Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vastigheid der beloften van het evangelie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vastigheid der beloften van het evangelie

Institutie Calvijn; III. 24, 17

4 minuten leestijd

Toen wij een en ander nazagen over de betekenis van de belofte van het evangelie, lazen wij ook een artikel van Calvijn, dat wij hier weergeven, zij het dan hier en daar veel verkort.
Calvijn betoogt allereerst dat er geen strijd is tussen de belofte en het eeuwig besluit Gods. Hij schrijft dan: Want hoewel de beloften der zaligheid algemeen zijn, zo strijden ze nochtans niet tegen de praedestinatie van de verworpenen. (Calvijn zegt het zó; men zou verwachten: praedestinatie der verkorenenj. Hij wijst er dan op dat wij onze ogen moeten slaan op de kracht der belofte en op de vervulling er van. Letterlijk volgt dan: Wij weten dat de beloften ons dan eerst krachtig en bevordelijk zijn, wanneer wij die door het geloof aannemen. Wanneer het geloof verijdeld is, is de belofte meteen ook teniet gedaan. Dan wijst Calvijn er nog eens op dat wij hier geen tegenstrijdigheid hebben tussen de voorverordining en het zonder onderscheid verkondigen van de belofte der zaligheid. „Ik zeg voorwaar dat ze zeer wel overeenkomen. Want als Hij in zulk een voege zijn belofte doet, zo wil Hij niet anders beduiden dan dat zijn barmhartigheid openstaat en bereid is voor al degenen, die maar dezelve begeren en verzoeken. Hetwelk geen ander doen dan die Hij verlicht. En Hij verlicht die, die Hij ter zaligheid verordineerd en geschikt heeft. Aan dezen staat de waarheid der belofte zeker en onbeweeglijk."
Maar waarom spreekt Hij tot allen in het gemeen? Hij doet zulks opdat de conscientiën der godvruchtigen te vreedzamer zouden rusten, warmeer zij verstaan dat God geen onderscheid maakt tussen de zondaren, zo zij maar geloof hebben, en opdat de goddelozen niet zouden klagen dat zij geen toevlucht hebben, enz.
Hieruit volgt dan, naardien hum beiden de barmhartigheid Gods door het evangelie wordt aangeboden, dat het geloof, dat is, dat de verlichting Gods het onderscheid maakt tussen de gelovigen en de goddelozen, zodat de gelovigen de kracht en de nuttigheid van het evangelie vernemen en dat de goddelozen daaruit geen vrucht bekomen. De verlichting heeft ook zelfs Gods eeuwige verkiezing tot een regel. Ook de klacht van Christus, Matth. 23:37, doet hen geen voordeel: Jes. 65:2.
De Heere roept een volk naar zijn welbehagen, in zulk een voege dat Hij aan niemand is verbonden.
Maar wij staan voor een grote diepte. „En indien brooddronken tongen blijven tegenknorren, schamen wij ons niet met Paulus uit te roepen: O, mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt?"
Wij gaven slechts enkele gedeelten uit de pericoop van Calvijn. Het is een iedere lezer duidelijk dat de grote hervormer niet probeert de zaak op te lossen. God verkiest; naar zijn welbehagen vergadert Hij de zijnen. Maar Hij laat zijn barmhartigheid allen prediken. Calvijn accentueert dit tenvolle. Niemand wordt deelgenoot van het aangekondigde en beloofde heil, dan in de weg des geloofs. Dat laat Calvijn ook heel duidelijk uitkomen. Dat doet hij geheel naar de Schrift, Hebr. 3 :19; 4:1, 2. Maar tevens bewijst hij ook klaar dat niemand tot het geloof komt dan door de verlichting van den Heiligen Geest. Op dat genadewerk naar het welbehagen Gods legt hij volle nadruk.
Wij moeten dus nooit eenzijdig de verkiezing vooropstellen, doch die verkiezing ook niet verwaarlozen.
Wij moeten tenvolle nadruk leggen op het beloofde heil, doch tevens duidelijk en dus Schriftuurlijk bewijzen dat dit geloof alleen ons deel wordt door de verlichting Gods. Geloven is geen mensenwerk, geen werk van de mens zonder de genade Gods.
Het gevaar bestaat dat men in valse rust neerzit en vroom praat over: wij kunnen er toch niets aan doen. Maar eveneens bestaat een groot gevaar in het oppervlakkig beklemtonen van: geloof de belofte. Ook dit laatste moet goed Schriftuurlijk worden verklaard, opdat niemand zich bedriege.
Gods belofte is één.
Maar deelgenoot van de zaligheid worden wij niet zonder de genade Gods. En het geloof als het geloven is ook genade. Dat geschiedt naar het welbehagen des Heeren.
Calvijn bewijst dat hij worstelde om het zo duidelijk mogelijk te zeggen.
Dezelfde zaken heeft Calvijn ook duidelijk uiteengezet in zijn commentaar op Ezechiel, hoofdstuk 18 :23. Gods behoudenis is in de weg der beke-ring. Zeker is een verkiezing Gods, maar de profeet spreekt hier naar Gods geopenbaarde wil. De bekering is Gods gave; die bekering is herschep-ping en ligt niet in de vrijheid van de mens. En waar de bekering Gods werk is komen de goddelozen niet tot bekering. Waarom zegt Hij dan dat Hij aan de dood geen lust heeft? Omdat niemand met berouw tot Hem komt, of hij vindt God bereid hem aan te nemen. God spreekt hier niet over zijn raad, maar over zijn openbaring naar zijn Woord. En dat Woord zegt dat God geen zondaar, die met berouw tot Hem komt, verstoot.
De ervaring bevestigt dit. Maar dat sluit Gods verkiezing niet uit.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1950

De Wekker | 4 Pagina's

De vastigheid der beloften van het evangelie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1950

De Wekker | 4 Pagina's