Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De Dominee in de practijk" (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Dominee in de practijk" (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meermalen is ons gevraagd of wij de „praktijk" niet erg missen. Maar moet het professoraat dan losgedacht worden van de praktijk? Zeker er is onderscheid. En wie die losmaking doorleeft weet wel hoeveel dit zegt. Toch moet het verband wel in het oog gehouden worden. In 1935 deed Dr de Vrijer zijn intree aan de Universiteit te Utrecht en hield een inaugurale rede over: De dominee in de praktijk. Toen sprak hij ook dit woord: Zo brengt de Kerk mij uit de strijd-linie in de eer en de aanvankelijke beklemming van de leraar der Hogere Krijgsschool. Maar de worsteling aan het front is zonder bezinning op het waarom en het hoe, zonder de zich bewustwording van de aard van de vijand, van het recht en de methode tot deze heilige oorlog, niet wel door te voeren. Zo is de strijd op de wallen en in de tent van de staf onderscheiden en één. De eer van het professoraat wordt tot een ijdele aanvechting, tenzij er de volstrekte gebondenheid zij met het volk in de vlakte.
Vooral dat laatste: tenzij er de volstrekte gebondenheid zij met het volk in de vlakte, is markant. Maar dat geeft ook aan hem, die wel wat verder staat van het volk in de vlakte dan de dominee in de praktijk toch het weldadige gevoel niet los van het volk te staan. En dan moet zeker aan onze Theologische School nooit het geval zijn. Wij geloven dat ook onze studenten dat recht moeten inleven. Zij moeten straks staan in de vlakte. Bij al hun studie moet voor ogen staan dat zij straks in die vlakte moeten arbeiden. De Theologische School moet mannen opleiden tot dominee in de praktijk.
Terecht merkt Dr de Vrijer verder op: Van uitwisseling der toga voor de professorale tabberd is geen sprake, nog minder van een vlucht uit het ene ambt in de rust der bespiegeling van het andere. Kansel en katheder zijn onscheidbaar verbonden, academische studie en -voorbereiding zijn saamgesnoerd in het wachtend, kerkelijke ambt. . Die gebondenheid, die eenheid moet worden verstaan.
Er is een nog belangrijker verband.
De wetenschap moet verbonden zijn met de godzaligheid. Ook op dat verband wees Dr de Vrijer en citeerde Voetius. Voetius schreef: Ik stapel geen paradoxen op, wanneer ik zoveel spreek over de vroomheid, noch leg ik u enige nieuwe en ongewone dingen aan de oren voor, als ware de band van vroomheid en wetenschap een onmogelijkheid, een zadel op een rund bevestigd of een transformatie van alle studenten in kloosterlingen. De ware student begeert wijsheid, die geest en hart, denken en wil, de hersenen en de diepste kern van ziel en effecten verlicht en ontvonkt, innerlijk doordringt en grondig heiligt. Dit woord van Voetius kunnen wij nog wel eens overdenken. En de verachters van de studie mogen bij deze oude schrijver nog eens ter schole gaan. Allereerst moeten de studenten weten persoonlijk geroepen te zijn tot het heilig ambt, tot het wondere ambt; zij moeten deel hebben aan het heil in Christus. Dr de Vrijer schrijft: in de a.s. drager van het geestelijk ambt moet de geheiligde drift tot het priesterschap aanwezig zijn, in nuce, een talent van hart, tact, profetisch en priesterlijk besef.
Tussen de roeping tot het ambt en het dienen in de gemeente ligt de opleiding. Dan moet er hard worden gewerkt. De Schrift moet in de oorspronkelijke talen bestudeerd kunnen worden. Maar de gemeenschap met den Heere moet dan dieper worden beleefd. Het geloofsleven wast in de geestelijke oefening. Dr de "Vrijer schrijft ook dit behartigingswaardige woord: Academische vorming is een levenslang te waarderen voorrecht. Wee, wie haar later vergeet of versmaadt. De dominus practicus heeft het moeizaam opgestapeld feitenmateriaal niet op snellen termijn van de hand te doen, maar het te transponeren in de taal voor het volk en de kerk van zijn tijd: bl. 11. Het is wel heel droevig wanneer de theologische studenten na hun examina de dictaten en handboeken verkopen. Dat getuigt niet van studiezin. En nog droever is het wanneer zij him Hebreeuwse Bijbel van de hand doen. Dan zit zeker niet voor de ernst om te graven in de goudmijnen der Schrift en zich goed voor te bereiden om een goed predikant, een trouwe herder en een bekwaam catecheet in de praktijk te zijn. „De doperse mening dat de verkondiging van Gods Woord en de zalving des Geestes de studie overbodig maakt" is geen Schriftleer, maar wel een list des satans om luie dominees een geruste conscientie te geven en op een goedkope manier op de preekstoel te komen. Onze oude vaderen waren zo dwaas niet. Zij eisten vaak dat de studenten, die hier hun examina achter de rug hadden, nog een poos aan een universiteit in het buitenland gingen studeren.
Neen, de studie moet niet worden verwaarloosd. Dwaas is het te menen dat de studie den predikant in de praktijk zal schaden. Preeken, catechiseren enz. bewijzen maar al te veel de nadelige vrucht van niet ernstige en biddende studie. Wanneer de ernstige studie niet verwaarloosd werd, zou er niet zoveel onzin worden uitgekraamd. En de mensen vinden het vaak nog mooi; zij zijn nooit goed onderwezen en zij worden niet goed onderwezen. Hopeloos is het wat soms wordt gehoord.
Hoe rijk, hoe onmisbaar de studie ook is, het voornaamste, het eerste is wel het deel hebben aan den Christus en aan zijn weldaden en het geroepen zijn tot het ambt. Maar dan moet ook goed worden onthouden dat deze twee zaken geen conflict oproepen. Wie geroepen is tot predikant en zich zijn roeping goed bewust is, zal ook ernstig studeren en zijn tijd niet verwaarlozen. Trouwens zijn tijd verwaarlozen mag niemand. Velen van onze jonge mensen trekken na hun arbeid, om 5 uur of 6 uur him mooie pakje aan en doen niets meer dan een sigaret roken en een roman lezen. Zich voorbereiden voor hun levenstaak is voor hen blijkbaar niet nodig. Maar heel erg is het wanneer een student zijn roeping niet verstaat. De gemeente heeft dan straks in hem wel een predikant, maar geen dominee prakticus in den goeden zin van het woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1950

De Wekker | 4 Pagina's

„De Dominee in de practijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1950

De Wekker | 4 Pagina's