De daad van Rizpa.
Een zr. te R. vraagt naar de betekenis van de daad van Rizpa, die maanden waakt bij de lijken van haar gehangen zonen en bij die van de vijf halfbroers van haar kinderen.
De geschiedenis mag ik bekend veronderstellen. Tijdens Davids regering — wanneer is onbekend — is er een opvallende droogte. Dit spreekt tot het hart. David vraagt door de Priester de Heere of er soms bijzondere reden voor deze ramp is. En het antwoord des Heeren wijst op de misdaad van Saul in zijn koning zijn, toen hij de Gibeonieten had trachten uit te roeien. Dat Saul dit deed was meer fanatieke ijver dan vreze Gods. Het was gemaakte vroomheid en die maakt altijd „ongelukken".
Met deze daad van Saul was de Naam geschonden. Immers toen de Gibeonieten destijds — bij Jozua — zij het listig, bescherming zochten bij Israël, was hun bij ede, onder aanroeping van de Naam dus, verzekerd dat zij asyl zouden ontvangen en houden onder Israël.
Welk een stekende splinter deze Gibeonieten ook in het lichaam van Israël mochten wezen, het schild van de Naam dat over hen opgeheven was, verplichtte Israël en zijn leidslieden deze afspraak te eerbiedigen. De eer des Heeren ging hierbij boven eigen eer en het uitwissen van een pijnlijke herinnering aan een begane zonde.
Saul heeft dit — als zoveel — vergeten en pleegde een aanslag op de Gibeonieten.
Maar God houdt zijn volk aan zijn afspraken, meer nog: aan de eer van zijn Naam.
En daarom spreekt hij — naar de aard der O. Testamentische bedeling — in de droogte zijn misnoegen uit over de niet verzoende misdaad van het koningschap van Saul en de daden van zijn huis.
Er rust een vloek op het land en het volk. En Gods vloek is maar niet een woord. Zij is werkende daad evenals zijn zegen. Er is schuld, bloedschuld zelfs, en deze moet verzoend. Het behoort tot de opvoeding Gods van Israël dat hij het de gestrengheid van zijn recht in bloed laat zien. De opgeroepen vloek en schuld moet gedragen worden en zó verzoend.
Als tussen haakjes mag hier wel opgemerkt dat wie hier de verschillende grondtrekken van de O. Testamentische bedeling niet ziet, deze geschiedenis maar een bloedig en triest bedrijf moet vinden.
Straks worden zeven mannen uit het huis van Saul — het getal 7 is hier dunkt mij symbolisch — terechtgesteld en als dragers van de vloek publiek in het land opgehangen. En zij blijven enige maanden hangen. De opgehangene is Gode een vloek. Gewoonlijk bleef zulk een terechtgestelde slechts één dag — tot aan de avond — hangen. Hier anders. Het is een machtige prediking tot het gehele volk dat de vloek, die Saul in zijn verkeerd vrome ijver opgeroepen heeft, door het schenden van de Naam groot was.
In felle klaarheid wordt hier dus de vraag van het dragen van de vloek voor het oog van het volk gesteld.
Van verre is hier dan ook Golgotha te zien. Israël leeft alleen als de vloek gedragen wordt toekomst en leven.
En nu Rizpa, de dochter van Aja. Bij het gehangen zevental zijn twee van haar kinderen. Armoni en Mefiboseth. Zij zijn Sauls zonen, omdat Rizpa een van de bijvrouwen van Saul was. Zij zijn erfgenamen van de vloek. Het stuk van de zonde wordt hier zo zwaar gesteld dat zelfs de anders geldende regel, dat de kinderen niet dragen de ongerechtigheid der ouders, doorbroken wordt. God zelf heeft in de droogte en honger gezegd, dat de zonde niet van Saul en zijn huis geweken was. Heel sterk is hier de roep om verzoening, en voor wie het dieper ziet, om Christus.
Zwaar is het hart van Rizpa getroffen nu ook haar kinderen hangen als dragers van de vloek Gods.
Zij kan er niet van loskomen. Zij waakt bij de lijken dag en nacht en eveneens bij die van de vijf zonen van Merab, Sauls dochter. En zij blijft waken al de oogstmaanden. „En zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags noch het gedierte des velds des nachts".
Waardoor werd nu deze hartstochtelijke moeder-activiteit gedragen? Wat is het dat haar van April tot October op een rots, slechts beschut door het geïmproviseerde tentdak van een uitgespannen rouwkleed, zo doet waken?
Is hier het hartstochtelijk fanatisme van de valse religie; zij heeft haar kinderen ten offer gegeven voor de regen en nu zal ze waken en wachten tot het regent? Dan is hier een heidense regenceremonie. Een rest van Kananietisch heidendom dus. Het is jammer dat mensen, die overigens over Gods Woord schone dingen kunnen zeggen als b.v. wijlen Prof. Joh. de Groot in „Tekst en Uitleg" naar deze mening overhellen.
Is hier mogelijk alleen een voorbeeld van nooit stervende moederliefde, die haar kinderen, ook al zijn ze getekend als gevloekten Gods, blijft liefhebben? Is zij alleen maar een natuurlijk mens, die hartstochtelijk wacht op het moment van de eervolle begrafenis van haar kinderen?
Of is zij mogelijk een felle furie, die in haar waken een vlammende aanklacht is tegen David, die mogelijk al te gemakkelijk aan de hete wraakzucht van de van heidense smetten niet vrije Gibeonieten toegegeven heeft? Davids daad van de begrafenis van de terechtgestelden en van de stoffelijke resten van heel het huis van Saul zou dan de overwinning van Rizpa wezen.
Of is mogelijk Rizpa een echt geestelijk mens? Buigt zij onder de vloek en worstelt zij om de regen-zegen over het land. Belijdt zij mogelijk, nu de mond van haar kinderen verstomd is in de dood voor hen de schuld van Sauls huis aan het schenden van de Naam?
En laat zij daarom af van waken als de regen begint te druppen? Komt dan pas haar ziel tot rust?
Of schuilt er waarheid in de verschillende gedachten behalve dan in de eerste die wij beslist afwijzen?
Het is heel moeilijk hier rechtlijnig te redeneren en precies te zeggen: zo is het! ,
Aan het slot van het hoofdstuk staat: Alzo werd God na dezen den lande verbeden.
Hier was schuld, m.i.z. ook bij David, die wel bij het zoeken van de oorzaak van de ellende naar God vraagt, maar waarschijnlijk niet de Heere gevraagd heeft naar de weg der verzoening. En die schuld is weggenomen. God geeft regen.
Gelukkig wanneer wij verstaan dat ons nu de weg der verzoening veel rijker geopenbaard is dan in de dagen van Rizpa.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1951
De Wekker | 4 Pagina's