Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOE IS DAT MOGELIJK
Deze vraag is Dinsdagmorgen 9 September gesteld op de Generale Synode te Rotterdam door een der leden. Dr. L. v.d. Zanden te Groningen, in een bespreking over de verhouding van de Geref. Kerken tot onze Kerken.
Dr v.d. Zanden doelde op het feit dat in een brochure van ondergetekende — welke brochure tot vreugde van de uitgever daardoor onderwerp van gesprek werd — toch nog weer geschreven werd dat de veronderstelde wedergeboorte in de Vervangingsformule van 1946 gehandhaafd bleef, zij het ook in verdunde vorm (pag. 39, noot 46). De vraag van Dr. v.d. Zanden was nu: Hoe is dat mogelijk dat dat kan staan in de brochure van deze man? Hij is toch immers deputaat en heeft dus ook met Geref. deputaten gesproken. Hebben die Geref. deputaten dat nu niet aan al die Chr. Geref. deputaten, dus ook aan die ene, kunnen duidelijk maken dat het onjuist is om te zeggen dat de Geref. Kerken de veronderstelde wedergeboorte vandaag nog leren? Eigenlijk ligt in deze vraag van deze afgevaardigde een licht verwijt aan het adres van de deputaten zijner kerken: Hebt u zich niet meer moeite gegeven om dit duidelijk te maken? Of zijn die Chr. Geref. deputaten, en inzonderheid de jongste, zo hardleers ?
De voorzitter van genoemde deputaten. Prof. Dijk, is het antwoord niet schuldig gebleven. Die brochure was toen de laatste samenspreking gehouden werd nog niet verschenen. Anders hadden we dat natuurlijk aan de orde gesteld. Maar, aldus Prof. Dijk, voor die brochure is de schrijver verantwoordelijk! Er zijn onder die deputaten ook wel andere broeders, die zeggen dat de Geref. Kerken de veronderstelde wedergeboorte niet leren. Zo langzamerhand komt er beter begrip. In het Geref. Weekblad geeft Prof. Ridderbos zijn indrukken ook van deze Synode-bespreking weer. En schrijft i.v.m. deze kwestie: „Bij monde van Prof. Dijk is op de Synode door dep. verklaard dat men zich van deze verhindering — n.l. het struikelblok dat er gelegen zou zijn in de sinds 1905 door onze Kerken gedane leeruitspraken inzake de kinderen der gelovigen — een niet al te sombere voorstelling moet maken".
Het is volkomen te begrijpen dat dergelijke persverslagen en uitlatingen grote verwarring stichten en eigen kerkleden zowel als buitenstaanders tot de vraag brengen: Hoe zit dat nu eigenlijk? Verschillende brieven en een kerkbode nodigen ondergetekende uit om hier over te schrijven. Dus zal het moeten nu deze dingen publiek zijn gezegd en publiek zijn te lezen.
Vooraf de opmerking dat het niet erg vriendelijk is van Prof. Dijk, hoezeer we deze „kloeke" strijder overigens ook waarderen in zijn worsteling tegen modern-gereformeerde tendenzen, om een wig te drijven tussen de verschillende deputaten. Dit is een zaak die het betreffende deputaatschap raakt. In een vergadering van enkele dagen geleden is dan ook besloten om zich op dit punt met Prof. Dijk te verstaan.
Vervolgens moet het me van het hart dat het ook onbegrijpelijk is dat Prof. Dijk een dergelijke uitspraak doet. Op grond waarvan? Toch zeker niet op grond van de laatste samenspreking, waarin zo heel duidelijk is gebleken hoe we over de verschilpunten denken. Ik ben bang dat bij Prof. Dijk de wens de vader van de gedachten is en hij zich hier blij maakt met een dood musje. Want meer is het niet. Juist na de laatste samenspreking waren alle acht deputaten overtuigd van het blijvende verschil. Ondanks vrijmaking en bespreking van de andere lijn inzake doop en verbond, bleek toen dat alles was gebleven zoals het altijd was. „Niets vergeten en niets geleerd". Zelfs wil ik wel verklappen dat juist de uiterst teleurstellende ervaring, bij de laatste samenspreking opgedaan, me deed schrijven zoals ik geschreven heb. En wanneer alle synodeleden te Rotterdam, ja alle kerkleden en inzonderheid de bezwaarden die er nog zijn in de Geref. Kerken het exposé hadden gelezen dat op de laatste samenspreking door een der Geref. deputaten „in deputatenverband" ten beste werd gegeven, dan zullen ze misschien beter kunnen begrijpen dat ondergetekende schreef zoals hij geschreven heeft. Helaas moest ik van een synodelid horen dat dit exposé aan de Synode onthouden is. Dat is jammer want daardoor wordt het Chr. Geref. standpunt niet duidelijk. In ieder geval zal genoemd exposé aan de Synode van Leeuwarden niet worden onthouden. Men kan dan zelf oordelen en zien of de schrijver van de in Rotterdam besproken brochure zo'n hardleers mens is.
En nu de zaak zelf.
Leren de Geref. Kerken de veronderstelde wedergeboorte ? En nu moeten we goed onderscheiden. Woordenspel heeft veel kwaad gedaan en doet soms te vroeg victorie roepen. Zo is het m.i. hier ook.
Formeel gezien leren de Geref. Kerken de veronderstelde wedergeboorte niet. Het is naar de letter genomen niet waar dat in de Geref. Kerken een kind alleen kan gedoopt worden op grond van de veronderstelling dat het wedergeboren is. Daarop heeft Prof. v.d. Schuit reeds gewezen op onze Haagse Synode; een uitspraak, die in de pers verkeerd werd weergegeven en die toen in „De Wekker" van 22 Sept. 1950 is recht gezet. „Niet de onderstelde wedergeboorte, maar het verbond der genade is de grond van den doop, zo leren de Geref. Kerken blijkens haar synodale verklaring".
Toch is dit een formaliteit. Want de vraag komt op: Wat verstaat men onder het verbond der genade ? En als men het verbond der genade toch weer op enige wijze in verband brengt met de versubjectivering van de zaligheid, dan is toch weer, hoe dan ook, aanwezige genade de grond voor de doop.
En als „in Christus geheiligd" uit de eerste doopvraag betekent wat 1905, 1944 en 1946 zegt, betekent het woordje „daarom" in die vraag wel degelijk een dopen op grond van de onderstelde wedergeboorte.
Af gedacht echter van deze beide overwegingen, die natuurlijk tegengesproken worden, is er nog iets anders.
We zeggen dus — formeel gezien — niet de onderstelde wedergeboorte is de grond voor de doop, volgens de Geref. Kerken. En ter Rotterdamse synode heeft men geredeneerd — althans dat was de achtergrond van de redenering, zoals me uit correspondentie gebleken is —: in de noot bij de vervangingsformule van 1946 wordt duidelijk gezegd dat de Synode in het midden laat wanneer de wedergeboorte plaats vindt. De Synode van 1946 toch sprak uit dat „de kerk de kinderen tenzij zij zich als ongelovigen openbaren moet beschouwen, en behandelen als zulken, die delen in de wederbarende genade van den Heiligen Geest". In een noot bij deze uitspraak wordt gezegd: „De synode heeft deze uitdrukking gekozen om ruimte te laten èn voor de opvatting dat de kinderen te beschouwen zijn als reeds wedergeboren èn voor de opvatting dat zij zijn te beschouwen als kinderen, die wedergeboren zijn of zullen worden". Dus heeft men gezegd: het is niet waar dat wij alle kinderen moeten beschouwen als wedergeboren, wanneer ze gedoopt worden. Het is officiële kerkleer dat dit niet behoeft. Chr. Gereformeerden — wat wilt ge nog meer?
Wat we nog meer willen?
Dit: dat heel die vervangingsformule werd ingetrokken, de noot incluis. Prof. Dijk moge menen van niet — maar de Vervangingsformule en alle uitspraken — in 1946 werd ook verklaard dat de zakelijke inhoud der betreffende uitspraken van 1905 en 1942 als in overeenstemming met Schrift en Belijdenis niet prijsgegeven mag worden — zijn het grote struikelblok voor ons.
We zijn als Chr. Geref. niet tevreden met de officiële ruimte voor het standpunt dat we de kinderen niet behoeven te beschouwen als reeds wedergeboren bij hun doop. Want:
a. Die ruimte wordt niet gegeven in 1905; niet in 1942; niet in de Vervangingsformule zonder toelichting; niet in het eerste gedeelte van de noot; maar nota bene pas in het tweede gedeelte van een noot. Dan pas zijn we er!
b. De globale lijn blijft dat we de kinderen moeten beschouwen en behandelen als delende in de wederbarende genade van den Heiligen Geest. O ja de mogelijkheid wordt gelaten dat ze als ongelovigen zich openbaren. Maar dit is een „tenzij". En tegen deze beschouwing en behandeling hebben we bezwaar en blijven we bezwaar hebben. Hier wordt hoe men het ook wendt of keert een subjectief element in de beschouwing ingedragen.
Formeel geen veronderstelde wedergeboorte.
Zakelijk wel. Ziehier het antwoord op de vraag, hoe het zit.
Een man als Prof. Ridderbos heeft nog weinig begrepen van onze bezwaren, wanneer hij in het Geref. Weekblad van 19 September schrijvende over de behandeling van deze kwestie ter Synode, zegt dat de thans zich hier en daar bij de Chr. Geref. openbarende moeilijkheden en afsplitsingen wellicht de zaak op den duur eenvoudiger zullen maken.
Deze Geref. Professor meent dus dat de spanningen in eigen kerkelijk leven en de ontladingen in Huizen en Leersum ons nu wel dichter bij de Geref. Kerken zullen brengen.
We zullen er niet teveel van zeggen, want grote ootmoed betaamt ons en we hebben zeker geen reden om de borst vooruit te steken. Maar wanneer men van Geref. zijde meent dat we daarom bezwaren hebben tegen de Geref. Kerken omdat we „piëtistische en individualistische stormingen" (de uitdrukking is van Prof. Ridderbos) tevreden willen stellen, dan is dit beslist onjuist.
We hadden in 1892 reeds bezwaar tegen het dulden van ongereformeerde leringen, toen afgevaardigden van vrijgeref. gemeenten op de vergadering van bezwaarden in Utrecht geen voet aan de grond kregen.
En we hebben die bezwaren nog, afgedacht van alles wat er in eigen kerkelijk leven te koop is.
Want Christelijk Gereformeerd zijn betekent niet nu eens overslaan naar de Oud-Gereformeerde richtingen en dan weer naar de Geref. Kerken, maar leven uit eigen wortel.
Het schrijven van dit artikel was helaas bittere noodzaak.
Men vatte het niet op als een afleidingsmanoeuvre van eigen moeilijkheden.
We bedoelden niets anders dan te antwoorden nu de naam van onze kerken en van bepaalde deputaten publiek vermeld is.
J.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1952

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1952

De Wekker | 4 Pagina's