Bevinding
In „Kerk en Theologie", 1e jrg. no. 2, 1950, schreef Dr. A. A. van Ruler een artikel over: De bevinding. In dit artikel staan merkwaardige uitspraken te Iezen.
Dit artikel bedoelt te zijn: Proeve van een theologische benadering. Wij bespreken dit artikel niet, maar wijzen op enkele omschrijvingen, welke ook voor ons van betekenis zijn. Zouden wij heel het artikel bespreken, ook in verband met het Oude Testament, dan zou de critiek niet achterwege blijven. Wij onderschrijven b.v. niet dat het Oude Testament zo weinig mystiek is, ja dat het bepaaldelijk anti-mystiek moet genoemd worden. De schrijver bevredigt beter wanneer hij poneert dat de gereformeerde mystiek een uitgesproken oudtestamentisch karakter vertoont (80).
„De bevindelijke kennis van en omgang met den Heere is volmaakt pneumatisch van aard." Deze kennis is geestelijk. Dr. van Ruler geeft dan een nadere omschrijving, welke niet door een ieder zal worden verstaan en waarover nog wel wat te zeggen is, maar juist is dat de bevindelijke kennis geestelijk van aard is.
„Met name in de leer der kenmerken is men dikwijls uitgegleden en heeft men dikwijls getracht de realiteit van de nieuwe mens in de emperie (ervaring) van de oude Adam te trekken, zodat de mens langs een natuurlijke kennisweg tot de zekerheid aangaande zijn eeuwige verkiezing en zaligheid kon komen." Van de oude schrijvers zegt hij o.m.: „zij bleven ook te dicht bij het geschreven Woord van God als norm (ook van het bevindelijke leven) — dan dat zij ooit de zekerheidsvraag definitief zouden vastzetten in datgene wat een mens natuurlijker wijze bij zichzelf waarneemt."
De schrijver zegt verder dat de bevinding geen voorwaarde, doch moment en modus is in de gemeenschap des heils. De bevinding is noodzakelijk. Op de vraag waarom de bevinding noodzakelijk is, antwoordt Dr. van R. het volgende: „De bevinding is daarom noodzakelijk en onmisbaar, opdat de mens werkelijk van zichzelf bevrijd worde en werkelijk op God zal worden geworpen." De bevinding is de worsteling van de mens met het oordeel Gods, dat schiftend en scheidend door het gehele bestand- zijner werkelijkheid gaat."
Dr. van Ruler heeft er in het begin van zijn artikel op gewezen dat wij bij Calvijn twee gezichtspunten vinden: het christologische en het pneumatologische. Beide: het werk van den Christus en het werk van den Heiligen Geest vinden wij bij de grote reformator.
In betrekking tot het Oude Testament merken we nog op dat de schrijver zegt dat de gereformeerde mystiek één is met het Oude Testament in de gedachte dat God niet identiek is met de diepste grond van de ziel des mensen.
De bevinding is nooit af .„Er is nadering tussen God en mens, er is ook weer verwijdering. Er is verlangen en verwachting, er is ook verzadiging en verrukking. Er is de donkere nacht van de geestelijke verlating, er is ook de extase der vreugde. Een mens leert zichzelf steeds meer kennen in zijn diepte en totale verdorvenheid en verliest zichzelf in de overgave van Gods barmhartigheid. Als het uur der minne slaat kunnen wij alleen vol verwondering en ontroering staan daarover, dat ons diep verdoemde bestaan in alle eeuwigheid gered en verheerlijkt is door Gods ongehouden goedheid."
Wij geven slechts een paar citaten. Soms zouden wij de dingen anders zeggen. Maar daar gaat het ons nu niet om. Wat van betekenis is in dit artikel is dat nadruk "gelegd werd op het werk van den Heiligen Geest. Wij zijn niet klaar met te preken: Geloof, vertrouw enz.; neem de beloften Gods aan; blz. 85. En waar het werk des Geestes is, daar is ook bevinding.
Beloften Gods en geloofsleven staan nauw met elkaar in verband. Onze vaderen hebben er in de Kanttekening op Rom. 5:4, keurig op gewezen. Wie die kanttekening rustig leest, gaat het woord „bevinding" recht verstaan.
Wie de Psalmen leest, leest over de „bevinding". De Psalmen zijn niet alleen vol van den Christus, maar ook vol van het werk van den Heiligen Geest. Een preek uit de Psalmen waarin de ware „bevinding" niet goed uitstraalt, is geen goede preek. En dit geldt eigenlijk voor heel het Oude Testament. Om van het Nieuwe nu maar te zwijgen.
Het is niet nodig te zeggen hoe wij over het begrip bevinding denken. Nog maar kort geleden hebben we een reeks artikelen geschreven over dit onderwerp. Verder mogen wij verwijzen naar onze brochure over: Het bevindelijke element in de prediking. En op het bijzondere werk des Geestes bij het Woord wezen wij in onze laatste rectorale rede. Het is dus niet nodig in dit artikel nader op deze dingen in te gaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1951
De Wekker | 4 Pagina's