Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Van vier gedragen" (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Van vier gedragen" (slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En daar kwamen sommigen tot Hem, brengende een geraakte, die van vier gedragen werd. Mark. 2 : 3.

Zij kwamen tot Hem. Vier mannen droegen een verlamde. Zij droegen samen. Zij droegen een naaste tot Jezus. Zij droegen een zieke, die hopeloos krank was. Alle menselijke hulp was hier ijdel. En de oorzaak was.... de zonde.
Laten wij nu niet gaan vragen of deze verlamde een aparte zonde bedreven had; zulk een zonde, welke als gevolg had de verlamming. Natuurlijk is verband tussen zonde en ziekte, want wanneer de zonde niet in de wereld was gekomen, zou er ook geen ziekte zijn en in de hemel is niemand meer ziek. Verder herinneren wij aan het woord van Jezus: noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar dit is geschied opdat de werken Gods in hem zouden worden geopenbaard. Joh. 9 : 3. Wij moeten leren uit het Woord Gods hoe wij onze zieken moeten bearbeiden. Wel moeten wij verstaan dat de ziekte niet los staat van de zonde en dat niet de genezing van het zieke lichaam het voornaamste is, maar de wegneming van onze zonde.
Wij moeten met onze zieken, met onze ellendigen, met onze kinderen, met onze naasten, naar den enigen Redder, de grote Geneesmeester. In de weg der middelen. Arbeiden in vereende krachten. De verlamde werd van vier gedragen. In betrekking tot onze zieken b.v. geen geneesheer veronachtzamen, geen verpleegster minderwaardig achten, geen medicijnen als waardeloos goed wegwerpen. Maar al deze mensen en zaken moeten niet boven den Redder worden geplaatst. Naar Zijn Woord moeten wij allereerst luisteren. Ook dit doen in de weg der genademiddelen. En dan samen dragen. In de richting van Jezus; erkennen dat al onze wetenschap, welke wij hoog houden; al onze kunde, welke wij prijzen; alle chirurgische kennis, heel de pathologie, niets vermag zonder de genadezegen van Jezus Christus. Hij is de enige Heel-Meester. Dit houdt natuurlijk niet in dat de predikant het werk van de dokter moet doen. Neen. De predikant heeft zijn eigen plaats aan de zijde van de matrassen, waarop de ellendigen liggen; de dokter heeft ook zijn eigen plaats. En de verplegers en verpleegsters eveneens.
De dienaar van het Woord moet meedragen door het Woord te openen aan het ziekbed; het Woord van wel en wéé, van vloek en zegen, van oordeel en van vrijspraak. Het Woord dat tekent de zonde, onze zonde, maar ook predikt de volle vergeving van die zonde, de vrijspraak van de schuld en de vrijmaking van de zonde. Het Woord dat zegt hoe en waarom de Heere kastijdt en welke plaats de ziekte in ons leven kan hebben. Maar door het openen van het Woord moet hij de zieke helpen dragen naar Jezus. Hij moet zijn als een Andreas, die Simon leidde naar Jezus. Bemerkt hij niets van een nieuw leven, dan moet hij wijzen op de noodzaak van de inlijving in Christus, door den Heiligen Geest. Zit hij aan het ziekbed van een worstelende, een twijfelende ziel, of bij een aangevochten ziel, dan moet hij Schriftuurlijk licht zoeken te brengen in het donkere, bestreden hart. Wanneer hij vertrekt uit de ziekenkamer, moet de zieke weten welke weg hem is gewezen.
De geneesheer moet met al zijn wetenschap eigenlijk niet anders doen. Wij weten dat vele artsen hierom lachen. Maar dat neemt hun verantwoordelijkheid niet weg. Zij moeten hun werk verrichten, en moeten dit zo goed mogelijk doen. Maar diep moeten zij zich bewust zijn dat zij een plaats innemen aan het ziekbed en dat alleen de grote Heiland de genezing kan schenken. Zelfs als alle middelen niet meer baten en geen geneesheer meer raad weet. De dokters hebben een eigen plaats. Maar zal het wel zijn, dan moeten zij dragers zijn, niet meer en niet minder. Naast de dienaren van het Woord en naast de verpleegsters en verplegers. Ook die hebben een plaats; ook die dragen mee. Zij moeten goed onderlegd zijn; zij moeten een goede opleiding hebben ontvangen; Zij moeten een roeping hebben; zij moeten tot verpleger en verpleegster zijn geboren. Bovenal: zij moeten de weg naar Jezus kennen. De liefde van Christus moet ook hen dringen. Aan het ziekbed van een meisje van 12 jaar zat een verpleegster. Zij moest die nacht bij het kind waken. De eerste vraag van het kind was: Zuster, kent gij den Heere Jezus ?
Wie moet in het dagelijkse leven de vierde zijn, die helpt dragen? Ach, waar hebben we het eigenlijk over? Gij moet die plaats innemen; wij moeten die plaats innemen. Vaders, moeders, onderwijzers, een ieder tegenover zijn naaste. En dan niet alleen aan de zieken denken. Er zijn zovelen te dragen tot Jezus. Kinderen, jongelingen en jonge dochters ; broers en zusters; doofstommen en blinden, som maar op. Zo heel veel liggen op eigen matras in hun ellende. Dragers hebben wij nodig, heus niet alleen bij het ziekbed. Een ieder kan een eigen plaats innemen, mits de liefde tot Christus gekend wordt en het geloof ons deel is.
Wij moeten allen hetzelfde bedoelen: de ellendigen dragen tot Jezus. Eén zijn in ons werken, door den Heiligen Geest. En zelf die weg kennen. En zelf die Heiland nodig hebben.
Wij moeten dragen in het geloof. Jezus zag hun geloof, vs. 5. Er kan bij ons een Jehu's ijver zijn, zonder geloof; er kan een humanistisch drijven zijn bij velen, maar ook dat is geen geloof. Geloof is wat anders. Wij moeten overtuigd zijn dat wij en onze naasten ellendigen zijn door de zonde en vast vertrouwen dat Jezus kan en wil redden. Och mocht dat meer in het leven, meer in de kerk, meer in de gezinnen worden betracht.
Wij moeten biddende dragers zijn. Eens brachten sommigen een doofstomme tot Jezus en baden Hem dat Hij de handen op hem zou leggen. Mark. 7 : 32. Biddend dragen in het geloof, dat is genade. Jezus behoeft slechts de handen op de ellendigen te leggen en zij worden genezen. Verstaan wij het, ouders ? Verstaan wij het, arbeiders en arbeidsters in Gods Koninkrijk? Wij moeten ook onze verantwoordelijkheid verstaan bij het dragen. Wij hebben een roeping tegenover de kranken, de hongerigen, de dorstigen, de daklozen. En wanneer wij onze taak hebben volbracht, moeten wij niet roemen in ons werk, maar vergeten dat wij iets mochten doen en vragen: Heere, wanneer zagen wij U ziek en hebben wij U bezocht? Niet roemen: wij werkten mee aan bazars, wij bezochten armen! Wel moeten wij ons afvragen of wij hebben gearbeid in geloof en in liefde.
Wij moeten ook volhardend dragen. Spoedig wordt geklaagd: ik ondervind zo weinig medewerking. De ouders geven het dragen op. De onderwijzers worden het moede. Ouderlingen en diakenen leggen hun ambt maar neer. Het baat toch niets. Dragers, volhardt toch. Laat uitkomen dat de liefde in het geloof u drijft. Het gaat om de hoogste belangen van uw medemensen en van u zelf.
Zijn er in uw naaste omgeving geen ellendigen te dragen tot Jezus ? Hebt gij geloof? Of mist gij dat en wilt gij daarom uw niet-meedragen goed praten? En draagt gij wel mee, ziet Jezus dan ook uw geloof? Levend geloof? En hebt gij zelf deel aan de vergeving der zonden ?
En gij, zieken, verlamden, doofstommen, deerniswaardigen, hebt gij geloof? Gij wilt zo gaarne geholpen worden, gedragen worden, maar hebt gij zelf wel geloof? Gaat uw hart uit naar Jezus? Zoekt gij Hem als uw Genees-Meester, als uw enigen Redder ? Drukt de last der zonde u? Schreeuwt heel uw ziel om Hem? Kan geen beproeving u van Hem afhouden? Misschien klaagt gij over weinig meeleven. Maar leeft gij uit den Christus ? Dan zal uw ziel Hem niet kunnen missen. Welgelukzalig zijt gij zo Jezus in u echt geloof, volhardend geloof ziet en gij smeekt om zijn zegenende handen. Dan zijt gij straks daar, waar niemand meer ziek is. Misschien moet gij dan hier nog een tijd uw kruis dragen, maar gelouterd door het lijden zult gij straks verlost van uw krankheid en van uw zonde uw Redder eeuwig mogen verheerlijken en dan zonder zonde en zonder ziekte, en zonder doofheid en zonder blindheid en zonder krankzinnigheid. En gij zult ook uw God danken voor de dragers. Ook danken als gij zelf drager geweest zijt.
L.H. van der Meiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1952

De Wekker | 4 Pagina's

„Van vier gedragen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1952

De Wekker | 4 Pagina's