Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heilige huisjes?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heilige huisjes?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom de data waarop in 1892 de „Vereniging" tot stand kwam en de „Bezwaarden" zich opnieuw als Chr. Ger. Kerk gingen verenigen, verschijnen in de bladen enkele artikelen die op deze feiten de aandacht vestigen.
Daarbij blijkt dat velen nog niet kunnen komen tot de hoogte van het verstaan van wat onze „vaderen" dreef.
Zo schreef Dr. F.L. Bos uit Vlaardlngen in „Enigheid des geloofs" over „heilige huisjes" waarvoor deze Vaderen het volle pond geëist zouden hebben.
Ds. B. Nederlof van Dokkum die in hetzelfde blad enkele artt. schreef onder de titel „Zestig jaar, nog niet", geeft in het tweede art. het hoofdmotief der „vaderen van '92" aldus weer:
„Onder de bezwaren der chr. gereformeerde minderheid tegen de vereniging wordt als laatste genoemd, dat door predikanten der Ned. Gereformeerde Kerken (de Dolerende) ongereformeerde leringen werden verbreid. Dat dit het laatste genoemd werd, mag niet worden uitgelegd als teken van minder belangrijkheid, zoals van vrijgemaakte zijde is beweerd. Integendeel. De tekst van het bezwaarschrift luidt: „En eindelijk is ons een overwegend bezwaar."
Bij een nabeschouwing op 1892 moet hierop dan ook de nadruk worden gelegd.
Alleen dan kan het motief voor het zelfstandig voortbestaan als chr. geref. kerk worden gegrepen. Ter verduidelijking van dat motief wil ik een citaat geven uit Kuypers doopsbeschouwlng, zoals die omstreeks de negentiger jaren in de Heraut werd voorgedragen.
„Ge wordt gedoopt, in de onderstelling dat ge wedergeboren zijt. Ge hebt dus van kindsbeen af, in huis en op school, ook al merkt ge van uw wedergeboorte nog niets, u voor uzelven te beschouwen als een kind, waarin die wonderdaad Gods geschied is. En zodra ge tot rijper jaren komt, en als nu kennisse des Evangelies erlangt, hebt ge, als ook tot uzelven gericht, de roepstem tot bekering aan te horen, en die roepstem op te volgen. Niet om te zeggen: „Een zondaar kan zich niet bekeren"; maar om aldus tot uzelven te spreken: „Indien het waar is, wat mijn Doop onderstelt, dat ik reeds als klein kindeke door Gods genade wierd wedergeboren, dan is in mij dat leven aanwezig dat thans in bekering moet uitkomen. En overmits de daad des geloofs en bekering wel lang sluimeren kan, maar toch eindelijk het ogenblik moet vinden, waarin ze tot besliste keuze komt, en de keuze voor God en mensen uit doet komen, rust dus op u de verplichting, om, zodra ge volwassen zijt, deze besliste keuze niet uit te stellen; maar om tot de gemeente Gods te gaan; u persoonlijk bij haar opzieners aan te melden; alsnu in het midden der gemeente uit te spreken, dat ge als een gedoopte, en dus wedergeborene nu ook persoonlijk, bewust en met uw wil tegen de wereld en voor Christus wilt kiezen. Hem aanvaardt als uw Heiland; u aansluit aan zijn volk; en voorts de bezegeling van deze besliste keuze vraagt in het heilig Avondmaal" (E Voto, 111,75).
Hier wordt de geloofskeuze, de belijdenis, de avondmaalsviering opgehangen aan de speculatie: indien het waar is, wat mijn doop onderstelt, dat ik wedergeboren ben. Hier rust het geloof niet in Christus, maar in een redenering: gedoopt en dus wedergeboren. Tweeërlei houding kan hiervan het gevolg zijn: de valse zekerheid, waartegen chr. gereformeerden van toen en nu zo vaak hebben gewaarschuwd; daarnaast de onzekerheid van wie aan het onderstelde twijfelt en dus niet weet of hij wel echt gedoopt is, waartegen vooral de vrijgemaakten hebben getoornd.
Nu zegge men niet; wat betekent nu een enkele uitspraak van één persoon? Want deze leer werd voorgedragen door de dogmaticus der Dolerende kerken. En E Voto werd voor jaren de studiebron voor catechismusprediking en behandeling op de vereniging. Generaties zijn bij deze leer opgegroeid. En ze heeft zich, in minder duidelijke vorm, gehandhaafd tot op de huidige dag. Het „beschouwen en behandelen" der kinderen als „delende in de wederbarende genade des H. Geestes" staat er niet zo ver vandaan. Alleen schijnt de onderstelde wedergeboorte plaats gemaakt te hebben voor onderstelde uitverkorenheid (n.l. wedergeboren of te wederbaren). Tegen een dergelijke, kerkelijke gesanctioneerde behandeling van het zaad des verbonds hadden en hebben de chr. gereformeerden overwegend bezwaar. En het motief voor het voortbestaan der chr. geref. kerk zou ik daarom willen noemen: een pastoraal motief. Het ging haar maar niet om een subtiel dogmatisch verschil, dat uiterst moeilijk te formuleren is, maar om de praktijk van de zielszorg. De zaken van geloof en wedergeboorte, te diep ingrijpend in het menselijk leven, te zeer beslissend voor 's mensen eeuwige toekomst, dan dat ze kunnen worden beslist met een speculatieve redenering als boven vermeld. Het staat voor de chr. gereformeerden vast; zo mag het niet. Het zaad des verbonds moet leren geloven in Christus' volbracht werk, het enige fundament, de bron onzer zaligheid; niet in het reeds (sluimerend) aanwezige geloof. Het geding is eigenlijk: geloven in Christus buiten ons, of geloven in eigen geloof in ons.
En nu weet ik wel, dat Kuyper schitterende dingen geschreven heeft over dat geloven in Christus alleen. Maar in zijn doopsleer gaat dat schuil. In het rijke oevre van Kuyper is zeer veel, waarmee de chr. gereformeerden het hartelijk eens zijn.
Maar dit deel van zijn werk is onaanvaardbaar, niet slechts als dogmatische stelling maar bovenal als advies voor persoonlijk en kerkelijk handelen met het zaad des verbonds.
Voor vele ouders stond het zo, dat zij zeiden: aan een dergelijke „behandeling" kunnen en mogen wij onze kinderen met toevertrouwen. En voor de bezwaarden van 1892 was dit zo gewichtig, dat ze liever het zelfstandig bestaan der chr. geref. kerk, zij het ook gedecimeerd, voortzetten, dan deze leer voor gereformeerd te houden en als kerkelijk wettig te erkennen.
Het komt mij voor dat de Gereformeerden dit pastoraal motief vaak niet hebben begrepen of niet serieus genomen. Er is in de loop van de jaren zo vaak sprake geweest van scheurmakers en malcontenten, dat het een wonder in de ogen der tegenwoordige Chr. Gereformeerden was, eindelijk bij de vrijgemaakten begrip te ontmoeten voor de bezwaarde vaderen.
Het is mogelijk dat dit niet-begrijpen van het chr. ger. standpunt gedeeltelijk te wijten is aan onszelf. Wellicht hebben sommige chr. gereformeerden uit reactie de indruk gevestigd als zouden zij bij het verbondszaad een niet wedergeboren zijn onderstellen of het houden voor nietuitverkorenen totdat het tegendeel blijkt. Dit is echter in geen geval het standpunt der Chr. Ger. Kerken.
De oorzaak slechts aan een zijde te zoeken, is onbillijk. Toch moet me van het hart dat de Gereformeerden zich niet veel moeite hebben getroost om het pastoraal motief te begrijpen. Zelfs Dr. F.L. Bos schrijft in deze trant: „Wie zelf alleen voor zijn heilige huisjes het volle pond wil hebben" vorige nr. E. d. G. Ik vraag me af: is de schriftuurlijke bearbeiding van het verbondszaad dan een „heilig huisje" der Chr. gereformeerden? Zo ja, dan hebben de Geref. Kerken en de Chr. Ger. Kerken elkaar niets meer te zeggen!
Maar ik hoop dat het anders worde. En wanneer Dr. Bos met „heilige huisjes" alleen bedoelen zou de kwestie van de naam der kerken, eigen Theologische School e.d. dan heeft hij het hoofdmotief der bezwaarden van 1892 veronachtzaamd.
Dat de bezwaren inzake de leer pas tegen het laatst van de periode van onderhandelen worden ingebracht, staat in verband met toen recente publicaties van Kuyper ...... "
Hier worden de zaken zuiver en duidelijk gesteld. Er schijnt inderdaad na zestig jaren nog reden te zijn om met Ds. F.P.L.C. v. Lingen in „De Wekker" van 19 Aug. 1892 te vragen: „Kan men dan niet meer geloven dat iemand, die verschilt in mening uit beginsel handelen kan?"
K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1952

De Wekker | 4 Pagina's

Heilige huisjes?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1952

De Wekker | 4 Pagina's