Melchizedek (IV)

Melchizedek was koning van Sjalem, volgens de Schrift, Gen. 14. Over die plaatsnaam is een hele strijd gevoerd. Volgens sommige geleerden zou onder Sjalem verstaan moeten worden: Sichem, Gen. 33 :18. Nu is het waar dat de Hebreeuwse naam luidt: Sjalem. Naar het ons voorkomt zijn de argumenten te gezocht, zodat wij bij Sjalem niet kunnen denken aan Sichem. Vooral op grond van Ps. 76 :3, denken wij aan Jeruzalem. Sjalem zal dus de oude naam geweest zijn voor de stad Jeruzalem.
De naam Jeruzalem bestaat uit twee delen: Jeru-sjalem; het eerste gedeelte, het voorvoegsel „jeru", betekent waarschijnlijk: stichting, plaats, vgl. 2 Kr on. 20 :16. Maar met volkomen zekerheid is dit niet te zeggen. In 2 Kr. 20 :16 lezen wij de naam: Jeru-el, d.w.z. stichting (?) Gods. Sjalem betekent: veiligheid, geheeld zijn, gaafheid, vrede. In de benaming vrede is alles samengevat. Die naam heeft volle zin. wanneer wij denken aan het Jeruzalem van later tijd aan het Jeruzalem, waarin Gods tempel stond, de woning des vredes; aan het Jeruzalem, dat den Vredevorst uitwierp. Jeruzalem betekent dus: stichting des vredes. Misschien doelde de oude naam op: veilige plaats, onneembare plaats.
Van dat oude Jeruzalem is ons zo goed als niets bekend.
Men meende in een oud liturgisch geschrift iets over het oude Salem gevonden te hebben. Dr Kroeze spreekt er uitvoerig over, a.w. bid. 41—52. Te Ras Sjamra is veel gevonden door de opgravingen, welke in 1929 aanvingen. Ras betekent: kaap; sjamra: venkel, dat is een schermvormige plant, waarvan het zaad als specerij gebruikt wordt. In het latijn heet de plant: foeniculum capillaceum. Ras Sjamra moet gezocht worden in het Noorden van Syrië, juist tegenover het Oosten van het eiland Cyprus. De kaap (Ras) ligt bij de Minet el Beida (Witte Haven), een schone baai.
Daar te Ras Sjamra is veel gevonden. Een stad is bloot gelegd. Ook is er een bibliotheek gevonden. En onder de vele „boeken" zou een „geschrift" gevonden zijn van liturgische aard. Dat geschrift zou nog gewagen van een oud gebruik dat te vergelijken is met de tiendenontvangst door Melchizedek. Aldus in het kort weergegeven de brede omschrijving van Kroeze. Maar naar het ons voorkomt zegt dat liturgisch geschrift niets in betrekking tot het oude Jeruzalem. Het is interessant te lezen wat gevonden is. maar wij doen er in verband met de kennis van het Jeruzalem uit de dagen van Melchizedek niets mee.
Te Sjalem was Melchizedek koning.
Die plaats lag dus in Kanaan.
En Melchizedek trad op als koning en priester.
Was hij dan geen heiden? Was hij uit de lijn van Sem? Of was hij een werkelijke Kanaaniet, dus uit Cham? Maar hoe is dan te verklaren dat deze man den levenden God diende? Zie, dat is een struikelblok voor vele Schriftverklaarders. Deze man wordt toch telkens genoemd als er sprake is van het priesterschap van den Christus. Cham was toch een vervloekte.
Nu behoeft ons dit alles niet zo sterk te verwonderen. In de eerste plaats vergeten wij niet dat de Heere handelt in zijn vrijmacht. Dat blijkt ook als Hij Ruth, de Moabietische, in de heilige lijn, waaruit de Christus naar het vlees voorkomt, opneemt. Wij zien in dit alles Gods vrijmacht, zijn verkiezende liefde, zijn handelen naar zijn welbehagen. Wij zien er ook in zijn grote zondaarsliefde. Hier horen wij reeds de zoetste tonen van de evangeliefluit. En dan vergeten wij ook niet dat hier reeds profetie is van het grote zendingswerk en van de grote zendingsvrucht. Achter Melchizedek staat de Christus. In het doen en werken van Melchizedek zien wij den Christus, omdat ook Gen. 14 niet anders is dan Godsopenbaring in Jezus Christus.
Maar hoe kan Melchizedek in dit afgodische land God vrezen? de HEERE ging toch die heidensche volken voorbij met zijn bijzondere openbaring? Vergeten wij niet dat Cham ook in de ark van Noach was. Dus deze zoon heeft ook iets meegenomen van wat hij bij zijn vader had gehoord en in de tent van zijn vader had gezien. Hij heeft er nog wel eens over gesproken. En God heeft in zijn vrijmacht een zaadje laten vallen in het hart van Melchizedek. Hoe dat precies geschiedde weten wij niet. Dat zaadje stierf en ontkiemde. Zo zien wij iets van de vreze Gods. Nabloei der bijzondere Godsopenbaring uit de ark van Noach.
Daarmee staat ook in verband het priesterschap van Melchizedek, waarover wij later pas schrijven. Maar wel moeten wij in dit verband even herinneren aan de schepping van de mens. Die mens is geschapen naar Gods beeld, dus als profeet, als priester en als koning. Dus ook als koning. Zonder dat er een soort van opvolging wordt aangegeven, zien wij iets van dit koningschap in Melchizedek. Maar genade alleen. Door de val zijn wij geen koningen meer, maar slaven der zonde, slaven van satan en kinderen des doods. Maar wat God doen kan en doen wil en inderdaad ook doet, zien wij in Melchizedek: Hij maakt van Chamieten koningen. Koningen, die Hem dienen. Maar dat is door genade alleen; vrucht van den Koning, die als Koning versmaad en verworpen is. Door Hem, door Hem alleen, door den Koning van Israels God gegeven, worden zondaren koningskinderen. Zij worden gekroond, naar het welbehagen des Heeren. Zij zullen dragen de erekroon, omdat hun Koning droeg de doornenkroon. Eens zullen zij Hem zien in zijn volle schoonheid. Jes. 33.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen