Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schijn bedriegt (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schijn bedriegt (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ziende een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe. En vond niets aan dien, dan alleen bladeren, en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid. En de vijgeboom verdorde terstond. Matth. 21 : 19.

Alleen bladeren!
Let hier op dit woordeke „alleen".
De oorzaak van des Heeren zware oordeel over dezen boom was niet, dat er bladeren aan den vijgeboom waren.
Het was veeleer een reden tot grooter vreugde en meer verwachting. Juist omdat deze boom zooveel bladeren droeg, trok hij meer, dan de andere, de bijzondere belangstelling des Heeren.
Ge kunt soms van sommige menschen hooren: het kerkgaan, en het Bijbellezen, en het bidden — ach neen, daar zit 't niet in. Dat zijn allemaal nog maar bladeren. Al die „goede voornemens" en al dfe „voorwerpelijke kennis" is al meer brandstof voor de hel.
Maar dat dom vrome wordt,hier niet geleerd.
Er wordt hier veel eer gezegd, dat er velen zijn onder de uitwendige belijders, die ook in 's Heeren oogen nog een aantrekkelijke gedaante hebben.
Merk toch op, dat de Heiland met bijzondere attentie op den vijgenboom toetreedt. Die boom trok al direct van verre zijn aandacht.
Het is het beeld van den rijken jongeling, waarvan wij lezen: „en Jezus, hem aanziende, beminde hem" (Mark. 10 : 21).
Niet dat er bladeren zijn is verwerpelijk, maar het is niet genoeg.
Jezus wil niet, dat de bladeren van dezen boom ten oordeel zullen worden gedoemd, maar dat er alleen bladeren zijn te vinden en geen vrucht, dat is de reden, waarom deze boom door des Heilands oordeel wordt getroffen.
Wij moeten niet zeggen en wij mogen nooit zeggen: Heere, neem al die uitwendigheden, die voorwerpelijke Schriftkennis, die belijdenis der lippen, die leer des geloofs, die zware dogmatische begrippen, neem ze maar weg, want dat is toch niets dan bladeren. Wij moeten niet praten van een „dominé's fabriek, als wij het hebben over de Theol. School, noch ook zoo alarmeerend spreken: weg met alle studie, weg met al die kennis — het is allemaal uit den booze. Weg met al die vormen, en al die bladeren. Wij moeten door den Geest worden onderwezen.
Maar dat leert deze bladzijde der Schrift niet.
Integendeel, de bladeren moeten er ook zijn, maar het moeten niet bladeren alleen zijn. Achter die bladeren en tusschen die bladeren, moet er vrucht te zien en te vinden zijn.
En zie, dat nu was juist niet het geval bij den vijgenboom.
Dat was een volle boom .. en tegelijk een leege boom.
Het was een bladerboom, maar geen vruchtboom.
En het is ten slotte om de vrucht te doen.
Vond niets dan bladeren.
Vond!
Zegt het ons niet duidelijk, dat wij hier hebben een werkzaamheid des Heeren, zoekende vrucht aan dezelve. Jezus heeft gezocht, of er tusschen die bladeren en achter bladeren ook nog vrucht te vinden was.
Wat zou hij verblijd en alreede voldaan geweest zijn, als hij vrucht, hoe klein dan ook, aan dezen boom gevonden had. Het gaat den Heere niet om de groote rijpe wel voldragen vrucht. Onze God is al verblijd, wanneer het hart zucht en de ziel roept om een kruimpje genade.
De Heere zoekt onzen levensboom af, of daar achter die bladeren, d.i. in de stilte, in het verborgene, nog een vrucht rijpt ten leven. Hij zoekt, of daar nog een zondaar in verootmoediging voor Hem buigt, of daar een hart in liefde voor Hem klopt. Hij zoekt er naar, of er achter de bladeren van al het kerkelijk belijden zich nog een vrucht ontwikkelt van een roerend gebedsleven, waar wordt gehoord: Heere, dat mijn naam niet alleen op het lidmatenboek der gemeente op aarde, maar bovenal in het boek des levens mag staan.
Zeker, hier zijn nog niet ten volle gerijpte vruchten van levensblijdschap in Christus, van levenskracht door Christus, van vrede met God om Christus, maar het gaat bij het afzoeken van den vijgenboom niet erom, of de vrucht al voldragen is, maar of er „vrucht" aan is.
Wanneer de Heere aan dezen boom nog enkele vruchten had aangetroffen, ik denk niet, dat het oordeel den boom getroffen; had. Maar hoe Jezus ook zoekt, hij vindt geen vrucht en om vrucht is het den Heiland te doen. Zegt Hij Zelf niet: hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, zoo gij veel vrucht draagt.
Vrucht!
Dat is niet iets, wat men eraan plakt, wat van buiten af eraan bevestigd wordt, maar wat van binnen uit, wat uit den wortel opkomt en opbloeit.
Vrucht is leven en levensgemeenschap.
Al wat wij aandragen aan kennisleer en veelheid van termen, al wat wij in bijna onbereikbare zwaarwichtigheid zoo ten toon spreiden, is nog geen vrucht waarin de Heere een welgevallen heeft, en waarvoor een plaats is in Gods schuren.
Wat zal er straks veel ten vure worden gedragen, wat thans alom geroemd wordt.
Vrucht is zoo stil en groeit in stilte.
Daarom is de psalm altijd „stilheid tot U o God."
In vers 18 lezen we: als Hij wederkeerde naar de stad, hongerde Hem."
Jezus zocht vrucht, want Hij begeerde te eten. Die vrucht was zijn voedsel. Wij moeten Jezus' spijze worden, en al meer zijn.
Hoe meer vrucht van waarachtig geloof en ootmoedig gebed, van strijden tegen de zonde en lust tot alle gerechtigheid, hoe meer wij zullen bouwen aan de liefelijke woning, waar boven staat: „toen verheugde zich Jezus in den geest."
De Heiland kan er de honger des lichaams om vergeten, wanneer Hij een ziel ten leven mag ontdekken, wanneer hij vrucht vindt aan den boom. Jezus' zielehonger is grooter, dan die zijns lichaams.
Denk er eens aan, wat de discipelen zeiden bij de Jacobsbron, toen Hij sprak met de Samaritaanse: „Meester, eet". Maar Hij zeide; mijn spijze is, dat ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng."
Juist daarom stemt het Jezus zoo droef, als Hij alleen bladeren en geen vrucht ontdekt. De eerste Adam had genoeg aan bladeren, maar de tweede Adam zoekt vrucht. Hij vraagt naar een levend geloof, naar een oprechte liefde, naar een ootmoedig volgen om het kruis achter Hem te dragen.
Hoe staat het met deze vruchten?
Ik denk aan ons volksleven.
Wanneer ik de vertooning, de bladertooi, de salonvroomheid wegdenk, wanneer ik die kerstmisdrukte en kermisdrukte, wanneer ik dat kerstspel en kijkspel, wanneer ik die Christelijke tooneelclubs en Christelijk comediespel schrap, en ik vraag naar geestelijke vrucht onder ons volk, en ik zoek naar een levende kennis van den Heere Jezus Christus, en ik zie naar een vlieden van de zonden en een jagen naar gerechtigheid, en ik denk aan den dag des Heeren en het onderhouden van Gods geboden — ai mij, waar is de vrucht!
Zeker, ons volk heeft groote mannen.
Wij hebben taalgeleerden, wij tellen kunstenaars. Wij noemen de namen van diplomaten, die de roem van Neerland tot ver over den oceaan hebben gedragen.
Maar waar zijn de kinderen Gods, die den naam van Nederland dragen voor den troon, en die de zonde van land en volk als Daniël voor zijn open venster belijden voor den Heere?
Wij zijn als volk nog niet vervloekt, wij zijn gespaard. Ik mag nog aannemen dat de Heere aan den breed getakten boom van ons volksleven nog hier en daar vruchten vindt. Er zullen nog tien rechtvaardigen zijn, die het bidden niet verleerd hebben en zelfs om der tienen wil zal ik ze sparen, heeft de Allerhoogste eens tot Abraham gezegd op den schrikkelijken dag van het oordeel over Sodom en Gomorra.
Vrucht — ja zij is er wel, maar het wordt al minder, omdat de „doorbraak" is in vollen gang.
De „doorbraak"! Dat is de schijngestalte van de eenheid; maar schijn bedriegt. „Doorbraak", dat is bladeren, maar geen vrucht. Dat is schijn zonder werkelijkheid. Dat is aanpassen aan dezen tijd, maar Jezus ging tegen zijn tijd in. Bladeren, maar geen vrucht.
Dit is een leeg leven, ook al wordt er nog zooveel leven gemaakt.
Bladeren én vrucht.
Dit is een vol leven, al schuilt het ook weg in de stilte, want de zachtmoedigen zullen de aarde beërven.
Bladeren én vrucht.
Die twee hooren samen.
Levensverbreeding moet gelijke tred houden met levensverdieping.
De buitenkant moet evenaren aan den binnenkant.
Geen boeken in prachtband!
Maar leesbare brieven van onzen Heere Jezus Christus.
De buitenkant komt van zelf als de binnenkant maar in orde is.
In mijn tuin staat een boom. Nog geen blad zit er aan. Maar de knop voor de vrucht kan ik al vinden.
Eerst de vrucht, en dan het blad.
Eerst levensvrucht, dan levensschoonheid.
Eerst innerlijke eenheid, .dan uiterlijke veelheid.
Eerst Gods werk naar binnen, dan komt van zelf Gods werk naar buiten.
En zoo niet — dan wacht er een oordeel, af te lezen in het voltrokken vonnis over den vijgenboom: en de vijgeboom verdorde terstond.

„Ontferm U onzer Heer, als wij slechts bloeiden.
En rijpten voor het naderend gericht.
Breek tot ons door, dat w'eind'lijk in Uw licht
Ontwaken, wij, door zond' en schuld verknoeiden,
Om, begenadigd, nog dit jaar te dragen
Die vrucht, waarnaar G'in dat gericht zult vragen."

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Schijn bedriegt (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1953

De Wekker | 4 Pagina's