Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Al Mijne bergen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Al Mijne bergen

Op den drempel van het jaar 1951.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik zal al Mijne bergen tot eenen weg maken. Jesaja 49 : 11a.

De machtige berggevaarten, hoog opsteigerend tot in de wolken, de flanken gestoffeerd met rotspartijen, groene weiden en blauwende bosschen, de kruin bedekt met eeuwige sneeuw, schitterend in zonnelicht, wijzen als opgestoken vingeren naar den Hemelschen Kunstenaar en Bouwmeester: God! Wij, bewoners van een vrijwel vlak land, hebben door fotografie en kunstdruk genoeg gezien om den psalmist te verstaan in zijn aanbidding:

Gij, Die de hemelhooge bergen,
Doet pal staan door Uw kracht.
Zo.. dat zij vloed en stormen tergen,
Gij, zijt omgord met macht.

Die hooggebergten zijn in vele gevallen onoverkomelijk, en de bergketenen kunnen dikwijls niet dan met groot levensgevaar worden beklommen. Niet altijd is zulk een berg te vermijden en moet men deze overtrekken langs smalle voetpaden, onder loodrechte rotswanden en boven duizelingwekkende diepten.
Israël zou om der zonde wil in Babel komen, doch aldaar niet ondergaan. Ziet, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver. Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende, roept de Eeuwige zijn volk toe. Hij zal met den overweldiger afrekenen. Hij zal zijn welbehagen tegen Babel doen, en zijn arm zal tegen de Chaldeën zijn. 't Ellendig volk wordt dan uit lijden door Zijnen arm gerukt, Hij zal nooddruftigen bevrijden, verbrij z'len wie verdrukt. Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeën. Maar hoe zou dat volk weer in Sion komen? Is het Overjordaansche niet een bergland? Zijn daar niet de Hermon en de Salmon en het hemelhooge gebergte van Basan, dat zoo trots omhoog springt en met al zijn heuvelen het verloste pelgrimsvolk, d.i. Sion, tergt?
Hoe zal dat zwakke volk die hoogvlakten, zoo ruw en wild met hun naakte steenmassa's overkomen? Is niet de ééne berg nog al moeilijker dan de andere? Zóó moest Israël wel spreken over die bergen. Dat beteekent dat Israels God dezelfde is als de Schepper der wereld! Hij heeft de bergen gemaakt, is er de absolute Eigenaar van en kan er dus mede doen naar Zijn welbehagen. Ook de bergen moeten naar Zijn wetten hooren. Allen, van de kleinste aardhoop tot de hoogste bergrug toe! De bergen zijn geworden, wat God er van gemaakt heeft. En zij zullen voor ons wezen, wat de Heere ze voor ons doet zijn! Als God vóór ons is, kunnen ook Zijn bergen niet tegen ons zijn! Zijne bergen mogen Israël niet doen afzien van het vertrek uit Babel naar Jeruzalem, want de roepstem tot dien tocht gaat gepaard met de belofte: Ik zal al Mijne bergen tot eenen weg maken.
Zóó is het beloofd en zóó is het geschied; evenmin als de Roode Zee en de verschrikkelijke woestijn, hebben de bergen Basans het volk uit Kanaan gehouden. Gods weg ging over Gods bergen, dus werden die bergen tot een weg!
Steunende gedachte ook voor ons. Waarlijk, de Heere leidt ons niet langs gebaande wegen. De moeilijkheden rijzen als heuvelspitsen omhoog. Wij moeten klauteren tusschen de ijzerharde, scherpe bazaltrotsen der tegenspoeden. Hoe verder wij gaan, hoe meer de algemeene wereld-verarming ons als naakte klippen aangrijnst. Menig jeugdige, die zoo gaarne vooruit wil, stuit op de steile bergwand der werkloosheid. Wij zoeken wegen en ontwaren slechts bergen. Hoe komen wij er over? En wij zouden geneigd zijn ons in stomme wanhoop maar bij dien berg neer te leggen, of te klagen: de HEERE heeft mij verlaten, en de HEERE heeft mij vergeten.
Luisteren wij echter naar het woord van den tekst.
Mijne bergen, zoo noemt ze de HEERE.
Zooals een berg naar Boven wijst, zoo wijzen onze onoverkomelijke bezwaren op Hem, van Wien de Schrift getuigt: het hart des menschen overdenkt zijnen weg, maar de Heere stiert zijn gang. Hebben wij dan allen God zóó vergeten, dat Hij het noodig keurde, de wereld vol te stapelen met bergen die naar Boven wijzen? O, laten dan die bergen van bezwaren ons een vingerwijzing zijn om tot den Heere op te blikken! Is er een kwaad in de stad dat de Heere niet doet?
Mijne bergen — maar dan afgezien van elke poging om in eigen kracht het graniet der tegenspoeden te doorboren of met een moedige aanloop over die bergen heen te springen!
Wij kunnen Gods bergen niet wegschuiven of weglachen of wegredeneeren. Wie heeft de bergen gewogen in een waag, en de heuvelen in eene weegschaal? Gods bergen zijn grooter dan wij. Maar God is grooter dan Zijne bergen.
Mijne bergen — want de HEERE is een God ook der bergen. Tabor en Hermon juichen in Zijn Naam. De HEERE verbreekt de cederen van Libanon. En Hij doet ze huppelen als een kalf; de Libanon en Sirion als een jongen eenhoorn. De hoogten der bergen zijn Zijne. Eer de bergen geboren waren, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid is Hij God! Maar dan staan de bergen God niet in den weg! Hij verzet de bergen, dat zij het niet gewaar worden!
Mijne bergen, maar dan niet getwist en gemurmureerd tegen die bergen. Vooral God niet dwingen, dat Hij ze verzet in het hart der zee. Maar van die bergen Gods opgeblikt tot den God der bergen. Die van de bergen een weg maakt!
Lezers, met God naar de bergen! Beter met Hem op steile paden, dan zonder Hem op kromme wegen!
Is dat wel waar?
Denk aan Abraham op den berg Moria, Mozes op de Nebo-spits, Elia op de Karmel-hoogte, Johannes op de rots te Patmos.
Al die bergen werden tot een weg gemaakt, want het waren bergen Gods. De Heere kan ons ook weldoen met tegenspoed. Uit de rots van teleurstelling kan Hij het water des levens ons doen toevloeien. Hij verdrukt uit enkel trouw. Zelfs de aschhoop moest voor de melaatsche Job een weg worden tot grootere heerlijkheid.
Zoo wordt de druk een berg Gods. En op den berg des Heeren zal het voorzien worden!
Maar dat hebben wij toch niet verdiend?
Wij moeten op de bergen toch bezwijken?
Zeker, Hij zet de goddeloozen op gladde plaatsen, Hij doet ze vallen in verwoestingen.
Doch zie naar Christus! Hij beklom Gods berg, Golgotha, die Hem niet tot een weg werd gemaakt, maar waar Hij neerstortte „ter helle". Daarom kan en wil de Heere voor Zijn volk Zijne bergen tot een weg maken.
Lezer, wat is Christus Jezus voor U?

Utrecht. v. Smeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Al Mijne bergen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1951

De Wekker | 4 Pagina's