel eens zijn wij het met den schrijver van „Zangers en Speellieden", wanneer hij zijn belangrijk boek aldus eindigt: Wanneer zangers en speellieden leven uit het geloof, dan verwachten zij de stad die fundamenten heeft: het nieuwe Jeruzalem. Dan is hun kerkzang het prelude van de eeuwige lofzang van het Lam dat geslacht is. Dan zullen ze reeds nu streven naar het hoogste dat hun gebrekkig kunnen toelaat. En straks zullen ze op dit prelude glimlachen, wanneer zij zullen meezingen en spelen met de citherspelers en de honderdvierenveertig duizend, die voor het Lam een lied zingen dat geen ander kan leren dan de gekochten....
Juist, heer Milo, hier treft ge zeker de juiste snaren.
In onze vijf artikelen, als ook in de volgende, wilden wij daarop vooral de nadruk leggen.
Uit het geloof zingen.
Uit het geloof arbeiden, streven naar het hoogste dat ons gebrekkig kunnen ons toestaat.
Dan wordt Gods Naam met lofgejuich geprezen.
Dan is de Geest in zijn bruidsgemeente werkzaam.
Dan geeft die Geest de rechte harteklop der gemeente.
Uit het geloof leven Laten wij het niet vergeten....
Zo ik niet had geloofd..... zo ik niet had geloofd....
Gods Geest geve arbeiders, vertalers en dichters om het grote werk tot stand te brengen.
De kerk versta haar roeping.
Een ieder onzer zij zijn taak bewust en zette zich niet in valse rust op zijn stoel om dan uit de hoogte het werk van „zangers en speellieden" te veroordelen.
Men zoeke eerlijk elkaars standpunt te beoordelen en samen te bouwen.
Afbraak en verscheuring is er waarlijk al genoeg.
Doch men vergete nooit dat ons hart in het werk moet zijn.
Dat men moet leven en arbeiden uit het geloof.
Van der Meiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Voortgezet gesprek over een Nieuwe Psalmberijming 6 (slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1950

De Wekker | 4 Pagina's