De bekeering van Lydia (III)
En een zekere vrouw met name Lydia, een purperverkoopster van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons, welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam, op hetgeen van Paulus gesproken werd. Hand. 16 :14
De slechtste Christenen hier op aard
't Zijn Theologen zonder baard.
Wellicht hebt ge deze regels uit „Leekedichtjes" van De Genestet weleens gelezen of gehoord. De dichter heeft zekerheidshalve boven dit zijn puntdichtje geschreven: „regel met uitzondering."
Maar waaraan De Genestet ook gedacht heeft, toen hij theologen in het zonnetje zette, zeker niet aan vrouwelijke studenten in de theologie.
Wat zijn de tijden veranderd sinds den dag, dat b.v. de Synode van de Herv. Kerk in het jaar 1915 zich niet kon vinden om aan eenig optreden der vrouw als hulpprediker of predikant mede te werken.
En thans!
In Indië beklimt de vrouw den kansel en zit zij in de kerkeraadsbanken.
En in ons land?
Hoe lang zal het nog duren, dat deze weg wordt ingeslagen? Het is nog maar een kwestie van wat maanden of enkele jaren — en wij zullen dezelfde stappen zien in Nederland. Wij zijn al een goed eind op weg.
Zelfs in Gereformeerde kringen is de lucht niet heelemaal zuiver meer, en er zijn wolken aan het klimmen ook aan dit anders zoo helder firmament.
Het was dan ook geheel in de lijn van de tijd, toen Prof. Hovius bij de overdracht van het rectoraat" aan onze Theologische School op de gelukkige idee is gekomen om te spreken over: „de positie der vrouw in Christus' kerk."
„Waarom", zoo vraagt ge misschien, „is het dat ik heden met de vrouw en haar plaats op de heilige erve begin?"
Wel, wordt hier dan niet in de Handelingen met zoo hooge nadruk gesproken van een vrouw met name Lydia, die een eerepositie in Gods Koninkrijk heeft ontvangen?
Zie, onze eeuw heeft het veel over de rechtspositie van de vrouw. De Heilige Schrift versmaadt dit niet, maar spreekt toch meer over de eerepositie der vrouw. Leest er het boek der Spreuken eens op na, een boek vol levenswijsheid.
Hier is geteekend, dat de man zit in de poort, maar daar wordt niet de plaats van de vrouw gevonden. Haar eerepositie is aan den binnenkant van het groote leven. En wie het Nieuwe Testament opslaat weet, hoe de Apostel Paulus waardeerend kan spreken over de vrouwen, die hem ten dienste gestaan hebben maar hij vindt ze op een plaats, die geheel met haar aard en aanleg overeenstemt.
Maar onze karakterlooze tijd eert de vrouw niet, en het is de groote vraag of tegenwoordig de vrouw haar zelf v/el eert, als wij haar zien „vermannen"?
Maar Lydia!
Het is een vrouw, die als eerste staat in de rij van de duizenden, die op Europa's bodem tot Christus worden gebracht.
Heeft het al eens Uwe aandacht getroffen, dat in het Nieuwe Testament de vrouw vooraan treedt in de rij van de roeping der volken?
Zie, toen Israël zijn poorten ging openen voor den stroom der volken, en zou gaan leeren, dat de Messias, de Beloofde aan de Vaderen, niet nationaal, maar internationale beteekenis had, — noch Jood noch Griek, noch Barbaar noch Scyth, noch dienstknecht noch vrije — maar Christus alles en in allen, — werd telkens de eerste stap buiten Israël door een vrouw gedaan? Denk aan de Samaritanen!
Het was een vrouw, die het eerst de boodschap kon en mocht vertellen van de werken Gods, en begeerig werd naar het water des levens om niet.
Denk aan de Cyro-Phoenicische!
Het was een vrouw, die het eerst in dit land der Heidenen Jezus mocht ontmoeten en Zijn kracht ervaren.
Denk aan de Kananeesche!
Het was deze vrouw, die als vreemdeling kwam tot het rijk belijden aan Jezus' voeten: Heere, ook de hondekens eten van de brokken, die vallen van de tafel hunner heeren.
Denk aan Lydia!
Het was deze vrouw, die de poort opende, waardoor duizenden zouden treden om hun Heere en Heiland te belijden, zooals deze Purperverkoopster te Filippi.
Paulus en Lydia, beiden in Filippi. Daar hadden wij ze nooit gezocht, want Paulus dacht niet aan Filippi, en Lydia zou men eerder in Thyatira hebben gezocht.
Gij weet immers, dat het slechts door goddelijke aandrang was, dat Paulus in Filippi terecht was gekomen, want de Geest liet hem niet toe het woord in Azië te spreken. In Azië had hij zijn werk als bij de hand zien afbreken, en op laatst had hij den weg naar Europa gevonden.
Ik zie hem gaan van Neapolis, varend op de rivier de Strymon, in de richting van Filippi. Paulus wist er niets van, dat juist dit de plaats zou worden, waar de engel des Evangelies de vleugelen zou uitbreiden, en dat er een nieuw lied in de schaduw dier vleugelen door een Lydia zou worden gezongen.
O, als God ons ergens hebben wil, dan heeft Hij wel middelen om er ons te krijgen. Al moet Jona dan door de diepten der zeeën, maar naar Ninevé zal hij. Al tracht Mozes te ontkomen aan de goddelijke opdracht om naar Farao te gaan, maar gaan zal hij. Al wil Paulus in Azië blijven, maar God zal hem naar Filippi brengen en wij zingen bij het indenken dezer wonderlijke weefsels van het Gods bestuur:
Heilig zijn, O God, Uw wegen
Niemand spreke Uw Hoogheid tegen.
Wie, wie is een God als Gij,
Groot van macht en heerschappij.
En Lydia?
Wel, ook zij moet naar Filippi.
Maar Lydia en — Filippi, dat rijmt toch niet! Lydia en — Thyatira, dat rijmt.
Thyatira — dat was een stad in Klein-Azië, vèr van Europa, en dat was Lydia's geboorteplaats. Daar had zij gewoond. Neen, nog meer. In dit Thyatira had Paulus het Evangelie gepredikt. Daar heeft Christus Zijn licht laten schijnen en aan die gemeente wordt nog een extra brief geschreven, door niemand minder dan door Christus zelf. (Openb. 2:18—29). Thyatira was een stad in het Noorden van Lydië waaraan waarschijnlijk de purperverkoopster te Filippi haar naam Lydia ontleende. En zie, nu gaat Lydia van haar stad Thyatira vandaan, dat is schijnbaar al verder van het licht des Evangelies vandaan.
Men zou zoo zeggen, dat gaat nu lijnrecht tegen de goede orde in.
Is dat niet menigmaal Gods gewone wijze van werken, dat Hij laat zien een andere logica te kennen, en een andere weg te volgen, dan wij naar de maatstaf van ons denken, en overleggen hadden gevonden?
Wij zouden naar Thyatira kijken, en de Heere heeft Filippi als de plaats aangewezen, waar Lydia haar nieuwe geboorte uit den Heiligen Geest zou vieren. Bij mij komt onder dit schrijven de gedachte op, of voor dezen of genen soldaat het verre Indië ook een plaats geweest is, waar hij als Lydia leerde acht te geven op het Woord des Heeren, zooals hij nimmer gedaan had, toen hij in eigen land Zondag aan Zondag kon opgaan met de gemeente?
Daar zijn wonderlijke leidingen Gods, en menigeen heeft in Duitschland te midden van de schrikkelijkste uren en bij het neerdonderen van de bommen zijn ziel anders leeren taxeeren, dan hij ooit aan de rustige huiselijke haard had verstaan.
Thyatira en Filippi, ze liggen ver van elkaar, maar ze reiken naar Gods bestel elkander de hand en zij roepen ons om te luisteren naar het wiekgeruisch van Gods bijzondere leiding in ons leven.
Wanneer wij voor die leiding meer een open oog en meer een ontsloten hart kenden, het leven met al zijn raadselen zou wel wat gemakkelijker, de last wel wat lichter, en de toekomst wel wat helderder worden.
Lydia — de Purperverkoopster — de handelsvrouw. Zij zegt ons, dat wij ook in den handel den Heere kunnen dienen, hoewel het getal niet zoo groot is, waar eerlijkheid en goede trouw de sieraden zijn. Zoo ver als wij kunnen nagaan, heeft Paulus een Lydia nimmer gezegd, dat zij met haar handel moest ophouden, maar ik vermoed, dat hij haar wel gesproken zal hebben, dat tijdelijk gewin niet kan halen bij de schatten, die de mot niet verteert en de dief niet steelt.
Purper!
Het herinnert aan het koninklijk gewaad, dat in schitterend rood afhangt van de schouderen van een vorst of vorstin.
Purper!
Het heeft een symbolische beteekenis. Denk aan den tabernakel, en den brief aan de Hebreen. Het is het beeld van het bloed van Christus, waarin onze kleederen gewasschen zijn, als wij treden vóór den troon van God, en wij als Koningen zullen wandelen in het hemelhof.
Purper!
Ja ongetwijfeld zal Paulus Lydia gesproken hebben van het bloed, dat reinigt van alle zonden. Het Bloed des Lams, dat eens het purper zal zijn, dat ons zal sieren, als er geen tijd meer zijn zal.
Kleedt U reeds in dit purper, en weet, dat hier de handel is van vrije genade. Want nog is er de stem des Heeren: Ik raad U, dat gij van mij koopt — purper, want in dit kleed zult gij de schande uwer naaktheid dekken, zult Gij treden vóór Gods Vierschaar, als had gij nooit zonde gekend noch gedaan.
Purper!
Dat Uw bloed mijn hoop dan wekke,
En mijn schuld voor God bedekke.
En nu de volgende keer niet Lydia, de purperverkoopster, maar Lydia, de vrome dienstmaagd.
A. (Apeldoorn) S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1950
De Wekker | 4 Pagina's